Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Deel 2. 1138-1558
(1988)–Anoniem Gesta abbatum Trudonensium– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Tweede boek
| |
Inlassing.Omstreeks die tijd ontbrandde een verbitterde strijd tussen de heer van AwansGa naar eind1 met zijn familie enerzijds en de familie van de Waroux anderzijds. In dat jaar werd de heer van Awans tijdens een treffen in open veld door de Waroux, zijn tegenstanders, gedood. | |
Inlassing.In dat jaar werd de H. Lodewijk, koning van Frankrijk, door paus Bonifatius VIII gecanoniseerd. | |
Inlassing.In dat jaar deed de Franse koning FilipsGa naar eind2 met een grote legermacht een inval in Vlaanderen en nam Brugge, een bloeiende | |
[pagina 131]
| |
stad, en nog andere steden, in; graaf Gwijde en zijn oudste zoon RobrechtGa naar eind3 nam hij gevankelijk mee naar Frankrijk en sloot ze op in een kerker, hun ten laste leggend dat ze tegen hem hadden samengespannen met de Engelse koning Edward.Ga naar eind4 | |
1298 Inlassing.In 1298 werd de Rooms-koning Adolf met een grote menigte van de zijnen gedood door het leger van Albert, hertog van Oostenrijk, zoon van Rudolf, voormalig Rooms-koning. Het jaar nadien werd deze hertog door de vorsten van het Rijk tot Rooms-koning gekozen en gekroond.Ga naar eind5 | |
2. 1299In het jaar 1299 stelden enkele wisselaars hun wisselbanken op in het stadsdeel waar de bisschop van Luik jurisdictie had, waar zij hun bedrijf onrechtmatig uitoefenden buiten het gebied van onze kerk. Toen de abt dit vernam, gaf hij opdracht hun banken midden op het marktplein te brengen, trapte ze daar persoonlijk in elkaar en liet ze tot brandhout hakken. Door een beslissing van de schepenen behoorde het recht tot wisselen de abdij toe, zoals het muntrecht aan de bisschop behoorde; deze verdeling was reeds sedert verre tijden overeengekomen tussen de kerk van Metz en de onze. Dat was dan ook, nadat de abt de wisselbanken in het gebied van de bisschop had vernietigd, de reden waarom alleen nog Petrus, een geacht inwoner van onze stad die later schepen werd, uit naam van de abt binnen het rechtsgebied van onze kerk een wisselkantoor hield in een huis naast de klerkenkapel. | |
1300 Inlassing.In 1300 werd Hugo van Chalons door kapittel en burgers van Luik bij de Romeinse Curie beschuldigd wegens verscheidene baldadigheden, die naar men beweerde, zijn broer Jan van Chalons met toestemming van de bisschop bedreven had. Wegens deze beschuldiging werd de bisschop persoonlijk opgeroepen en, voor paus Bonifatius verschijnend, werd hij uit zijn bisschopsambt ontzet, dat nu werd overgedragen aan Adolf van Waldeck, die daar aanwezig was. Sommigen zeggen dat de paus aan Hugo een kleiner bisdom verleende.Ga naar eind6 | |
Inlassing.In dat jaar kwam de gemeente van Brugge in opstand tegen de machtigen van de stad, die een belasting hadden opgelegd en doodde er velen. | |
Voorts.Omstreeks die tijd wierf abt Adam een bekend architect aan met de bedoeling de hoofdtoren, die jaren geleden ten tijde van abt Willem I ingestort was, weer op te bouwen. Toen de architect een | |
[pagina 132]
| |
plan voor grootse bouwwerken had ontworpen, zoals het hem passend voorkwam, maar dit ontwerp niet in de smaak viel van de abt, die op de uitgaven wilde bezuinigen, zei hij: ‘Indien dit weloverwogen plan u niet bevalt, dan heb ik liever dat gij een andere aannemer zoekt, die zich meer naar uw wens wil schikken dan naar de vereisten van het gebouw.’ Daarop trok hij zich terug en er kwam een ander, die de toren opbouwde tot aan de klokken. | |
1301 Inlassing.In 1301 annexeerde de Franse koning het graafschap Vlaanderen; hij stuurde verscheidene edelen naar Brugge om de stad te straffen voor het optreden van haar gemeente het jaar voordien. De burgers kwamen in opstand tegen de boden van de koning en doodden ze allen; daarop kozen ze tot hun kapitein iemand uit het ambacht van de wevers, zekere Pieter;Ga naar eind7 op zijn aanraden zwoeren alle burgers samen tegen de koning en van de ene plaats naar de andere mannen uitsturend, doodden ze alle aanhangers van de koning, dusdanig dat ze in Aardenburg vierduizend man doodden en zich meester maakten van hun bezittingen. | |
Inlassing.In datzelfde jaar werd Adolf van Waldeck met praal door de Luikenaren als bisschop ingehaald; hij overleed nog in de loop van dat jaar en werd opgevolgd door Theobald, broer van de graaf van Bar.Ga naar eind8 | |
Inlassing.In het volgende jaar verdroegen de zonen van Gwijde, de graaf van Vlaanderen, het niet langer dat hun vader en hun oudste broer door de Franse koning gevangen werden gehouden; ze wonnen voor hun opvatting ook hun neef, de graaf van NamenGa naar eind9 en andere familieleden, zelfs de eerder genoemde Pieter met de burgers van de Vlaamse steden en sloegen het beleg voor de burcht van Kortrijk, waar de schat van de koning bewaard werd. Toen de koning dat hoorde, stuurde hij zijn neef Robert, zoon van de broer van de H. Lodewijk, de vroegere koning,Ga naar eind10 met een schare vorsten uit Frankrijk en andere provincies om die belegering van de Vlamingen te breken. Dezen weken evenwel niet en hoewel weinig talrijk tegen een overmacht, maakten ze zich klaar voor een gevecht te voet, beschutting zoekend achter een niet zo diepe sloot, terwijl de Fransen vol zelfvertrouwen te paard bleven. Men geraakte dus slaags; aanstormend op hun tegenstanders kwamen de Fransen ten val in de bedding van de sloot. Degenen die in de eerste linie vochten, werden door de opdringende menigte in de afgrond geduwd, waarna | |
[pagina 133]
| |
de volgende rij op haar beurt door degenen die na hen kwamen ellendig ten val werd gebracht en omkwam zonder dat het zwaard van een vijand daaraan te pas kwam. Toen aldus de eerste en de tweede linie waren omgekomen, hoewel slechts enkelen door het zwaard waren geveld, vatten de Vlamingen, die al klaar stonden om te vluchten, moed en doodden meedogenloos alle Fransen die aan het gevaar hadden kunnen ontsnappen. Nu trad de derde linie aan; ook zij kon geen roem oogsten maar sloeg op de vlucht. Talrijke Vlamingen zetten de achtervolging in; toen de Fransen een moeras inreden, denkend daarlangs te kunnen ontkomen, verzonken ze daar met hun paarden en slechts weinigen geraakten eruit. Diegenen, die door het moeras geraakten, werden aan de overzijde afgemaakt; slechts een ridder uit Brabant kon het leven behouden, omdat hij, door bekenden gevangen genomen, in veiligheid werd gebracht. In dat gevecht sneuvelden de graaf van Arras met talrijke volgelingen, heer Godfried van Brabant, broer van hertog Jan, met drie baronnen, namelijk Jan van Virson, zijn zoon, de heer van Wezemaal en de heer van Boutersem, voorts vele andere aanzienlijken uit Brabant. Ook de oudste zoon van de graaf van Henegouwen met velen uit Lotharingen, uit de Provence en uit Gascogne; hun aantal werd geraamd op 8.000 man, edelen en ridders. | |
Inlassing.In diezelfde tijd braken er tegen de bisschop van Luik, de kanunniken, de clerus en de schepenen, erge onlusten uit onder de inwoners van Luik en van andere steden. | |
3. 1302In 1302 was Christiaan van Wilderen gehuwd met vrouwe Van de Bos, de weduwe van een ridder. Vrienden van haar eerste echtgenoot beletten hem het vrije gebruik van de goederen en bezittingen, die toebehoorden aan de vrouw die hij had gehuwd. Daarover had hij zich reeds herhaaldelijk beklaagd bij de schepenen; tot hen wendde hij zich om recht te doen geschieden, omdat haar goederen binnen het rechtsgebied van onze stad gelegen waren. Maar hij boekte geen resultaat omdat deze schepenen, naar werd gezegd, onder aandrang van de tegenpartij de behandeling van de zaak van dag tot dag uitstelden. | |
21 dec.Daarom bracht deze Christiaan, samen met zijn drie broers, op 21 december het hem aangedane onrecht voor de gezagdragers in de stad, van wie hij er velen persoonlijk had bijeengeroepen, en vroeg hun hulp. Bij die gelegenheid werden de inwoners van onze | |
[pagina 134]
| |
stad tegen de schepenen opgeruid; ze riepen zekere Walter van Diest, Wouterman geheten, tot hun kapitein uit. Toen op 7 juli van het volgende jaar de inwoners van de stad weer bijeengeroepen waren, lieten Wouterman en zijn aanhangers de schepenen gevangen nemen en stelden hen onder bewaking in de kelder van het huis der Lombarden. Om hen te bevrijden, had Arnold, graaf van LoonGa naar eind11 en onze voogd, samen met de abt, reeds vóór het middagmaal pogingen gedaan; toen beiden daarna plaats hadden genomen in de ontvangstzaal om er het middagmaal te gebruiken, ontstak het volk in woede, toen het ontdekte dat Arnoldus Probus, een schepen, uit de stad was gevlucht; men greep naar de wapens en riep dat ze de graaf bij zich wilden hebben. Daarom drongen ze met geweld de kloosterpoort binnen en braken de deur van de zaal open; intussen was de abt opgesprongen van tafel en was zich gaan verschuilen op een geheime plaats; de graaf, als voogd opgevorderd en gedwongen met hen mee te gaan naar de woning van de genoemde Arnold Probus, gaf de eerste slag met een gerechtsroede en onmiddellijk drong een hele groep in het huis, brak het af tot op de grond en plunderde het. Vervolgens trokken ze tot buiten de Stapelpoort en verwoestten daar de wijngaard van Arnoldus Probus. | |
Voorts.Terugkerend naar het marktplein doodden ze, zonder aanleiding, Arnold, zoon van heer Robert van Gelinden. | |
Voorts.Daarna begaven ze zich weer naar de kloosterpoort; daar liepen er enkelen met getrokken zwaard heen en weer. Dit wekte angstgevoelens bij verscheidenen van onze medebroeders en heren, dusdanig dat drie van hen over de muur van de hoeve klommen en op de vlucht wilden slaan, maar een van hen viel en brak of ontwrichtte daarbij zijn arm; stadbewoners brachten hen terug naar het klooster en lieten hen niet ontsnappen. | |
