| |
| |
| |
Derde deel
Tweede voortzetting 1138-1180
Inhoudsopgave van het derde deel
Hoofdstukken van het eerste boek
Gesta van Dom Folkard
|
1. | Over Folkards verkiezing en wijding tot abt. |
2. | Over zijn geschil met de heer van Diest betreffende de banale obolen. |
3. | Over het recht op de brouwerijen, over de gruit, de gruiter en de ‘kaedgruyt’.
Inlassing over de vrijstelling van tolrecht en over de onenigheid tussen de hertog van Brabant en de graaf van Limburg; hoe de hertog de stad van de H. Trudo kwam belegeren. |
4. | Over de wijze waarop de burcht van Bouillon door Albero II voor de kerk van Luik heroverd werd. |
5. | Over een vergelijk aangaande jaarlijkse betalingen dat met de heer van Diest werd gesloten, nadat talrijke vorsten te zijnen gunste tussenbeide kwamen, van welk akkoord wij een geschreven tekst bezitten. |
6. | Over de slaapzaal van de abdij, waarvan de bouw door een ander begonnen was en door Folkard voltooid werd, en over talrijke lokalen die in zijn tijd gebouwd en gerestaureerd werden. |
7. | Over de hernieuwing van een verdrag van vrede en aloude goede verstandhouding tussen de bisschop van Luik en de inwoners van Sint-Truiden, een verdrag dat de bisschop weer verbrak, daartoe genoodzaakt door het verzet van voogd graaf Otto en diens familieleden. |
8. | Over de belegering van de stad van Sint-Trudo door de hertog van Leuven, de graaf van Namen en de graaf van Duras, en over de opheffing van deze belegering nadat de hertog van Leuven de goede verstandhouding tussen de stadbewoners en de graaf van Duras hersteld had. |
| |
| |
9. | Over de herbouw van klooster en andere gebouwen, een onderneming die tijdelijk onderbroken was geweest na de beschadiging tijdens de belegering; over de schenking van Franco en de steun die hij dom Folkard verleende voor deze bouwwerken. |
10. | Over de verlichting van de kapittelzaal, thans geplaatst in de hoek van de kloostergang bij de ingang van de kerk, door dezelfde Franco gefinancierd: één van zijn talrijke weldaden. De betreffende geschreven tekst kan men vinden in het boek met onze charters onder nummer 88. |
11. | Over de giften van andere stadbewoners, Tegno, Reinier en Udelrik (die voorschreef aan elke arme een zwarte Toernoois te schenken op Witte Donderdag). |
12. | Over het recht op de bierbrouwerijen, meer bepaald over de verplichting van elke brouwerij ons klooster een kan bier te leveren, een voorrecht dat enkele aanzienlijken uit de stad aan onze kerk wilden ontnemen; ondanks een eerste aanmaning om die poging te staken, weigerden ze zich te onderwerpen; tenslotte werden ze geëxcommuniceerd en toen gaven ze terug, zij het met tegenzin, wat ze op onwettige wijze aan het klooster onthielden, waarna ze kwijtschelding kregen. |
13. | Over een voorspelling die Folkard deed tegen een stadgenoot, die koppig en onder verwensingen volhield dat hij het recht op de brouwerijen nooit zou betalen. |
14. | Over de drie plaatsen waar licht brandend gehouden moest worden krachtens donatie van de hierboven genoemde man, namelijk een eerste licht bij het altaar van de H. Trudo, een tweede bij het altaar van de H. Petrus, het derde bij het altaar van de H. Leonardus. De laatste alinea van dit hoofdstuk handelt over bewoners van de stad, die toestonden dat onze abdij het recht op hun brouwerij behield en de genade van de absolutie verdienden, en over enkelen die, weigerend toe te geven, geëxcommuniceerd overleden. |
15. | Over de schenking van gruiter Reinier en zijn vrouw, die - als erfelijk gruiter aangesteld - één deel van zijn gruitrecht voor zich hield en de twee overige delen aan de abdij uitbetaalde. |
16. | Over de beëindiging van het geschil in verband met ons huis te Keulen. |
| |
| |
17. | Over het overlijden van dom Folkard en over de schenking van een stuk grond, dat hij had verworven en waarvan hij de opbrengst bestemd had voor de broeders op de dag van zijn anniversarium. |
18. | Over de feestdagen van de HH. Laurentius, Lambertus, Nicolaas en Maria Magdalena; hoe Folkard een rantsoen voor de broeders instelde om de plechtige viering van deze heiligen te verzekeren. |
Hoofdstukken van het tweede boek
Gesta van Dom Gerard
|
1. | Over de verkiezing tot abt van dom Gerard. |
2. | Over een huis te Halen, dat ons door onze rentmeester was ontnomen en dat door Gerard en zijn mannen met de grond gelijk gemaakt werd. |
