Geschenk voor Nederlands jufferschap(1789)–Anoniem Geschenk voor Nederlands jufferschap– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Elise. Muse plaintive, a toi, qui fais répandre, Ces pleurs touchans, delices d' un coeur tendre, Des vrais amans', toi, qui peins le malheur, Donne à ma voix l'accent de la douleur! Bernard. Ik vinde u dan weder, beminlijke Elise! Maar hoe? God! hoe ijslijk! In 't midden der ondeugd, Op d' oever der hel. Ach wat storm van driften en droevig herdenken! Om u eeuwig te missen, Vinde ik uw dan weder; Elise, mijn wellust! Dat akelig eeuwig, hoe vreeselijk treffend! Even zo treft de bliksem Den beangstigden mensch, Die sidderend sneeft. Wat kan ik thans hoopen, de troost van mijn leven, Uw bezit, mijne Elise! Thans is alles voorbij, En mijn klagt is als wind. [pagina 82] [p. 82] O vorige dagen, vol zagt lachende onschuld, Waar zijn thans die lonksters, Zo loddrig en kwijnend; Doch tevens zo schuldloos? Die treffende lonksters, die alles beloofden, Thans bedrieglijk en wulpsch, Vervoeren tot wellust - Maar wellust met wroeging. Ach uw tedre trekken, voorheên zo vol luister, Door onkuischheid verbasterd, Verwonen Elise, Doch onkenbaar voor mij. Gij schijnt mij een bloem, die door storm getroffen, Geknakt, wreedaartig geknakt, Naar de aarde zich bukt, En haar noodlot niet voelt. Doch de wandelaar, die haar knop zag ontluiken, Gevoelt echter treffend, Welk een droevige ramp, Haar dit onheil voorspelt. Even zo bloedt mijn hart, mijne dierbaare Elise! Ach uw toekomend lot, Beminnelijke Engel! Vervult mij met schrik. [pagina 83] [p. 83] Gij slaapt, ja gij slaapt op den rand van een afgrond, Waak op, dierbaar schepsel! Smeek God om genade, En leef weêr voor eeuwig. Vorige Volgende