12 juliIntussen was het tumult bedaard en op 12 juli kregen de schepenen toestemming om uit gevangenschap vrij heen te gaan; omstreeks het uur van het avondmaal vertrok de abt samen met de graaf in het geniep naar veiliger oorden; zij namen de schepenen met zich mee; beide schouten volgden met de ondervoogd, uit vrees voor de kapiteins van de gemeente die, na hun uitdrijving, de rechtsmacht voor zich opeisten. | |
Over hetzelfde onderwerp.Toen in hetzelfde jaar onze schout Johannes van Winde zekere nacht terugkeerde van de plaats waar abt | |
[pagina 135]
| |
Adam vertoefde en de stad heimelijk wilde binnenkomen langs de poort van het Vissegat, werd hij door belagers aangerand en zwaar verwond, waarna hij zich naar het klooster spoedde. Toen de gemeente dat vernam, werd ze opgehitst de wapens te grijpen, kwam bijeen vóór onze poort, sloeg er met mokerslagen op en drong erop aan dat de schout in hun handen zou uitgeleverd worden; prior Hendrik van Rijkel en andere ouderen, die van boven op de poort hen uitvoerig te woord stonden, smeekten hen zich midden in de nacht van geweld te onthouden. Door die nederige smeekbeden bedaarden ze en op aanraden van Wouterman keerden ze eindelijk huiswaarts. | |
4. 3 dec.Op de dag vóór Sint-Barbara van datzelfde jaar bevond de abt zich te Alken, een hof van de bisschop, waar hij met hem netelige kwesties te bespreken had. Daar kwam in het geheim een bode, die hem de raad gaf niet naar Nieuwenhoven terug te keren om daar te overnachten. Toen de abt dat hoorde, maakte hij zich klaar om ongemerkt naar Kerkom te gaan om daar bij zijn broer Godfried de nacht door te brengen. De kapiteins van de gemeente hadden intussen een geheime vergadering gehouden en spoedden zich omstreeks middernacht naar Nieuwenhoven om de abt gevangen te nemen en met zich mee te voeren. Met een bende gewapenden bereikten ze de binnenplaats, doorzochten alles maar zagen in dat ze bedrogen uitkwamen in hun snode plan, omdat ze wel moesten constateren dat de abt er niet was. Daarom werden ze woedend, staken de verdieping in brand, doodden vijf paarden, reten met hun zwaarden verscheidene bedden open en deden de wol in het rond vliegen; ze roofden nog wat gebruiksvoorwerpen en dropen af. Intussen was het dag geworden; onze beheerder van het buitengoed laadde nu de in Nieuwenhoven gedode paarden en de met zwaarden opengereten matrassen op wagens en liet ze in het midden van het marktplein werpen; toen omstreeks het uur van de priem de bewoners naar het schouwspel kwamen kijken en de pluimen uit de scheuren in de matrassen neerdwarrelden en overal rondvlogen, sprak broeder Nicolaas met een stem als een klok: ‘Zie, inwoners van deze stad, welk geweld, gepaard met brandstichting en diefstal, onze medeburgers mijn heer, de abt, te Nieuwenhoven hebben aangedaan!’ De inwoners zagen nu vol verbazing wat was gebeurd en dat beviel hun helemaal niet. De abt zelf begaf zich, samen met zijn schepenen, met spoed naar Aken en, de schepenbank aldaar inlichtend over al het onrecht dat | |
[pagina 136]
| |
hem was aangedaan, smeekte dat zij op gepaste tijd naar onze hoeve te Donk zouden komen om de aanranders aan te klagen. | |
Over dezelfde gebeurtenis.Na de terugkeer van de abt uit zijn verblijf te Aken werd er, de vijfde dag na de gruweldaden te Nieuwenhoven, een interdict uitgesproken over de hele stad. Na enkele dagen namen de pastoors van de kerken en andere priesters, veiliger plaatsen opzoekend, hun toevlucht op onze hoeve te Donk. | |
5. 4 febr. 1304Op 4 februari 1304 dienden de bisschop van Luik, Theobald, de abt, Adam, en de graaf van Loon, Arnold, met een talrijke schare uitgelezen krijgers, samengekomen in het veld tussen de stad en Brustem, aan een weg die in de ene richting naar Bautershoven, in de andere richting naar Heirstake leidde en vergezeld van de schepenen van Aken, die ze speciaal voor deze zaak hadden uitgenodigd en ook van al de schepenen van Sint-Truiden, na rijp beraad een klacht in tegen de stadbewoners wegens de eerder beschreven gewelddaden en in het bijzonder tegen bepaalde personen die zich het gezag in de stad wederrechtelijk toeëigenden. Toen de schepenen de aanklacht hadden gehoord, hielden zij de gerechtszitting op de genoemde plaats precies op een dusdanige wijze, dat de zitting half in het rechterlijk district van de bisschop, half in dat van de abt plaatsvond, omdat de districten van de beide heren daar aan elkaar grensden. Niettegenstaande de schepenen nu daar vergaderd waren, gebeurde er niets, omdat de banklok niet werd geluid. Voor 100 pond Tournoois werd een trouwe dienaar bereid gevonden, die heimelijk naar de abdij werd gestuurd; hij beklom er de toren en luidde lange tijd de banklok. Omdat de schepenen verhinderd waren binnen de stad zelf hun rechterlijke taak te vervullen, veroordeelden ze hier, nu door beide schouten de sommatie was gedaan en het gelui van de klok was gehoord, Wouterman van Diest, de vier broers van Wilderen, Hendrik, Walter, Gunter en Christiaan, Johannes, zoon van Johannes en Herman Wisselere wegens majesteitsschennis en ontnamen hen ereambt, alle recht, eigendom en andere goederen. Toen de klok zo lang bleef luiden, kwamen de stadbewoners gewapend naar het marktplein; zodra ze daar vernamen dat krijgers waren verzameld op het veld, verlieten ze gewapend de stad en stelden zich in het gelid in de vlakte achter de tuinen van de buitenwijk; maar op aanraden van de graaf keerden ze terug in de stad. Toen alles aldus was afgehandeld, keerden de heren met hun gevolg weer huiswaarts. | |
[pagina 137]
| |
Nu de verbanning tegen deze mannen was uitgesproken, begonnen vele stadbewoners die kapiteins in de steek te laten, zeggend: ‘Wij willen niet om hunnentwille in de handen vallen van onze heren.’ Toen ze dat beseften en ze zich van dag tot dag meer in de steek gelaten voelden, lieten de veroordeelden alle hoop op hulp van anderen varen en in minder dan vijftien dagen hadden ze, onder tranen en gejammer, vrouw en kinderen achtergelaten en de stad verlaten, om van de grootste rijkdom in armoede terecht te komen. | |
1304 Over hetzelfde onderwerp.Na al deze gebeurtenissen kwam het volk dat jaar nog tot bezinning en sloot vrede met zijn heren: er kwam verzoening. Als schadevergoeding kenden ze hun heren 3000 pond Tournoois toe; daar kwam nog bij dat zij, zoals passend voor fatsoenlijke lieden, hun heren zouden moeten tegemoet gaan tot Nieuwenhoven waar ze eerder hun plundering en nachtelijke brandstichting hadden bedreven. | |
26 mrt.Zo gingen dan op Witte Donderdag, dat jaar 26 maart, uit naam van het verzamelde volk, enkele prominenten die aan de zeven eerder vermelde kapiteins tijdens hun baldadigheden hulp hadden verleend en sympathie betuigd, blootsvoets en blootshoofds, enkel gekleed in een linnen hemd op weg. Toen ze bij de bewuste hoeve kwamen, bogen ze de knie en met de handen in elkaar geslagen vroegen ze nederig vergiffenis aan hun heer, de abt, en aan het convent; ze werden weer in vriendschap opgenomen. Processiegewijze, twee aan twee, gevolgd door de abt en het convent, keerden ze terug tot in de kloosterkerk. Daar hielden ze halt en bleven ze staan tot de hymne ‘Te Deum laudamus’ beëindigd was. | |
Over hetzelfde onderwerp.Toen de Paasdagen voorbij waren, werden verscheidene stadbewoners, die Wouterman en zijn medeplichtigen trouw bleven en van de heren geen genade verkregen, veroordeeld en verbannen.Ga naar eind12 | |
1304 Inlassing.Paus Benedictus XI, die de door zijn vijanden gedode Bonifatius in dat jaar opvolgde, behoorde tot de Orde van de Predikheren.Ga naar eind13 In de tijd dat hij nog novicenmeester van zijn orde was of provinciaal, kwam hij eens naar onze stad en werd op het middagmaal bij de abt uitgenodigd. Toen hij de binnenhof betrad, werd hem door een prominente persoon in het oor gefluisterd dat het gesprek met de abt in het Frans, niet in het Latijn, zou verlopen. Dat hoorde hij met genoegen want het hield de belofte in van gemoedelijkheid en | |
[pagina 138]
| |
vertrouwelijkheid. Beiden vonden het genoeglijk samen een gesprek te kunnen voeren zonder hun hoge status te moeten in acht nemen. Zo verliet de hoge gast de binnenplaats met de betuiging van zijn dankbaarheid. Enige tijd later promoveerde deze pater tot kardinaal en dit jaar werd hij tot paus gewijd. Nog in hetzelfde jaar werd door onze abdij een gezantschap naar de Curie te Rome gestuurd om enkele moeilijkheden te bespreken. Toen de paus ingelicht werd, riep hij de gezanten bij zich en vroeg hun of het om een probleem ging van die abt, die geen Latijn kende, maar die hem onlangs in het klooster van Sint-Trudo een zo gezellige maaltijd had bereid. Op hun bevestigend antwoord gaf de paus opdracht dat men zonder uitstel aan elk punt van hun verzoek een gunstige oplossing zou geven. | |
6 juli 1304Deze paus was nauwelijks 9 maanden in functie toen hij overleed. Clemens V volgde hem op, de eerste die zijn hof overbracht van Rome naar de Provence.Ga naar eind14 | |
Inlassing.In dat jaar werd op aanvraag van de smeden van de stad van Sint-Trudo, op hun kosten, maar met toestemming van abt Adam en van Hendrik, de plebaan van de O.-L.-Vrouwekerk, een kapel ter ere van de H. Eligius gebouwd en daarin een gedoteerd altaar gewijd; zo ontstond het gilde van de broederschap van de smeden. | |
Inlassing.In dat jaar kwam in bijna geheel Lotharingen en vervolgens overal in Brabant op onweerstaanbare wijze de gemeente in het bezit van de macht. Maar in Brussel bleven de patriciërs, die door de gemeente verbannen waren, zich verzetten en, met hulp van de hertog, dreven ze het leger van de gemeente op de vlucht; velen werden gedood, vijfenveertig werden geradbraakt, anderen uit de streek verbannen. | |
