Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |
23.
| |
[pagina 44]
| |
Het geschiede op een maendach
Datmen
Arenborchs vaendele vligen sach
Te Harlingen op den haven
Al waren de Goesen noch so sterck
30[regelnummer]
Wy willense veriagen
De Schipper vant schip heeft haer verraen
Hondert en vijf zijn daer gevaen
Soo alst is gebleeken
Sy worden te Harlingen gebracht
35[regelnummer]
De boyen mosten sy slepen.
Doen sy te Harlingen binnen quam
Daer stont so menich Wijf ende man
Sy beclagen haer allen soo seere
O rijck God hoe wil ons dit vergaen
40[regelnummer]
Dat weet ghy Godt den Heere.
Mijn
Heer van Arenborch wel genant
Hy was Stathouder over Vrieslant
Gesellen wat hebt ghy misdaen
Ghy hebt tegen
Coninges placaet gedaent
45[regelnummer]
Dat sal costen u leven.
Wi hebben tegen
Conincx placaet nie gedaen
Maer om de Inquisitie tegen te staen
om te beschermen de onnoselen haer leven
Daer toe hadden wy ons bereyt
50[regelnummer]
Daer toe hadden wy ons begeven.
Sy zijn na dat blochuys gebracht
Daer toe alle so seer besocht
Ga naar voetnoot52.
Haer gelt ende geweer benomen
Sy spraken, Stathouder weest wel gemoet
55[regelnummer]
Het sal u niet wel vromen.
Batenburchs sonen worden wech gesandt
Mit twee Heerschopen
Ga naar voetnoot57: al wt
Vrieslant
Op dat huis te Vilfoort zijn sy gelegen
Sy sullen wel wederom comen
60[regelnummer]
Mogen sy anders
Ga naar voetnoot60. leven.
De ons dit nieu liet eerst sanck
Dat was een Lantsknecht wt Brabant
Hy heft dat so wel gesongen
Hy heft te Harlingen gevangen gewest
65[regelnummer]
Den dans is hy ontsprongen.
Loff prijsdense God in eewicheyt
Wy bidden door u Mayesteyt
Wilt ons genade geven
Op datwy moegen zijn bereyt
Na u woorden te leven.
|
|