3. | Hoe hij veronachtzaamde naar een synodale vergadering te Luik te gaan. |
4. | Over onze villa Alem, die de graaf van Duras, Otto, broeder van onze abt dom Gerard, aan de mensa van de broeders schonk blijkens een oorkonde in ons bezit. |
5. | Over de overval die zijn neef pleegde op onze villa en onze bezittingen te Alem, maar hoe door toedoen van graaf Otto de villa werd teruggegeven, betreffende welke gebeurtenis wij oorkonden bezitten. |
6. | Hoe dom Gerard wilde aftreden als abt, maar hoe de bisschop van Luik daartoe geen toestemming gaf. |
7. | Hoe de bisschop, toegevend aan het dringend verzoek van Gerards familieleden en vrienden, hem de toestemming gaf om af te treden. |
8. | Hoe hij, met algemene instemming van het convent, Wiric tot zijn opvolger als abt verkoos, een uitverkoren plaats vond om eindelijk een teruggetrokken leven te leiden, later terugkeerde naar zijn eigen abdij en daar overleed. |
| |
| |
Hoofdstukken van het derde boek
Gesta van abt Dom Wiric
|
1. | Over de verkiezing van dom Wiric; hoe hij bevestiging van zijn verkiezing verkreeg in de bisschopsstad Metz. |
2. | Over zijn wijding het volgende jaar te Luik en over een aanklacht tegen hem, uitgaande van de kanunniken van Sint-Jan, in verband met het behouden van een eiland, dat zijn voorganger in bezit had genomen. |
3. | Over zijn intrede in de abdij en over de aanschaf van een voorraad stenen, zuilen en andere benodigdheden voor het herstel van de gebouwen. |
4. | Over de beslechting van het hierboven vermelde geschil door een uitspraak van edelen te Luik. |
5. | Over de brand van de stad van Sint-Trudo, van een groot deel van de kerk, van twee torens, met molens en andere werkplaatsen. |
6. | Over het herstel van de kloosterkerk en de wederopbouw van ons huis te Keulen. Hoe voor de eerste maal leien als dakbedekking werden gebruikt. |
7. | Over de onenigheid tussen paus Adrianus en keizer Frederik en over de onderlinge strijd tussen de twee tot paus verkozenen. |
8. | Over de Italiëreis van abt Wiric in gezelschap van de bisschop van Luik, Hendrik; hoe hij, welwillend door de paus ontvangen, de bevestiging van de privileges van onze abdij verkreeg en toestemming tot het dragen van pontificalia; hoe hij bij gelegenheid van een tweede reis door de paus als een zoon verwelkomd werd. |
9. | Over verwondingen aan dom Wiric bij vergissing toegebracht door vrienden van de abt van Floreffe. |
10. | Over de incorporatie van de kerk van de H. Maria te Sint-Truiden bij de prebende van de broeders. |
11. | Hoe Wiric, door Alexander II opgeroepen om hem te vergezellen naar Italië en hulp te verlenen in de strijd tussen Rijk en Kerk, thuis bleef in afwachting dat hij klaar kwam met zijn reisuitrusting. |
12. | Abt Wiric ziet af van zijn voornemen om met de bisschop van Luik Alexander II naar Italië te gaan wegens de daar heersende pestziekte. |
| |
| |
Hoofdstukken van het vierde boek
Vervolg van de Gesta van abt Wiric
|
1. | Over de vinding van het stoffelijk overschot en van de relieken van de H. Libertus, martelaar, en van anderen. |
2. | Over de vinding van de HH. Trudo en Eucherius. |
3. | Over de translatie van de HH. Trudo en Eucherius. |
4. | Over een mirakel tijdens de misviering op de dag van de translatie. |
5. | Over de voltooiing van de H. Trudo-kapel. |
6. | Over het prachtig herstelde schrijn van de HH. Trudo en Eucherius, waarin de relieken van de heiligen met verschuldigde eerbied werden neergelegd, dat in een plechtige processie door de stad werd gedragen en geborgen onder een gewelf achter het altaar. |
7. | Over de restauratie van het koor (het hoogkoor met twee kleinere koren, een links en een rechts), dat dreigde in te storten nadat vooraf het gewelf tegen hoge kosten was afgebroken. |
8. | Over het aanbrengen van zitplaatsen of van een koorgestoelte; over het schip van de kerk, waarvan de muren vanaf het koor vooraan tot aan de laatste boog bepleisterd werden, waarvan de houten balken van de zoldering met snijwerk versierd werden en over het leggen van de vloer. |
9. | Over de bouw van een wasplaats en een badinstallatie met de noodzakelijke privaten en over de onderscheiden ornamenten voor de kerk. |
10. | Over de voltooiing van de slaapzaal. |
11. | Over de bouw van een refter en de verplaatsing van de keuken. |
12. | Over een verwarmde kamer voor de abt en andere onontbeerlijke vertrekken. |