Inlassing.In het volgende jaar werd de vrede hersteld tussen de Franse koning Filips en de Vlamingen; graaf Gwijde werd met zijn zoon Robrecht, na afstand van Vlaams gebied aan Frankrijk, uit de boeien bevrijd en mocht naar zijn graafschap weerkeren. | |
1307 Inlassing.In 1307 werden de Tempeliers in heel Frankrijk gevangen gezet; op het concilie van Lyon in het volgende jaar werd, op aandringen van de koning en op beschuldiging van wandaden, hun orde door paus Clemens definitief afgeschaft. Zo waren, naar men beweert, de hebzucht van de paus en de grillen van de koning oor- | |
[pagina 139]
| |
zaak, dat veel onschuldigen omkwamen, want allen werden op een vastgestelde dag op de brandstapel gebracht. Hun goederen werden onverwijld toegewezen aan de broeders van de Orde van Sint-Jan, die vooraf de paus een enorme som geld hadden ter hand gesteld; de privilegies, die de Tempeliers genoten, werden nietig verklaard, maar na een bijkomende som te hebben ontvangen, stond de paus aan de Johannieten nieuwe privilegies toe.Ga naar eind15 | |
Inlassing.In datzelfde jaar ontstond grote onenigheid tussen de volkspartij en de leidende klassen te Luik, dusdanig dat bij afwezigheid van de schepenen, die de stad hadden verlaten, bisschop Theobaldus een sterk leger verzamelde met de bedoeling een groot aantal van de volkspartij te Vottem te laten verbannen. Maar toen het hele volk zich gewapend verzette, werd de ruzie bijgelegd.Ga naar eind16 | |
6. 1308In 1308 werd bij scheidsrechterlijke beslissing tussen de abdij van Sint-Trudo en het klooster van Sint-Catharina te Mielen overeengekomen dat de priores en het convent aldaar aan hun prior, die bestendig of bij tussentijden bij hen verbleef, eenzelfde prebende aan voedsel en kleding zouden verschaffen als een medebroeder in de abdij van Sint-Trudo ontvangt en aan zijn dienaar de kost zouden geven. | |
1 mei Inlassing.Op 1 mei 1309 werd de Rooms-koning Albert, moordenaar van zijn voorganger Adolf, tijdens het twaalfde jaar van zijn regering gedood door zijn neef, wiens domein hij had bezet.Ga naar eind17 Nog in hetzelfde jaar werd een edelman uit het huis van Luxemburg tot Rooms-koning gekozen;Ga naar eind18 hij werd op DriekoningendagGa naar eind19 te Aken gekroond. Zijn verkiezing werd in de loop van het jaar door paus Clemens bekrachtigd. | |
Inlassing.In dat jaar kwam een grote volksmenigte in beweging, mannen en vrouwen, uit verscheidene streken van Lotharingen en uit steden, burchten en dorpen van over de Rijn; niemand had deze tocht gepredikt, maar die mensen namen spontaan het kruis op. In die tijd was er te Tienen een vrouw door Joden gedood. Toen geen veroordeling volgde, omdat de Joden zich met een grote geldsom hadden vrijgekocht, en toen later het lijk van deze gemartelde vrouw werd teruggevonden, vervolgde die voorttrekkende massa overal de Joden; indien ze weigerden Christus te belijden, doodde men hen zonder onderscheid; de burchten en versterkingen waarin ze hun toe- | |
[pagina 140]
| |
vlucht zochten, verwoestte men; tenslotte belegerde een troep van twaalfduizend man zelfs Genappe, een burcht van de hertog van Brabant. Hertog Jan bracht een leger in slagorde en streed zelf in de eerste gelederen; terstond geraakte de menigte in paniek en nam de vlucht; de hertog doodde er velen en dreef de rest uit zijn gebied. Enkele maanden later daagden ze met veertigduizend man op voor de Romeinse Curie en drongen er op aan dat paus Clemens hun overal vrije doorgang zou toestaan. De paus vond evenwel dat zij geëxalteerd waren en dat zij hun actie zonder veel overleg waren begonnen; hij ontsloeg hen van geloften, die ze hadden afgelegd zonder inachtneming van de pauselijke richtlijnen; daarop keerden ze in grote verwarring naar hun haardsteden terug. | |
1309 Inlassing.In datzelfde jaar veroverde en bezette het leger van de Christenen samen met de Hospitaalridders Rhodos en vijf eilanden in de omgeving, nadat de Hospitaalridders ze eerder al gedurende vijf jaar hadden belegerd; de daar wonende heidenen en Turken werden gedood of uitgedreven.Ga naar eind20 | |
Inlassing.In datzelfde jaar trok Hendrik, als Rooms-koning de zesde,Ga naar eind21 met talrijke vorsten en edellieden, bij wie zich de bisschop van Luik, Theobald, had aangesloten, naar Italië; hij nam talrijke steden in en maakte zich na een zegerijke strijd ook meester van Milaan, waar de Welfen hem weerstand boden en waar hij zich de ijzeren kroon opzette. | |
1310Vervolgens nam hij na een lange belegering Brescia in, een vermaarde stad, en sloopte haar vestingmuren. Tijdens de bestorming van deze stad werd zijn broer Walram, heer van La Roche, door een pijl dodelijk getroffen. In dat jaar bracht de koning de Welfen en de koning van SiciliëGa naar eind22 een beslissende nederlaag toe, waardoor hij geheel Lombardije en een groot gedeelte van Etrurië aan zich onderwierp. In dat jaar werden vele flinke mannen, ook zijn koninklijke gemalin,Ga naar eind23 en Willem, graaf van Gulik, Gerard van Kassel, Johannes van Agimont, broer van de graaf van Loon, uit hun midden weggerukt door het ongewone klimaat. | |
Inlassing.In het volgende jaar deed de koning met zijn leger zijn intrede in Rome; terwijl hij zich naar de kerk van de H. Petrus begaf, stuitte hij op weerstand van de koning van Sicilië, van Welfen, van aanhang van de Orsini, aan wie de meerderheid van de Romeinse bevolking haar steun verleende. | |
[pagina 141]
| |
1312Er werd een vinnige strijd geleverd terwijl ze door de straten marcheerden, waarbij talrijke bekende mannen sneuvelden; aan de zijde van de Duitse koning dient onder meer vermeld de bisschop van Luik, Theobald, die gedood werd, hoewel hij reeds was gevangen genomen.Ga naar eind24 Tenslotte werd de koning, die het grootste gedeelte van de stad reeds in zijn macht had, in Sint-Jan van Lateranen tot keizer gezalfd door twee kardinalen, die paus Clemens daartoe had afgevaardigd.Ga naar eind25 Hij liet nu een wachtpost van enkele getrouwen achter in Rome, verliet zelf de stad en onderwierp door bestorming of belegering bijna alle steden, vestingen en burchten in Etrurië, Campanië en Lombardije. | |
1313Na de weerspannigen op allerhande wijzen te hebben terechtgesteld, ging hij Florence belegeren en begaf zich vervolgens naar Pisa. | |
7. 4 mei 1311Op 4 mei 1311, een tijd dat er godsvrede bestond tussen de familie van Stapel en Otto Militis en diens familie, had deze Otto omstreeks het uur van de priem zijn familieleden bijeengeroepen en gewapend trokken zij een huis binnen aan de zuidzijde van de markt, onder het volk ‘der Moer’ geheten. Daar bracht iemand de zonen en neven van Otto de melding: ‘Zie, onze vijanden gaan reeds de kerk van O.-L.-Vrouw in.’ Onmiddellijk, zonder hun vader en hun vrienden te raadplegen, gingen daarop de broers Damiaan en Nicolaas, zonen van Otto, en zijn neef Nicolaas met zeven anderen in blinde woede de kerk binnen tijdens de misviering en overvielen Walter Burgelken, een ridder en diens familieleden, Arnold, bijgenaamd Heere, en een andere Arnold, zijn neef, die helemaal geen hinderlaag verwachtten, aangezien er godsvrede was afgekondigd; ze werden verdreven van het altaar, waar een mis gecelebreerd werd, naar het hoogkoor; daar zochten ze bescherming maar werden daar gedood niettegenstaande hun manhaftig verweer. Verder gaande in het portaal vielen de aanranders heer Albertinus aan, een ridder en schepen, en brachten ook hem een dodelijke wonde toe, waaraan hij enkele dagen later overleed. Na verloop van de voorgeschreven tijd werd deze heiligschennende wandaad door een vonnis van de schepenen als volgt bestraft: de reeds genoemde Otto Militis werd door de schout aangemaand en door een vonnis van zijn medeschepenen werden zijn twee zonen, Damiaan en Nicolaas, zijn neef Nicolaas en hun zeven medeplichtigen veroordeeld en verbannen. Bovendien werd in | |
[pagina 142]
| |
het openbaar verklaard dat het huis, van waar de schuldigen gewapend waren vertrokken, diende afgebroken en in brand gestoken te worden; daar het bewuste huis gelegen was in het rechtsgebied van de bisschop van Luik, werd ook beslist dat hout en stenen van dit gesloopte huis binnen het district van de abdij zouden gebracht worden en dat men daar een brandstapel zou aanleggen. Dat gebeurde dan ook ongeveer in het midden van het marktplein. | |
8. 1312In het jaar 1312, dat is tijdens het vierde regeringsjaar van Hendrik VII, tijdens zijn tweede keizersjaar, werden de broeders van het convent van Sint-Paulus te Utrecht het niet eens over de opvolging van hun overleden abt. Tenslotte bereikten ze overeenstemming als abt te aanvaarden de man die Gwijde, de bisschop van Utrecht,Ga naar eind26 hun zou aanwijzen. Ernstig nadenkend herinnerde de bisschop zich dat hij tijdens zijn studietijd te Parijs bevriend was met een medestudent uit de abdij van Sint-Trudo, die begaafd was op velerlei terrein van de wetenschap en de anderen in welbespraaktheid en goede manieren overtrof. Naar hem stuurden ze onmiddellijk een bode en vroegen hem te overwegen of hij het abbatiaat bij hen wilde aanvaarden. Na beraad met zijn abt, dom Adam, en met zijn vrienden dankte hij hen en aanvaardde zijn verkiezing. Abt Adam nodigde daarop de Luikse wijbisschop uit, die op de heilige Paasdag in onze kloosterkerk deze Hendrik van Rijkel, prior van onze abdij, plechtig tot abt van Sint-Paulus wijdde, in tegenwoordigheid en met assistentie van de abt zelf ter rechterzijde en van de pastoor van de kerk te Brustem, voormalig abt van Averbode, aan de linkerzijde. Dezelfde dag wijdde hij hier ook enkelen tot acoliet. De aldus gewijde abt nodigde de daarop volgende donderdag een aantal prominenten uit tot een plechtigheid en droeg een hoogmis op. Nadat alle plichtplegingen waren volbracht, rustte abt Adam zijn ambtgenoot abt Hendrik rijkelijk uit met kleren en andere benodigdheden en zorgde ervoor dat hij door geschikt dienstpersoneel naar het klooster van Sint-Paulus werd begeleid. | |
