Germania. Jaargang 7
(1905)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDuitsche Kroniek
| |
[pagina 680]
| |
BöhmeGa naar voetnoot(1) verschenen. De schrijfster bekent het zelf en toch is 't dit niet waardoor dat werk zoo bijzonder aantrekkelijk wordt. Integendeel, dit boek is alles eerder dan een tendenzroman die hoogstens als weerspiegeling van een zeker tijdperk eenige kultureele waarde kan hebben; het is een boeiend, fijn psychologisch werk met een diepen ethischen ondergrond. In dagboekbladen vinden wij het leven van eene voor de maatschappij verlorene, haar langzaam maar zeker steeds dieper en dieper zinken beschreven. Het kostbaarste echter voor den psycholoog, de motiveering van het besluit om dit leven te beginnen, ontbeert men ten zeerste ‘de bladzijden die daarop betrekking hebben zijn er uit geknipt’, zegt de bewerkster. Daardoor ontbreekt het meest belangwekkende gedeelte van het boek, dat echter ook zonder dit, aandachtig gelezen, veel nut kan stichten vooral bij het jongere geslacht en ook de rijpere jeugd kan en mag het lezen om eruit te leeren, want daarvoor is het bijzonder geschikt. Een dergelijk werkje eveneens zeer interessant is ‘Bab: Berliner KontrollmädchenGa naar voetnoot(2), tien levenschetsen van dergelijke vrouwelijke wezens. Van Götz Krafft’Ga naar voetnoot(3) is het derde deel verschenen, waarmee de schrijver E. Stilgebauer bewezen heeft zijne belofte niet te kunnen vervullen. Na deel I, met den held als student, kon men een eenigszins merkwaardig werk verwachten, eene verwachting die al in deel II gedeeltelijk teleurgesteld werd, maar nu, met deel III de hoofdpersoon onder de wapenen, is daar geheel niet meer aan te denken. Het is onloochenbaar een tendenzroman, al bestrijdt de schrijver dit ook ten zeerste en ook de gedeeltelijke mooie taal en stijl kunnen daar niets aan veranderen. Eveneens tendenzieus is het laatste werk van Ludwig Thoma Andreas VöstGa naar voetnoot(4) een boerenroman. Het is gegrond op de vijandschap tusschen een boer en een pastoor en daar de kerk ook hare onwaardige | |
[pagina 681]
| |
verkondigers niet los laat, zoo aardt deze vijandschap onwillekeurig tot een strijd tegen de laatste uit, waarbij de boer ten slotte het onderspit delft. Naast een breedvoerig en aktueel kultuurbeeld echter, biedt Thoma ons ook een aangrijpenden roman. Om Andreas Vöst heen staan talrijke plastische figuren met kostelijke typen en daartusschen in de behagelijke drooge komiek die den schrijver kenmerkt. Hierbij wil ik de titels van eenige kultureel beteekenisvolle brochuren noemen, die elk afzonderlijk het respektive thema kort doch grondig behandelen en deel uitmaken van de reeds bovengenoemde reeks: Grosstadt DokumenteGa naar voetnoot(1), Berliner Bohême, Sekten und Sektierer, Berliner Banken en Wiener Adel. Ik kom wellicht later eens breedvoerig op de geheele reeks terug. In de trant van Jörn Uhl zijn ook weer eenige romans verschenen. Beginnen wij met Marie door Marg. SiebertGa naar voetnoot(2), een levensroman en ontwikkelingsgeschiedenis eener jeugd. Een jong meisje dat zich reeds vroeg van onder moeders vleugelen wegbegeeft met een ontembare zucht naar het onbereikbare, naar vrede vriendschap en liefde en eindelijk in alles bedrogen zich met een eenzaam leven tevreden stelt. Een dergelijk vrouwenleven beschrijft Ernst Zahn in Clari MarieGa naar voetnoot(3) omgeven door een heele reeks andere gestalten. Zij de boerin en natuurdocteresse, verliest ook, gedeeltelijk door eigen schuld, den goeden dunk van het menschdom, in het bijzondere van hen die haar het naaste staan, om ook later eenzaam en verlaten een rustig leven te vinden. De ondergrond, de natuur, het St-Gothard Gebergte, is door Zahn meesterlijk beschreven, zooals hij ook al vroeger reeds zijn geboorteland geschilderd heeft. Sylvia, door Emmi LewaldGa naar voetnoot(4), is één van onze moderne vrouwen in uiterlijke vormen gekneed. Zij huwt een ernstig geleerde maar in een echt die dit ongelijke paar niet nader brengt, ziet men haar toch | |
[pagina 682]
| |
