§. 138.
Kanonnen, zeide Minos, zyn de voortbrengsels van vervloekte heerschzugt, en niet uitgevonden, om 'er wild mede te schieten, maar om 'er menschen mede te vermoorden. Niemand mag in de geheele Maan een Kanon hebben, dan het Congres; en buiten het Congres ook geene Soldaaten houden.