Over hetzelfde onderwerp.Abt Hendrik werd met veel eerbetoon onthaald door bisschop Gwijde van Utrecht en met grote vreugde door het convent van het klooster als abt geïntroniseerd. Nadat hem in de kapittelzaal door alle monniken één voor één gehoorzaamheid was beloofd, zoals dat gebruikelijk is, begon hij enthousiast de buitensporigheden van enkelen, die zich niet aan de tucht onderwier- | |
[pagina 143]
| |
pen, te beteugelen en zijn ondergeschikten met woord en daad tot naleving van de leefregel aan te sporen. Toen hij reeds enkele jaren zonder resultaat zijn uiterste best had gedaan om hun overtredingen van de monachale tucht te beperken, begon hij vol heimwee weer te verlangen naar de plaats vanwaar hij vertrokken was en bereid om genoegen te nemen met de prebende van een eenvoudig monnik, zo hij die kon verkrijgen, wilde hij daarheen terugkeren. Maar niettegenstaande zijn hartstochtelijk verzoek verkreeg hij die toestemming niet. Gedurende ongeveer het laatste halve jaar van zijn leven sprak hij nog nauwelijks; hij hield zich evenwel op de been en treurend om de tuchteloosheid van zijn zonen overleed hij in de Heer. | |
23 apr. 1312In het vroeger vermelde jaar 1312, tijdens de octaaf van Pasen, op Sint-Joris-dag,Ga naar eind27 werd de O.-L.-Vrouwekerk, die het vorig jaar ontwijd was, door de wijbisschop van de vacante bisschopszetel te Luik herwijd. Vandaar volgende versregels: Volk van Sint-Truiden, jubel
nu, op deze zonnige dag van Sint-Joris,
nu gij het woord ‘blij’ moogt herhalen,
nu uw kerk weer is gewijd!Ga naar eind28
| |
23 aug. Inlassing.Op de dag vóór Sint-Bartholomeus in datzelfde jaarGa naar eind29 overviel Willem,Ga naar eind30 kasteelheer van Waremme, met zijn mannen bij Veert heer Hendrik van Hermalle die op niets voorbereid was; hij verwondde hem ernstig en doodde zijn neef Johannes van Facon. Deze daad van Willem, die tot de familie van de Awans behoorde, wekte het ongenoegen van verscheidene van zijn vrienden, in die mate zelfs dat ze overliepen naar zijn vijanden, de Waroux. | |
Inlassing.In datzelfde jaar, terwijl de bisschoppelijke zetel nog altijd vacant was,Ga naar eind31 rees een geschil tussen het kapittel en de graaf van Loon, Arnold, aangaande de voogdij over de streek. De graaf en de aanzienlijken van de stad en van de streek beweerden, dat zolang de zetel vacant bleef, de voogdij over het bisdom aan de graaf toekwam; daartegen verzette zich het Luikse kapittel, dat de volledige steun genoot van het gewone volk. Zij verkozen de Luikse proost Arnold van Blankenheim, een adellijk man. Daarom rukte de graaf met een talrijke krijgsmacht op 10 augustus na zonsondergang de stad binnen. Toen de stilte van de nacht was neergedaald, wilden schepenen en aanzienlijken uit de stad de vrije teugel geven aan de haatgevoelens, die zij, naar men beweert, reeds lang koesterden tegen kapittel en gemeen. | |
[pagina 144]
| |
1312Ze kwamen gewapend bijeen; met hun geschreeuw en met brandstichting van huizen zaaiden ze paniek onder het gewone volk; en wanneer dat in de straten heen en weer liep en op het marktplein toestroomde, slachtten ze het af. Onder anderen doodden ze Walter van Brunshorne, kanunnik te Luik, die de oorzaak van het tumult niet kende. Maar ook de gemeente liep uiteindelijk te wapen en het kwam tot een verbeten gevecht. Zodra hij vernam wat gaande was, kwam de reeds genoemde proost met zijn mannen het volk onmiddellijk te hulp; zo werden de aanzienlijken met de schepenen tot de aftocht gedwongen tot in Saint-Martin. Daar vatten ze nieuwe moed, dreven hun tegenstanders op de vlucht en doodden de proost zelf vóór de kerk van Saint-Hubert. Bij dageraad viel het volk weer schepenen en aanzienlijken aan bij het klooster van Saint-Martin. Hoewel zij zich aanvankelijk manhaftig weerden, konden ze uiteindelijk geen weerstand blijven bieden aan de overmacht, ze werden tot de aftocht gedwongen, terwijl men hen buiten de poort, in de straten en tot in de vertrekken van het klooster achtervolgde en zonder mededogen doodde. Sommigen van hen zochten bescherming in de kerk van Saint-Martin en klommen in de toren als in een bolwerk. Maar toen hun tegenstanders vuur aanlegden aan de voet van de toren, sprongen sommigen naar beneden tussen de zwaarden van hun vijanden, terwijl anderen stikten en in de toren verbrandden.Ga naar eind32 Door zwaard of vuur kwamen hier van de aanzienlijken om: Johannes en Ludovicus Surlet, Johannes van Rosa, Jacobus van Cornu, Boudewijn en Hendrik van Sint-Servatius en alle schepenen, vier uitgezonderd, ondernemende en bekende personen en velen van hun bloedverwanten. Het aantal dat de wapens had opgenomen, bedroeg honderdtwintig; hun goederen werden door het gemeen geplunderd, hun huizen afgebroken. Van de kant van het volk sneuvelde een zestigtal mensen. | |
1313 Inlassing.Bij het begin van de maand juni 1313 viel de kasteelheer van WaremmeGa naar eind33 met een gewapende troep de villa Berloz aan en doodde buiten de wallen van de burcht acht familieleden van de heer van Berloz. | |
8 juni Inlassing.Op 8 juni van dezelfde maandGa naar eind34 kwam het in de velden tussen Faime en Warum of Waremme tot een bloedig treffen tussen enerzijds Henrik van Hermalle met de partijgangers van de Waroux en anderzijds Willem, kasteelheer van Waremme, met de sym- | |
[pagina 145]
| |
pathisanten van de Awans. Aan beide zijden stonden al hun familieleden uit Haspengouw en het graafschap Loon, velen uit het Naamse en uit Brabant, in dreigende slaglinies tegenover elkaar opgesteld en ze weigerden godsvrede te sluiten zelfs toen de graaf van Loon hen daarom bad met nederige aandrang. Toen de graaf dan met pijn in het hart heenging van beide partijen, brak de strijd in alle hevigheid los. De overwinning ging uiteindelijk naar de heer van Hermalle en de partij van de Waroux; de kasteelheer van Waremme en anderen van zijn mannen konden zich in veiligheid brengen door de vlucht, de kasteelheer van Montenaken vond de dood met talrijke anderen, onder wie twee ridders; ook Johannes van Lobosch, natuurlijke broer van de heer van Wesemaal en diens banierdrager, werd samen met vele andere ridders - meer dan vijftien - gedood. De heren van Wesemaal en Liedekerken zochten bescherming in de kerk van het genoemde dorp. Toen een hele groep tegenstanders hen daarheen achtervolgde, plaatsten heer Willem van Berloz en andere even bedachtzame ridders zich als een muur vóór het huis Gods; ze stelden zich dapper op met de rug tegen de deuren van de kerk, brachten hun mensen tot bedaren en weerhielden hen van een inval; zo konden deze vluchtelingen, dank zij de bescherming die ze aldus in de kerk vonden, ongedeerd naar Brabant terugkeren. Velen ontkwamen door een snelle vlucht naar de veilige burcht van Waremme, terwijl de overigen her en der vluchtend ontkwamen. | |
1313 Inlassing.Tijdens datzelfde jaar werd Hendrik VI tijdens zijn vijfde regeringsjaar, zijn derde keizersjaar, na de H. Communie te hebben ontvangen op O.-L.-Vrouw-Hemelvaartsdag, in Pisa vergiftigd; onmiddellijk verkeerde hij in stervensgevaar en na de laatste zalving gaf hij vroom de geest.Ga naar eind35 | |
Inlassing.Omstreeks dezelfde tijd werden ten gevolge van onenigheid onder de keurvorsten twee opponenten verkozen: Lodewijk, hertog van Beieren, en Frederik, hertog van Oostenrijk.Ga naar eind36 | |
Inlassing.In hetzelfde jaar 1313, het vijfde regeringsjaar van keizer Hendrik VI, zijn derde keizersjaar, werd, na het overlijden van bisschop Theobaldus aan gene zijde van de Alpen, Adolf van der Marck door Clemens V te Avignon tot bisschop van Luik aangesteld.Ga naar eind37 | |
22 juliHij werd op 22 juli als bisschop ingehuldigd; hij trof een bisdom aan, dat verscheurd werd door burgertwist en waar talrijke wandaden waren begaan toen de bisschoppelijke zetel vacant was. Om de | |
[pagina 146]
| |
sympathie van de Luikenaren te winnen, verleende hij amnestie voor alle vroegere misdaden.Ga naar eind38 | |
9. 1314In 1314, het tweede jaar dat ten gevolge van onenigheid de koningstroon onbezet bleef, stonden bisschop Adolf en het voltallig Luikse kapittel, die een som geld hadden ontvangen en vrees voor God uit het oog verloren, niettegenstaande felle tegenkanting van onze abt, toe dat in de stad van Sint-Trudo een blijvende gemeente zou opgericht worden.Ga naar eind39 Zodra die gemeente aldus tot stand gekomen was, begonnen de volksleiders overal de rechten van onze abdij te schenden; van deze overtredingen beschuldigd door een officiaal van het Luikse hof, werden enkelen geëxcommuniceerd en werd het kerkelijk interdict op de gehele stad gelegd. Maar toen zij vooralsnog geen greintje berouw toonden over het ons aangedane onrecht, verliet de abt de stad en nam de schepenen mee. | |
