§. 116.
Daar by heeft de groote Minos, ons niet als vyanden; maar als vrienden behandelt. Hy laat ons naar ons Vaderland, tot onze ouders, tot onze vrouwen, tot onze bloedverwanten in vrede te rug reizen. Nog niet genoeg. Hy geeft aan elk zo veel gelds, dat hy zyn te rug reize gemakkelyk kan volbrengen. Wat zullen wy hem daar voor vergelden? Wy zyn thands zonder Koning, zonder Opperhoofd; en dus belet ons niets, om hem den eed van trouw en gehoorzaamheid te zweeren, eer vertrekken wy niet, voor dat dit geschied is. Zy zwoeren en reisden in vrede. -