§. 115.
Neen, zeiden de Generaals en Officieren, zo trekken wy niet te rug. Wy hebben lang geweeten, dat Minos groot, edelmoedig en een menschenvriend was, maar zo groot en verheven, als hy waarlyk is, hebben wy ons van hem niet voorgesteld; wy hebben Veldslagen helpen bevechten: maar nooit het onheil, 't welk wy aangericht hebben, zo duidelyk ondervonden, als toen Minos ons noopte, om de gesteldheid van ons en van zyn volk, met oogen te beschouwen. Deze beschouwing hebben wy altyd vermyd, om dat ons ingescherpt wierd, dat zulks voor den heldenmoed eens soldaats nadeelig was. Vervloekt zy de drift der Grooten, welken de heerschzugt