10.In 1316, toen interdict en excommunicatie bijna twee jaar op de bewoners van onze stad gedrukt hadden, ontving bisschop Adolf van hen ten tweeden male een hoog bedrag, dat de ogen van zijn geest benevelde en zoals hij hun een eerste maal een onaanvaardbare concessie had gedaan, zo bevrijdde hij hen nu de facto van het opgelegde interdict en van de excommunicatie, waardoor zij wettelijk gebonden waren. Toen van onzentwege tegen deze vrijspraak beroep aangetekend werd bij het hof te Rome, voegde de bisschop aan zijn vorige fouten nieuwe toe. Zonder gewetensbezwaar stuurde hij zijn maarschalk met twee kanunniken van de Luikse kerk naar de stad van Sint-Trudo. Zoals later bleek, lieten deze kanunniken zich voorlichten door gemene bedriegers en eigenden zich alle rechtsmacht van onze kerk toe, bewerend dat wij geen rechtsmacht in de stad bezaten; ze ontnamen smadelijk aan onze schout zijn zwaard, aan onze houtvester zijn gerechtsroede. Daarna begaven ze zich naar de gevangenis, die zich vanouds binnen het rechtsgebied van de abt bevond, zoals de pijnbank in het district van de bisschop. Ze stapelden er brandstof op, staken de gevangenis in brand en openden een nieuwe gevangenis op het marktplein binnen het rechtsgebied van de bisschop. Vandaar een nieuwe aanklacht van onzentwege bij de Apostolische Stoel. | |
Over hetzelfde onderwerp.Ondertussen ontvingen de bierbrouwers in de stad van magistraten en volksleiders het verbod aan onze abdij de cijns op het bier te betalen, namelijk een kruik bier; zo werd niet | |
[pagina 147]
| |
langer cijns op het bier betaald aan onze dienaren die, als naar gewoonte, tweemaal in de week naar de brouwerijen gingen. Toen ons convent dat vernam, stelde het twee van onze monniken aan, die zich elke week naar de brouwerijen begaven; zij troffen een meerderheid aan die weigerde cijns te betalen, maar ook vele anderen die, hoewel ze niets durfden geven, oogluikend toestonden dat onze monniken uit de vaten bier tapten in de kruiken, die hun dienaren met die bedoeling bij zich hadden en het dan meenamen. Ook verboden ze dat men ons een maat zout zou betalen, een gebruik dat eveneens tot ons erfelijk recht behoorde. | |
Voorts.In deze tijden trad de bisschop van Luik, Adolf, op aanstoken van enkele verdorven lieden, met bittere ijver op tegen onze abdij, waartoe sommige geestelijken en priesters uit de stad hun hulp verleenden. In opdracht van de bisschop namen zij bezit van het hospitaal van Sint-Trudo, hoewel uit open brieven toch blijkt, dat inrichting en bestuur, zowel in het tijdelijke als in het geestelijke, sedert lang aan ons klooster behoren. Zonder scrupules dwongen zij het hoofd van de broeders in het hospitaal hun de privilegies van het hospitaal af te staan, waarin onder andere vermeld werd in welke omstandigheden het hospitaal van een plaats op het kerkhof was overgebracht. Met de verwaandheid hun eigen zagen zij deze brieven in en, om ons te treffen, verbraken ze de zegels en sloegen ze stuk, zoals ze in onze archieven bewaard liggen. | |
11.Het was omstreeks dat jaar dat de bisschop van Luik hoofd en leden van onze abdij kwam inspecteren. Hij zag er geen bezwaar in, dat hij van de Sint-Truidenaren geld had gekregen en daarom, tegen alle fatsoen in, gemene zaak maakte met de stad, om bij de Curie te Rome te procederen tegen onze abdij. Hij gooide elke welvoeglijkheid overboord, kwam met een troep van honderdvijftig ruiters en bleef zo lang, dat de onkosten tot 1500 pond zwart Tournoois opliepen. Toen abt Adam, op verzoek van het convent, naar aanleiding van deze inspectie een overzicht had opgesteld over de inkomsten van de goederen van onze abdij tijdens de laatste vijftien jaar, liet de bisschop bij monde van zijn plaatsvervanger, een aartsdiaken, deze rekening ongeldig verklaren, bewerend dat een rekening, die opgemaakt was buiten zijn aanwezigheid, geen waarde had. Toen het convent hem dan van repliek diende met de vraag waarom hij niet aanwezig was geweest, berustte hij tenslotte. Opgestookt door zijn oom | |
[pagina 148]
| |
dom Engelbert,Ga naar eind40 kanunnik te Luik, trachtte de bisschop vervolgens onenigheid te stichten tussen broeders en heren van ons convent enerzijds en de abt anderzijds, maar daarin slaagde hij niet. Hij kwam daarop voor de tweede keer, ditmaal met zestig ruiters, op inspectie, de argeloze kloosterlingen hinderend en onze abdij uitbuitend door royale uitgaven. Door deze herhaalde inspectiebezoeken gedwongen, bracht de abt heel wat verbeteringen aan bij dingen die voordien al te zeer verwaarloosd waren gebleven, zowel voor benodigdheden voor de koordienst als in voorzieningen voor de werkplaatsen. | |
Over hetzelfde onderwerp.In al deze wederwaardigheden had de abt zelf het hard te verduren vanwege de bisschop en diens secretaris Engelbert, een seculiere abt, kanunnik van Sint-Lambertus en oom van de bisschop. Maar met de krachtige steun van prior Geimar Hugonis en andere eerbiedwaardige ouderen - tegen wie de abt nochtans in de eerste tijd na zijn aanstelling wrevel had gevoeld wegens hun koppig vasthouden aan lofwaardige gewoonten - die trouwens de opvattingen van het hele convent vertolkten, ontkwam de abt aan de ergste verwijten die men hem deed. | |
Voorts.Indien er al eens onvoldoende wijn, bier of brood voor het rantsoen van een monnik was, dan wilde deze prior Geimar de gong niet slaan of met de maaltijd beginnen vóór het tekort was aangevuld. | |
Voorts.Toen de abt eens onvoldoende wijn leverde aan het convent, weigerde een vrome monnik de koordienst bij te wonen. Toen de abt erop aandrong hem om dit verzuim een boetedoening op te leggen, vond hij geen gehoor bij prior en ouderen, omdat, naar hun mening, die man het belang van de gemeenschap verdedigde. | |
1316 Inlassing.In hetzelfde jaar mislukte de oogst in vele streken; veel mensen stierven en het gebrek werd zo groot, dat in dit deel van Haspengouw een mud rogge, Sint-Truidense maat, elf florijnen kostte. Van omstreeks Sint-Jans-Geboorte tot in de oogsttijd bleef het onafgebroken regenachtig, zodat er geen korrel kwam in de halmen. Wanneer de mensen van tafel opstonden, kregen ze dadelijk weer honger, omdat het brood weinig voedzaam was; zo moesten ze veel meer eten dan ze anders gewoon waren. Het gewone volk en de armen werden zozeer door de honger gekweld, dat zij uitgehongerd door de dorpen trokken en dan plots neerstortten en stierven. Andere levensmiddelen bleven voorbehouden aan vermogende beurzen.Ga naar eind41 | |
[pagina 149]
| |
Over hetzelfde onderwerp.In het volgende jaar kostte een mud rogge, Sint-Truidense maat, nog nauwelijks één florijn. | |
Voorts.In dat hongerjaar werden bij de poort veel aalmoezen aan de armen uitgedeeld. In het aalmoezenhuis was er immers sedert de tijd van abt Willem IGa naar eind42 of van de huidige abt Adam een fornuis gebouwd met een grote oven, waarop op bepaalde dagen een soep van erwten en groenten werd gekookt, die aan bedelaars en armen werd uitgedeeld. | |
Inlassing.In het voorafgaande jaar was de ruzie tussen bisschop en bevolking nog toegenomen en tussen de families van de Awans en de Waroux werden aan beide zijden talrijke moorden gepleegd. | |
12.In het jaar 1317 stond de bisschop, met instemming van het kapittel, aan meesters en gezworenen te Sint-Truiden toe, dat na het ontslag van de schepenen die voor het leven waren aangesteld, schepenen zouden gekozen worden met een opdracht van één jaar, van wie er voor zijn helft van de stad zeven aangesteld zouden worden. Toen zij met deze kwaadaardige beslissing hadden verordend dat aan de schepenen in functie hun bezittingen en hun ereambt moest ontnomen worden, gingen deze tegen een dergelijke beslissing in beroep bij het koninklijk hof. Op aandringen van abt Adam werd door de schepenbank van Aken beslist, dat de jaarlijkse schepenen dienden af te treden; dat gebeurde ook.Ga naar eind43 | |
1316 Inlassing.In dat jaar overleed paus Clemens V, die de decretalen bijeenbracht in de ‘Clementinen’, maar dit werk niet kon voltooien, omdat de dood hem verraste; zijn opvolger, Johannes XXII,Ga naar eind44 voltooide dan deze ‘Clementinen’ en schreef voor dat ze in de scholen zouden gelezen worden en door iedereen nageleefd. | |
1318 Inlassing.In 1318 werd de sterke burcht Haren,Ga naar eind45 toebehorend aan de heer van Valkenburg, wegens de aanvallen die deze heer herhaaldelijk vanuit die burcht op Maastricht had ondernomen, door de bisschop van Luik en de hertog van BrabantGa naar eind46 belegerd en ingenomen; de wachters werden onthoofd, de versterking werd met de grond gelijk gemaakt. | |
1319 Inlassing.In het volgende jaar werden in Frankrijk en Henegouwen veel melaatsen verbrand, die, zo beweerde men, door de Joden omgekocht, bronnen en beken vergiftigden.Ga naar eind47 | |
1322 Inlassing.In 1322 kocht abt Adam de woning met toebehoren, die wij nu te Zoutleeuw bezitten; ze is gelegen bij de grachten, links naast de poort. Enige tijd later richtte hij daar een uitgestrekte hoeve | |
[pagina 150]
| |
in met de nodige werkplaatsen; de oude woning, die we daar hadden, in de volksmond ‘ten scheverstene’ geheten, brak hij af, omdat ze buiten de omwalling van de stad was gelegen. | |
13.Omstreeks 1323, toen de ruzie tussen onze abdij en de bewoners van de stad bijna acht jaar duurde, zodat ook het interdict reeds zolang op de stad drukte, brachten de leiders van de gemeente met hun medeplichtigen een vreemde priester in de stad; hij was een overmoedig persoon die vrees voor God niet kende. Ze deden hem de goddelijke diensten openbaar vervullen in de O.-L.-Vrouwekerk, deze daad verantwoordend doordat ze beroep hadden aangetekend tegen de uitspraak die hun interdict en excommunicatie oplegde. De plebanen van de kerken in de stad, die daartoe herhaaldelijk waren uitgenodigd, hadden geweigerd gevolg te geven aan deze lichtzinnige opvordering; daarom kregen ze het hard te verduren van het volk en zijn leiders. Onder deze bedreiging en wegens andere ongeregeldheden, verliet ons volledige convent klooster en stad; het begaf zich naar ons verblijf te Donk, bij abt Adam die in die tijd zelf ook daar vertoefde. Toen ze daar ononderbroken gedurende ongeveer veertien maanden verbleven, werden vele heren en broeders daar ziek vanwege de ongezonde lucht. Onder anderen overleed daar prior Geimar, een voortreffelijk man. In dat jaar had hij nog, op bevel van de abt, voor rekening van de kosterij het oude, weinig-sierlijke koorgestoelte laten uitbreken en vervangen door een fraai nieuw. In het volgende jaar begonnen onderhandelingen om het geschil tussen abdij en stad bij te leggen. De abt liet het gehele convent naar Zoutleeuw komen, waar hij onze woning volledig had gerestaureerd. Toen ons convent daar vier maanden verbleef, leidden de onderhandelingen over de opheffing van het geschil tot een akkoordGa naar eind48 en keerde het convent terug naar onze abdij. | |