13. | Over de instelling van de feestdagen van twaalf heiligen en hoe, om ze plechtiger te vieren, drie pond vastgelegd werden voor het maal van de broeders op die dagen. |
14. | Over dat gedeelte van het marktplein - de huidige vismarkt - dat ons ontnomen was, maar dat ons dank zij dom Theoderik, opvolger van de overleden dom Stefanus, bisschop van Metz, werd
|
| |
| |
| teruggegeven, waarvan de grens tussen het gebied van onze abdij en dat van de bisschop door een duidelijk merkteken wordt afgebakend en waarover we oorkonden bezitten. |
15. | Hoe een door inwoners van onze stad beledigde bisschop zijn bezittingen bij ons aan de keizer afstond. |
16. | Over de strijd die Lodewijk, graaf van Loon, ontketende tegen Egidius, graaf van Duras, onze voogd, en tegen onze stadgenoten en over een burchttoren die te Brustem werd opgericht en omwald. |
17. | Over de strijd tussen Brustem en onze stad en over de schade door graaf Lodewijk toegebracht aan onze mensen te Borlo. |
18. | Over het verbod dat keizer Frederik aan de onzen richtte om zich in te laten met de strijd tussen beide graven en hoe de graaf van Loon de onzen als stumperds bespotte, die niet naar buiten durfden komen om met hem de strijd aan te binden; en over de koopwaar die naar de stad werd gebracht maar dagelijks door de zijnen werd geroofd. |
19. | Over de strijd van de graaf tegen onze stadgenoten en over de wijze waarop, na de verwoesting van een aantal van zijn dorpen, Brustem in de as werd gelegd op 28 juli; hoe zijn burcht door de onzen belegerd werd en hoe, na het overlijden van de graaf, de hertog van Lotharingen, Godfried, de oorlog beëindigde en de belegeraars huiswaarts deed keren. |
20. | Over de vrede die aan de onzen weergegeven werd; over het binnenhalen van de oogst, voor zover die uit de verwoesting was gespaard gebleven; hoe dank zij de bemoeienissen van abt Wiric de keizer bedaarde, nadat zijn woede tegen de onzen was opgewekt door een aanklacht van de overleden graaf; hoe de schade aan de abdij toegebracht door de vader, vergoed werd door zijn zoon Gerard. |
21. | Over de inneming van de burcht te Berloz, over de verwoesting en verbranding van de omliggende dorpen en over de schade in die tijd door de zonen van de graaf van Moha aan onze abdij toegebracht te Oreye. |
22. | Hoe de graaf van Loon, met de hulp van de graaf van Duras, zijn tegenstanders versloeg; hoe beiden door een huwelijk bondgenoten werden en hoe een duurzame vrede tot stand kwam tussen onze mensen en de graaf van Loon. |
| |
| |
23. | Hoe de omwalling van Brustem de kiem werd van alle ellende. |
24. | Over een nieuwe kloostergang van gepolijste steen, door abt Wiric binnen het jaar voltooid. |
25. | Over Brustem en zijn burcht, die door de graaf van Loon, uit vrees voor de graaf van Duras en de onzen, in handen van de keizer gegeven werden; en over de onderbreking van de werkzaamheden aan de wal. |
26. | Over de verzoening tussen paus Alexander en keizer Frederik I en over de ongeregeldheden die ten gevolge van de onenigheid tussen Kerk en Rijk zeventien jaar duurden. |
27. | Over een vijandelijke aanval op Colmont in het graafschap Loon door de bisschop van Luik, Rodulf, en de onzen; hoe graaf Gerard aanvankelijk de overhand had, maar hoe hij de volgende dag, na een nederlaag van zijn mannen, de vlucht moest nemen samen met slechts enkelen van de zijnen en hoe hij de stad Tongeren met de kerk van O.-L.-Vrouw in brand stak. |
28. | Over de plundering en de brandstichting van Loon, van zijn kerk en zijn burcht door de bisschop van Luik, Rodulf, en onze Truienaren. |
29. | Over de brand van het klooster en van het hele dorp Bilzen; over de verwoesting en de brand van het kasteel van Montenaken en van andere versterkingen en dorpen met hun kerken, ten getale van zestien en meer, begaan door het krijgsvolk van de bisschop; en over de vrede die eindelijk tot stand werd gebracht. |
30. | Over de verontwaardiging van de hertog van Leuven tegen onze stadgenoten wegens hun hulp aan de bisschop; over zijn verbod dat handelaars uit zijn gebied koopwaar naar ons zouden vervoeren. |
31. | Hoe een aanklacht van de graaf van Loon, tegen de onzen bij de keizer uitgebracht, dank zij de bescherming van de bisschop van Luik, Rodulf, ontzenuwd werd; hoe vrede en eendracht door de keizer werden opgelegd, en hoe de graaf, gedwongen, eindelijk definitief afzag van voltooiing van de wal te Brustem. |
32. | Overlijden van dom Wiric. |
Hier eindigt de inhoudsopgave
|
|