Geschiedkundige beschryving van de maan, deszelfs inwooneren en zyn beste regeerings-vorm in een tydvak van 4500 jaaren
(1794)–Anoniem Geschiedkundige beschryving van de maan– Auteursrechtvrij§. 147.'t Is waar, dat de erfopvolging vaak zeer en veele kwade gevolgen gehad heeft. Zy was de bron, dat de Vorsten niet alleen, maar ook anderen zich inbeeldden, dat hunne geboorte hun een voorrang boven alle andere menschen schonk, al bezaten die nog zulke groote verdiensten. Deeze waan is indedaad de bron van 't vergieten van bloed van veele onschuldige menschen geweest. Een yder, die niet vast staat op zyn eigen denkbeelden, zal toestaan, dat de meeste oorlogen uit de heerschzugt van gebooren Vorsten ontstaan zyn. Is 't niet waar, dat wanneer de een of ander onderdaan Troupen | |
[pagina 134]
| |
geworven en daar mede oorlog gevoerd hadt, dat men hem als een rebel, een algemeenen rustverstoorer en nog wel schandelyker zoude gestempeld hebben? Maar wat vryheid heeft nu de heerschzugtige Vorst om Troupen te werven en, wat nog meer is, die met geweld te pressen en vervolgends in een's anders land te vallen? Ontneemt den heerschzugtigen Vorst zyne geboorte, beschouwt hem als een' ygelyk ander mensch en gy zult bevinden, dat hy voor dien, welken gy te vooren een rebel, een oproermaker noemdet, niets vooruit heeft; hoe veel bloeds heeft deeze zotte waan derhalven niet verspild? Dit moet vervolgends, niet tegenstaande de erfopvolging, niet meer kunnen geschieden. Uit dien hoofde hadt Minos 't tot een grondregel gemaakt, dat geen Vorst meer dan een Vorstendom konde bezitten, en dat geen Vorstendom zoude moogen vergroot of verminderd worden, (§. 119, 120.) uitdien hoofde hadt Mi- | |
[pagina 135]
| |
nos den gezamently ken Ryksraden, maar geenszins den Vorsten toegestaan, om Soldaaten te werven of te houden of kanonnen te hebben. (§. 138.) Dit zoude het groote onheil vernietigen, het welk de erfopvolging der Vorsten dikwyls naar zich gesleept heeft en hier by zoude het voordeel blyven, welk het land allengskens aanwast, indien de Vorst, die eene erfopvolging heeft, van tyd tot tyd aan de verbeetering van zyn land denkt. (§. 146.) - |
|