1324 Voorts.Al zes jaar sleepte nu, in 1324, de behandeling aan van het beroep, aanhangig gemaakt door onze abdij tegen bisschop Adolf, Engelbert François, de aartsdiaken die hem verving in geestelijke zaken, heer Johannes de Balodio, zijn commissaris in tijdelijke zaken, de schepenen van de bisschop, de volksleiders en het volk. Door bemiddeling van enkele gegoede mannen werd een overeenkomst bereikt tussen onze tegenstanders en de onzen om het geding drie jaar op te schorten; met instemming en de zegen van paus Johannes XXII werd de veroordeling opgeheven en het interdict gesuspen- | |
[pagina 151]
| |
deerd, indien intussen tenminste een vredesverdrag tot stand kwam; maar indien het sluimerende geschil weer zou oplaaien dan zouden excommunicatie en interdict weer van kracht worden zoals voorheen. | |
Voorts.Tijdens deze driejarige onderbreking van het geding werd niets gedaan om een overeenkomst te bereiken, maar na enige tijd werd het bestand voor drie jaar verlengd. Halverwege deze termijn werd een eervolle vrede gesloten en de zaak doofde uit, zoals blijkt uit het verdere verloop van de gebeurtenissen. | |
Inlassing.Tijdens datzelfde jaar 1324 richtten de Luikenaren dagelijkse aanvallen tegen de bisschop; goederen die tot de tafel van de bisschop behoorden, eisten ze voor zich op, zijn sympathisanten namen ze gevangen, doodden ze, brachten ze op de brandstapel; de godsvrede, die tussen de bisschop en zijn onderdanen was gesloten, schonden ze. | |
20 dec. 24 febr.Wegens dit alles bracht de bisschop op de dag vóór Sint-Thomas heel zijn administratie, alsook die van de aartsdiakens, over naar Hoei en later, omstreeks Sint-Matheus werden stad en volk aan het kerkelijk interdict onderworpen.Ga naar eind49 Deze maatregel lokte nog zwaardere vergrijpen uit. Afvallige en goddeloze priesters kochten ze om en dwongen ze mis te lezen, de doden op kerkhoven en in kerken te begraven; het volk dwongen ze de sacramenten van deze heiligschenners te aanvaarden; de kanunniken, die te Luik gebleven waren, terroriseerden ze, ze bemoeiden zich onbeschaamd met hen die hen niet durfden weerstaan, zodat een meerderheid, gedwongen, hun kapittel en hun verblijf overbracht naar Hoei. Paus Johannes gaf opdracht aan dat derde deel van de kanunniken van Sint-Lambertus, dat uit eigen belang nog te Luik vertoefde, zich binnen de twee maanden bij hem te komen verantwoorden, hetgeen gebeurde in de loop van het derde daaropvolgende jaar. | |
25 aug. 1326 Inlassing.In 1326,Ga naar eind50 daags na Sint-Bartholomeus, kwam het tot een treffen te Dommartin tussen enerzijds de Waroux, het volk van Warfusée en een talrijke menigte uit andere dorpen en anderzijds de familie d'Awans met de heer van Waremme, het volk van Haneffe en sympathisanten van elders. Het werd een bittere strijd tussen voetvolk; de overwinning ging naar de Awans; van hun vijanden sneuvelden Hendrik van Hermalle, Johannes van Langdries, Johannes de Cervo, Lambertus van Harduemont, Johannes de Polain | |
[pagina 152]
| |
de Waroux, Helinus de Latines, allen ridders, bovendien vele andere voorname burgers van Warfusée, meer dan veertig van hun familieleden, terwijl de overigen in alle richtingen op de vlucht waren. Aan de zijde van de Awans sneuvelden door het zwaard twee broers kasteelheren van Waremme, Arnold, die kort te voren tot ridder was geslagen, en Butorus, een ridder, met twaalf van zijn krijgslieden. Deze strijd werd uitgevochten in een tijd dat, naar wordt beweerd, de godsvrede nog duurde. Aan de verliezende partij schonk de bisschop, na geheime afspraken, kwijtschelding voor deze overtreding, maar toen de Luikenaren ook het vergrijp van de overwinnende partij wilden goedpraten, lichtte de bisschop een groot leger, kreeg de steun van de koning van BohemenGa naar eind51 en elf graven, trok tegen de Luikenaren op tot Crisnée, waar de kasteelheer en de bisschop overeenstemming bereikten en zich verzoenden. | |
1327 Inlassing.In 1327 kwam de bisschop te Luik tot de conclusie dat de wapens van de zijnen niet volstonden om te weerstaan aan de wanordelijkheden van stad en streek en vroeg de paus te Rome om hulp. Toen ze dat vernamen, stuurden de Luikenaren officiële gezanten naar het hof te Rome met hun beschuldigingen. Deze vertrokken ook, maar toen ze langs een bos bij Verdun kwamen, werden zij door vrienden van de bisschop in een hinderlaag gelokt en geruime tijd gevangen gehouden;Ga naar eind52 dat feit wekte te Luik trouwens heel wat beroering. | |
Inlassing.In datzelfde jaar overleed Karel, koning van Frankrijk en van Navarra; hij liet een zwangere vrouw na.Ga naar eind53 Als regent, met recht tot opvolging indien de koningin-weduwe van Karel geen zoon ter wereld zou brengen, werd zijn naaste verwant aangewezen, Filips, een zoon van Karel, graaf van Valois en broer van koning Filips de Schone. Toen de koningin enkele maanden later een dochtertje ter wereld bracht, werd het koningschap van Filips bevestigd.Ga naar eind54 | |
1327 Inlassing.In het volgende jaar belegerde Jan III, hertog van Brabant, de burcht van Valkenburg; maar er werd een overeenkomst bereikt en hij zag af van de belegering. | |
1328Maar reeds in het volgende jaar belegerde hij de burcht opnieuw; de burcht werd veroverd en verwoest. | |
1328 Inlassing.In 1328 stuurden de Luikenaren een afvaardiging naar Hoei en beschuldigden de inwoners ervan dat zij de bepalingen van een overeenkomst, die te Fexhe tot stand gekomen was tussen Luik | |
[pagina 153]
| |
en de goede steden, niet strikt hadden nageleefd, aangezien zij de aanranders van de Luikse gezanten vrijuit lieten gaan in hun stad en de bisschop welkom was bij hen. Derhalve verbraken de Luikenaren het vroegere verdrag en verklaarden Hoei de oorlog.Ga naar eind55 | |
24 mei Inlassing.Op 24 mei van hetzelfde jaar, derde Pinksterdag, namen Luikenaren, Tongenaren en Sint-Truidenaren met nog anderen van het verbond de wapens op en vernielden de burcht van Egidius van Cervus, een inwoner van Hoei. De volgende morgen heel vroeg vielen ze de buitenwijken van Hoei aan; terwijl de plaatselijke bewoners zich fel en lang verdedigden, snelden de inwoners uit de stad hun massaal gewapend te hulp en bezetten de heuvel van de oude burcht om vanaf de hoogte de vijand met grotere onstuimigheid te overrompelen. Op een gegeven moment ging Raes van Chantemerle, een man die betrokken was geweest bij de overval op de gezanten die zich naar het hof te Rome begaven, de brug over samen met vijftien uitgelezen krijgslieden; toen hij bemerkte dat Luikenaren hem de weg naar de heuvel versperden, stormde hij met gevelde lans op hen af, maar samen met zijn mannen werd hij neergeslagen en vond de dood. | |
27 meiToen op de vrijdag na Pinksteren, namelijk op 27 mei, de bisschop van Luik bemerkte dat de vijand gegroepeerd stond op de helling van de heuvel, verliet hij de stad Hoei met enkele ridders en krijgslieden, namelijk Johannes van Harduemont, Johannes van Langdries en anderen van de familie der Waroux en zestig man van Warfusée; hij beklom de berg Arbone, in de volksmond ‘de kaie te Hoie’; toen hij van daar zijn tegenstanders uit Luik, Tongeren en Sint-Truiden zag, ten getale van 30.000 man, terwijl zich nog velen van de Awans en van Hosemont bij hen aansloten, ging hij vooruit met zijn kleine groep en vatte vastberaden post bij de versperring aan de voet van de heuvel. Vol strijdlust ving de tegenpartij de beklimming aan naar hem toe en een verbitterd gevecht begon omstreeks het eerste uur. Terwijl de bisschop zich fel inspannend er velen eigenhandig velde in deze ongelijke strijd van weinigen tegen velen, daagden zijn broer Koenraad, Raes van Printhagen, castellanus van Moha, en nog negen anderen aan zijn zijde op en ook Reinier van Argenteau sloot zich met vijftien verse strijders van de andere zijde van de berg bij hem aan; zij schaarden zich aan de zijde van de bisschop, stormden vooruit en velden vele tegenstanders. Bij dit gezicht begon- | |
[pagina 154]
| |
nen vele Luikenaren aan een, wegens de steile helling, moeizame beklimming van de heuvel met de bedoeling de mannen van de bisschop in de rug te overrompelen; dit werd hun evenwel onmogelijk gemaakt, doordat Hoeienaren, die op de top van de berg hadden postgevat, hen bekogelden met stenen, die de vrouwen aanbrachten. Toen de strijd had gewoed vanaf het uur van de priem tot aan de none, ging de overwinning naar de bisschop. Van de familie d'Awans en Hosemont sneuvelden onder anderen Johannes, de heer van Haneffe, Boudewijn van Geneffe,Ga naar eind56 Amelius van Bovenistier, de aanvoerder van de mannen uit Sint-Truiden; de bisschop zelf sloeg deze neer met een strijdwapen, dat hij in de hand hield, terwijl de man hem beschimpte. Nog vele andere bekende krijgslieden sneuvelden daar, onder andere Stephanus van Zittert, een van de leiders van de gemeente te Sint-Truiden, die zich had voorgenomen bij zijn thuiskomst onze abdij nog zwaardere verplichtingen op te leggen; zijn ongebreideld rijdier had hem tot in het midden van de vijanden gebracht en wierp hem af toen hij gedood was. Vele Luikenaren werden gevangen genomen, driehonderd man werden gedood, de overigen namen de vlucht, aanzienlijken zowel als mensen uit het volk. De Hoeienaren die boven op de berg de afloop van de strijd hadden afgewacht, achtervolgden hen nu en beroofden hen; maar op bevel van de bisschop onthielden ze zich van doodslag. Aan de zijde van de bisschop vielen slechts vijf man. Er zijn er die beweerden dat tijdens dit gevecht Sint-Joris in volle krijgsuitrusting te paard door de lucht reed boven het leger van de bisschop; daarom ook besliste de bisschop later tot de plechtige viering van diens feest, dat voordien niet gevierd werd. | |
30 mei Inlassing.Op 30 mei, daags na Drievuldigheidszondag, trokken Luikenaren, Tongenaren en Sint-Truidenaren met de clan van de Awans en de Hosemont er weer gewapend op uit; ze verwoestten schuren en woningen van enkele gegoede lieden die vroeger steun hadden verleend aan de bisschop. | |
2 juni Inlassing.Op 2 juni, dat was op Sacramentsdag, trokken Luikenaren en Tongenaren er weer op uit; ze daagden de bisschop en zijn partijgangers uit tot een gevecht in open veld, maar toen ze bemerkten dat die paraat waren voor de strijd, keerden ze naar huis terug. Die dag was de hele gemeente van Sint-Truiden gewapend uitgetrokken tot aan de Jeker bij Waremme om de Luikenaren en de Tongena- | |
[pagina 155]
| |
ren te helpen tegen de bisschop. Omstreeks noentijd zochten ze een plaats om te rusten en te eten; aldus een aangenaam plekje in het groen zoekend, geraakten ze in groepjes verspreid. Op de plotselinge kreet ‘Te wapen! Te wapen!’ stelden allen zich in het gelid en wachtten daar onvervaard. Maar toen hun aanvoerder, Eustatius senior van Halmaal, die er vast op rekende dat de Sint-Truidenaren op hun post zouden blijven, met enkelen vooruitreed om te onderzoeken of de vijand geen hinderlagen had gelegd, vermoedden de mannen van Sint-Truiden dat hij uit vrees was gevlucht en begonnen nu zelf uiteen te gaan. Nu stormde heer Johannes de Harduemont met een kleine groep van de Waroux en inwoners van Warfusée op hen los, nog vóór ze de slagorde konden herstellen; zij sloegen onmiddellijk op de vlucht. Hoewel slechts geringe weerstand werd geboden, werd een honderdtal gedood en een dertigtal gevangen genomen. De meesten ontsnapten naar de versterkte stad, anderen door over te waden naar de andere oever. Tenslotte werden heel wat van onze stadgenoten, die, gewond of buiten adem, niet meer tot vluchten in staat waren, door rovers, die vanuit de stad zelf als vrienden met de stadbewoners meekwamen, neergestoken en beroofd, zodat velen van hen, die door hun vijanden niet dodelijk waren verwond, nu omkwamen onder de handen van rovers. Enkele dagen later werden vijf van die rovers in de stad gevat; vier kwamen terecht op de pijnbank en werden levend geradbraakt; de vijfde, die verwant was met een geacht burger uit de stad, werd niet naar de folterplaats gesleept, maar geboeid weggevoerd. Onder die terechtgestelden was ook de vrouw van een hunner, Marquard genaamd. In dezelfde maand trokken Luikenaren en Tongenaren met hun medestanders uit de families d'Awans en Hosemont weer met gewapende benden door Haspengouw en het graafschap Loon in een poging om alle aanhangers van de bisschop samen met de bisschop zelf uit te schakelen en uit de streek te verdrijven. Na hier en daar kastelen te hebben vernield, staken ze de dag van de translatie van de H. Benedictus te LangdriesGa naar eind57 de toren en alle andere gebouwen in brand en vernietigden ze. | |
13 juliVoorts vernielden ze op Sint-Margriet het kasteel te Heers en brandden het dorp plat. | |
1 sept. Inlassing.In de maand augustus van hetzelfde jaar, omstreeks Sint-Egidius, belegerden dezelfden de burcht van Harduemont,Ga naar eind58 die | |
[pagina 156]
| |
ze tot overgave dwongen en verwoestten. Ook de torens van VelrouxGa naar eind59 en OborneGa naar eind60 haalden ze neer. Zodanig verwoestten ze in heel de streek dorpen en versterkingen, dat aan de bisschop en zijn aanhangers slechts één steunpunt overbleef, de stad Hoei, waar de bisschop zelf, het kapittel van Luik met de bijkerken en hoven van Luik, de familie van de Waroux en de inwoners van Warfusée een veilig toevluchtsoord hadden. | |
25 sept. 1328 Inlassing.Op 25 september, Sint-Firmin, kwam de graaf van GelreGa naar eind61 met een machtig leger de bisschop te hulp bij HoeseltGa naar eind62 om het onrecht te wreken dat de Luikenaren hun bisschop hadden aangedaan. Terwijl zijn mannen hun tenten opsloegen, overvielen Luikenaren en Tongenaren hen onverwacht omstreeks het vesperuur om hen door een verrassende aanval te vernietigen. Vóór de bisschop en zijn mannen toegerust waren voor het gevecht, boden de Geldersen manhaftig weerstand; maar onder de overmacht van de vijand sneuvelde menig Gelderlander. Op het moment dat zij bijna tot vluchten werden gedwongen, stormde de bisschop met een kranige troep op de Luikenaren los, zodat de Geldersen, weer moed vattend, de bisschop hulp boden alsof ze vers aan de strijd begonnen. Na een lang en verbeten gevecht ging de overwinning naar de bisschop en de graaf van Gelre; aan de kant van de Luikenaren en Tongenaren sneuvelden twaalfhonderd man en werden er vierhonderd door de Geldersen krijgsgevangen gemaakt; de overigen vluchtten. | |
Inlassing.In dezelfde maand sloeg de bisschop het beleg voor Tongeren;Ga naar eind63 hij kon rekenen op de Hoeienaren, de familie Waroux, de inwoners van Warfusée; hij had nog enkele andere geduchte mannen en de graaf van Gelre aangeworven. Maar de graaf wilde, ondanks het aandringen van de bisschop, niet langer aan de belegering deelnemen, maar tegen het oorlogsrecht in - zo beweerde men - naar huis keren met tachtig van de rijkste gevangenen. Toen de bisschop bovendien zag hoe ijverig de Tongenaren hun poorten en wallen langs de binnenzijde met aarde en stenen versterkten om weerstand te bieden aan de opgestelde belegeringstuigen en vernam dat de Hoeienaren niet tot de aanval wilden overgaan, stemde hij toe, op aanraden van enkele vorsten, zij het met tegenzin, met Luik en Tongeren over de vrede te onderhandelen. Eindelijk kwam de verzoening tussen deze laatsten en hun heer, op voorwaarde van een vergoeding van 50.000 pond Toernoois. Terwijl | |
[pagina 157]
| |
de bisschop de belegering staakte, beloofden zij van hun kant voortaan hun heer geen moeilijkheden meer te berokkenen, geen afbreuk te doen aan de oude, lofwaardige instellingen van het land, in de toekomst het niet meer te wagen beslissingen van schepenen, waar ze ook uitgevaardigd mochten zijn, aan te vechten; de Luikenaren en Tongenaren stuurden gijzelaars naar Hoei, die daar zouden blijven tot het charter was opgesteld en van zegels voorzien. Bekend om hun sympathie voor hun bisschop en beducht voor een aanval vanwege de leiders van de gemeente, weken in die tijd enkele inwoners van Sint-Truiden, van wie de meesten schout, schepen of officiatus waren, uit naar de bisschoppelijke villa te Alken om daar bescherming te zoeken. Naar aanleiding daarvan probeerden de volksleiders sommigen van hen 's nachts gewapend te overvallen terwijl zij thuis sliepen; maar zij ontsnapten, voor zover zij konden, door de achterdeur. Van anderen die uit de stad waren gevlucht, plunderde men de goederen. Toen de bisschop en de zijnen zagen dat na het tot stand komen van een voorwaardelijke vrede met de Luikenaren, de Tongenaren en hun medestanders, waarin deze mensen zich onderdanig schikten, alleen nog de Sint-Truidenaren geen verzoening betrachtten, niettegenstaande de zware nederlaag die hun kort geleden bij Waremme was toegediend door helpers van de bisschop, beraamde deze met zijn raden een plan om de stad zelf onverhoeds binnen te rukken. Hij besloot met een gewapende troep op een vroege morgen door de diepe bedding van de gracht van Nieuwenhuizen naar de brug van de Cloppempoort te gaan en zó de stad in te nemen, omdat op die plek de versterking haar zwakste punt vertoonde. Dit plan werd evenwel niet verwezenlijkt, omdat, zoals hieronder zal blijken, spoedig vredesonderhandelingen begonnen. Naar aanleiding van dit plan om de stad onverhoeds in te nemen, werd enige jaren later tussen de Cloppempoort en de ‘Veepoort’ een machtige toren opgericht om vijandelijke aanvallen af te slaan. | |
1328 Inlassing over de tegenpaus.In dat jaar of in het vorigeGa naar eind64 liet onder de dekmantel van een vermeend privilegie van de clerus te Rome een Minderbroeder zich tot paus kronen en nam de naam Nicolaas VGa naar eind65 aan. Hij stelde kardinalen aan en erkende Lodewijk, hertog van Beieren, als keizer aan wie men drie jaar voordien op grond van hetzelfde valse privilegie de keizerskroon had toegekend.Ga naar eind66 Telkens als Lodewijk ergens een stad innam, deed deze paus daar zijn intrede en | |
[pagina 158]
| |
deelde er beneficia uit. Zo gedroeg hij zich al vijf jaar, toen hij door een vorst in wie hij vertrouwen had, maar die een grote som van paus Johannes had ontvangen, vóór de ware paus, Johannes, te Avignon werd gebracht waar hij, met de strop om de hals, nederig fout bekennend en openlijk zijn ketterse euveldaad afzwerend, genade verwierf. Hij werd nu onder eervol toezicht geplaatst, maar overleed korte tijd nadien.Ga naar eind67 | |
23 aug. Inlassing.In hetzelfde jaar, op de dag vóór Sint-Bartholomeus, werd de graaf van VlaanderenGa naar eind68 met vele edelen door een opstand van de pas opgerichte gemeente uit zijn graafschap verdreven, waarna Filips van Valois, de Franse koning, Vlaanderen binnenviel en een bitter bevochten zege op de Vlamingen behaalde.Ga naar eind69 Daar sneuvelden 14.000 Vlamingen. Nu stelde de koning de graaf weer in het bezit van zijn gebied, waar de opstand overal bedwongen was. Dat gebeurde tijdens het tweede jaar van zijn regering. | |
14.In 1329 kwam bisschop Adolf tot inkeer en kreeg berouw over het onze abdij aangedane onrecht, toen hij de onverzettelijkheid van de Sint-Truidenaren bemerkte, aan wier zijde hij een twist, die veertien jaar geleden tegen ons klooster begonnen was, aan het hof te Rome had voortgezet, terwijl de Luikenaren en de andere gemeenten het vorige jaar weer vrede met hem hadden gesloten. Toen nu de abt zekere dag voor deze zaak naar zijn hof te Alken kwam, bespraken ze daar met elkaar het probleem; de bisschop uitte zijn ontevredenheid over de moeilijkheden die de Sint-Truidenaren hem berokkenden, de abt de zijne over de verdaging van het geding, die voor de duur van drie jaar was aangegaan en nog niet verstreken was. Toen ze onder goddelijke inspiratie weer bevriend waren geworden, spraken ze af niet afzonderlijk, maar in onderlinge verstandhouding over vrede te onderhandelen met de Sint-Truidenaren, die reeds de vernedering van een nederlaag hadden ondergaan. Toen de Sint-Truidenaren enkele dagen later inzagen dat hun heren weer goede vrienden waren geworden, stuurden ze geziene en wijze mannen om over een vredesverdrag te spreken. De onderhandelingen met de bewoners van de stad duurden lang, omdat de abt elk onderhoud weigerde zolang zij de gemeente in stand hielden. Na gehouden beraad stuurden ze twee prominenten naar Nieuwenhoven, die de stichtingsoorkonde van de gemeente, bekrachtigd door de zegels van de bisschop en het Luikse kapittel, aan abt Adam afgaven. Toen deze de zegels verbrak zei hij: | |
[pagina 159]
| |
‘Wel! Wel! Naar aanleiding van deze brief heb ik meer dan 10.000 florijnen uitgegeven’. | |
29 dec.Op 29 december van datzelfde jaar vergaderden de bisschop van Luik met zijn raadgevers en abt Adam met zijn vrienden te Nieuwenhoven: de bespreking duurde zeer lang, dusdanig dat drie prominente bemiddelaars tussen de avondschemering van de ene dag en die van de volgende dag, vijfmaal te paard van Nieuwenhoven naar de bewoners van de stad reden en omgekeerd. Tenslotte werd vrede geslotenGa naar eind70 onder volgende voorwaarden: de inwoners beloofden geen gemeente meer te stichten, er zelfs geen te aanvaarden indien die hun geschonken werd zonder instemming van hun beide heren; voorts andere bepalingen, zoals ze punt na punt vervat zijn in een oorkonde die in ons archief berust. Bovendien werd in volledige eensgezindheid een plechtige optocht gehouden; op een afgesproken dag dat de beide heren, Adolf van Luik en abt Adam, met talrijke aanzienlijke mannen zich te Nieuwenhoven bevonden, kwam het volk bijeen op het marktplein en ging in een stoet zijn heren tegemoet tot op een plek in het veld, gelegen tegenover de molen van ons klooster te Melveren. Vooraan stapten de kapiteins van de ontbonden gemeente met tweehonderd aanzienlijken uit de stad; ze hadden hun kleren afgelegd en gingen in hemd en broek, blootshoofds en barrevoets; hun zwaarden hadden ze uit de schede getrokken en droegen ze, de punt gericht op hun borst; de andere stadbewoners volgden gekleed. Aangekomen op de reeds genoemde plaats in het veld, knielden ze en smeekten in koor hun heren nederig om vergeving. Nadat die hen welwillend en genadig aangenomen hadden, scholden zij hen hun buitensporigheden kwijt; met een sierlijk gebaar greep de bisschop het zwaard van een hunner bij het gevest en ermee zwaaiend, zei hij: ‘Zie, als ik zou willen, zou ik u nu kunnen doden!’. Daarop werd in tegenwoordigheid van allen de oorkonde met de vredesbepalingen punt na punt in de volkstaal voorgelezen; volmondig keurden allen de inhoud goed en met geheven rechterhand zwoeren ze, op straffe van excommunicatie, voor zichzelf en voor hun nakomelingen in de toekomst niets te ondernemen dat daarmee strijdig was. Daarop keerde men terug naar de stad; de beide heren, bisschop en abt, met hun gevolg sloten nu de stoet. Toen die de stadspoort, die de Nieuwpoort genoemd wordt, binnenging en de heren bemerkten dat een groep priesters en geestelijken hun tegemoet kwam, stegen ze eerbie- | |
[pagina 160]
| |
dig van hun paarden en voorafgegaan door de stadbewoners in hun hemd, ging de stoet nu tot in de abdijkerk. Daar werd nog het ‘Te Deum’ met de antifonen gezongen, waarna allen tevreden naar huis gingen. | |
Voorts.Abt Thomas had eertijds aan de vader van priester Johannes van Veulen vijf bunder grond, die met geld van onze abdij waren gekocht, in leen gegeven, in de verwachting dat hij, die tot de aanzienlijken van de stad behoorde, hem in ruil daarvoor hulp en bijstand zou verlenen op het geschikte ogenblik - hetgeen hij ook inderdaad deed. Toen nu de priester in datzelfde jaar aan het ziekbed gekluisterd werd, droeg hij de hiervoren genoemde vijf bunder leengrond over aan Johannes van Diest, prior van het convent van de abdij van Sint-Trudo. Zijn bedoeling daarbij was dat van de opbrengst van dat stuk grond vooreerst, blijvend, zes mudden rogge zou geleverd worden voor het rantsoen in de refter, althans voor degenen die daar aanzaten op woensdag en voor wat daarna nog overschoot, trof hij in zijn testament de regeling dat de alsdan in functie zijnde pitanciarus er zou over waken, dat dit overschot geregeld omstreeks Sint-Nikolaasdag door de aalmoezenier als brood zou uitgedeeld worden onder de armen aan de poort. | |
31 okt.In tegenwoordigheid van verscheidene leenmannen hechtte abt Adam zijn onvoorwaardelijke goedkeuring aan deze schikkingen op de dag vóór Allerheiligen.Ga naar eind71 | |
Voorts.Abt Adam stond in zijn tijd onze goederen te Kerkom af aan zijn broer Godfried, een krijgsman, om ze door hem te laten bewerken; dit was geen definitieve maar een tijdelijke afstand. Maar na het overlijden van de abt beweerden de kinderen van Godfried dat ze die grond definitief hadden verkregen als landbouwgrond, maar dat was niet waar. Abten moeten er zich dus wel voor wachten aan hun verwanten goederen van de abdij te geven, al was het maar om ze tijdelijk te bewerken. | |
Voorts.In de tijd vóór deze abt waren sedert onheugelijke tijden afzonderlijke inkomsten voor de dienst van de keldermeester, te onderscheiden van de inkomsten van de abt. De keldermeester wendde ze aan om het convent van levensmiddelen in de refter te voorzien en om overal elkeen de hem toekomende maat wijn toe te delen. Maar toen Adam tot abt was verkozen, werden bedoelde inkomsten geïn- | |
[pagina 161]
| |
corporeerd in de inkomsten van de abt, die voortaan daarmee de gemeenschap voorzag van brood, wijn, bier, brandstof, zout, tafellakens, servetten, dienaren en voorts dingen die nodig en gebruikelijk waren. Deze abt had heerlijke rode wijnGa naar eind72 in zijn kelder, die meer dan andere soorten in de smaak viel van de oudere monniken. Toen de abt dat vernam, liet hij hun weten dat, als zij er de voorkeur aan gaven van dergelijke wijn te drinken, hij dat best vond. Toen men in het convent evenwel navraag had gedaan naar de ligging van de akker die deze wijn had voortgebracht en zij te horen kregen dat hij niet aan de Rijn lag, wilden zij die wijn niet meer, want, zo beweerden zij, tot hun prebende behoorde alleen maar Rijnwijn. | |
Voorts.Deze abt verwierf voor het rantsoen van het convent op vrijdag permanent zesentwintig mudden rogge als supplement op de tiend, die wij in Borlo bezitten, zoals zijn voorganger Willem I vroeger zesentwintig andere verworven mudden daartoe bestemd had; zo verkrijgt ons convent van de bedoelde tiend permanent tweeënvijftig mudden rogge. Hij liet ook de zaal van onze woning te Donk naar het oosten verlengen door toevoeging van een boog. Het was ook deze abt die daar en te Nieuwenhoven van de grond af een versterking liet oprichten, hetgeen aanleiding gaf tot beschuldigingen tegen hem ten tijde van de eerder besproken visitatie. | |
1330 Inlassing.In 1330 bezocht Engelbert, Luiks kanunnik, oom van de bisschop van Luik, Adolf, die men verweet onze abdij heel wat last te hebben berokkend, onze abdij en overnachtte er. Toen zich een ettergezwel in zijn keel ontwikkelde en zijn einde naderde, riep hij de abt bij zich en smeekte hem nederig om vergiffenis voor de moeilijkheden die de abdij door zijn fout had ondergaan; hij beloofde vast dat, mocht hij genezen, hij uit al zijn krachten een trouwe steunpilaar voor onze kerk wilde worden. Enkele dagen later ontving hij vroom de sacramenten van de Kerk; toen zijn ziekte verergerde en hij nog nauwelijks kon spreken, vroeg hij hier te worden begraven en overleed.Ga naar eind73 Hij werd plechtig begraven vóór het altaar van O.-L.-Vrouw, in een zijbeuk van de kloosterkerk, rechts van de kapel van Sint-Trudo. | |
Inlassing.Na vredesonderhandelingen tussen bisschop Adolf en de burgers van Luik keerden tijdens dat jaar de Luikse kanunniken en enkele priesters van ondergeschikte kerken naar Luik terugGa naar eind74 om | |
[pagina 162]
| |
weer in communauteit te gaan leven. De gesloten overeenkomst werd door een charter bekrachtigd.Ga naar eind75 | |
15.Op 6 augustus 1330 omstreeks middernacht, na vroom te hebben gecommuniceerd en te zijn gezalfd, overleed abt Adam van Ordingen tijdens het 33ste jaar van zijn prelatuur; hij was een krachtig leider geweest. Tijdens de begrafenisplechtigheden, de derde daaropvolgende dag, werd hij in het middenschip van de kloosterkerk bijgezet in het graf van zijn voorganger. Hij liet een voldoende voorraad na voor zijn klooster; voor levensmiddelen noch voor andere benodigdheden was hij enig geldschieter iets verschuldigd; men dacht in zijn geldkist een grote geldsom te zullen aantreffen. Toen prior en ouderen ze ontsloten, hingen de riemen van de geldzakjes buiten de sloten en de meeste zakjes werden leeg aangetroffen; daar men slechts 50 pond oud groten vond, rees een ernstige verdenking tegen zijn familie. |
|