rijper worden, wat haar goed te pas komt als zij later een schitterend maar oppervlakkig officier de hand reikt. De volle bevrediging die ook in dit huwelijk uitblijft, vindt zij doordien zij haar tot nu toe in opvoeding zoo ten achter gebleven stiefdochter door liefderijke en grondige behandeling voor den vloek der oppervlakkigheid bewaart, waardoor zij zoo veel heeft geleden. Alles te zamen genomen is dit een roman, evenzoo rijk aan stof als aan ernstigen tot nadenken stemmenden inhoud. Met ‘Das Moordorf’Ga naar voetnoot(1) neemt voor het eerst een dichter de groote Noordduitsche moerassen tot onderwerp voor een roman. Max Geissler, beschrijft de zoo eigenaardige landschappen en streken die wij in de laatste tien jaren op schilderijen zoo aantrekkelijk vinden. De onverbruikte kracht van het land, de standvastigheid van de menschen en hoe deze beiden stil worstelend tegenover elkaar staan, een gevecht voeren, waarbij menschenwil en vlijt toch eindelijk zegepralen, ziedaar het onderwerp van dit werk, quasi het hooglied op de zegenende kracht van den alles overwinnenden wil. En toch staat de schrijver bij de eenvoudige natuurbeschrijving der dingen niet stil, maar hij zoekt ook naar en vindt een ziel daarin. Een hoogere kultuur kunnen wij voor de toekomst slechts dan verwachten wanneer wij onze jeugd in dien zin opvoeden; niet het minste moet de school daartoe bijdragen en het schijnt ook werkelijk dat dit langzamerhand zal geschieden. Een schakel in den ketting van werkelijke opvoeders schijnt Dr Friedrichs, te oordeelen naar zijn laatste werk ‘Sonnenschule’Ga naar voetnoot(2) te zijn. Hij geeft ons in dit werk, door opstellen van zijn jongens, een overzicht van een jaar les geven, de verhouding tusschen onderwijzer en scholier. Doordien hij een geheele klas daartoe brengt zich tegenover hem te specialiseeren, karakter aan te nemen, werkt hij de contrasten uit de natuur der jongens uit: zij onderscheiden zich ten tweede male van hunne medescholieren. Naar F.S. methode wordt de school ‘een glaspaleis vol zonneschijn’. Aan dergelijke | |
[pagina 683]
| |
snaren raakt Walter Alnus in zijn ‘Schülertagebuch‘Ga naar voetnoot(1) een werk in dezelfde richting als het laatstgenoemde, die men liefst tezamen leze. Ik kom nu tot de verzamelde verhalen die eenige aandacht verdienen. Er zijn er niet veel. Van Ludwig Ganghofer is een nieuw werk verschenen ‘Die Jaeger’Ga naar voetnoot(2). Zijn verhaaltrant is lang bekend en behoeft geen verder betoog. De levende en innerlijke beschrijving uit zijn vroegere werken keert ook hier weder in het bijzonder in de typische Flori en in Bachmayer. Uit het Weener leven brengt Emil Ertl in ‘Opfer der Zeit’ een bundel verhalen. Echt realisme, scherpe opmerkingsgave paren zich met innemende phantasie. Het beste hieruit is Sandoos Briefe, waarin hij in zoete, hartstochtelijke erotiek de stemmingen vol van leven weergeeft. Eén der beduidendste bundels is Ring und StabGa naar voetnoot(3), die slechts twee verhalen bevat, door Ernst Heilbronn. De inhoud is niet goed te beschrijven, maar zij getuigen van de oorspronkelijkheid des schrijvers en van geleidelijke ontwikkeling. En eindelijk komt Ricarda Huch weer met een nieuw werk ‘Seifenblasen’Ga naar voetnoot(4). Al hare eigenschappen komen ook in deze drie verhalen, die dit boek bevat, te voorschijn. Onuitputtelijke verbeelding, die met vrije hand werkelijkheid en droom vereenigt, een voor menschenleed en geluk steeds open hart en een opmerkelijke meesterschap over de taal, waardoor de lezer alleen reeds geboeid wordt. Daarbij komt nog een eigenaardige komiek, die hoofdzakelijk in ‘Geschichte vom Wonnenbald Pück’ te voorschijn komt. Het zou niet te verwonderen wezen, zoo dit werk denzelfden bijval genoot als de laatste roman (Von den Königen und der Krone). Onder de groote menigte der lyriekers zijn er maar een paar die de toets der kritiek kunnen weerstaan. Otto Hauser, ‘Der Reigen der schönen Frauen’Ga naar voetnoot(5) en Frank Wedekind ‘Die vier | |
[pagina 684]
| |
Jahreszeiten’Ga naar voetnoot(4) zijn wel de eenigste bundels uit de laatste maanden die van beteekenis zijn. Als een Duitsche Jules Verne, ontpopt zich Oskar Hoffmann in ‘Unter Marsmenschen’Ga naar voetnoot(5). Zijn oorspronkelijk en phantasievol verhaal biedt oneindig veel verstrooing, en leerrijks voor oud en jong. Een werk dat ieder vriend van Jules Verne niet ongelezen mag laten. E. Gordon Graig beoogt een hervorming op het tooneelgebied met zijn werkje ‘Die Kunst des Theaters’Ga naar voetnoot(6) dat wel eens ter bespreking mag gebracht worden en waarin zeker veel goede ideeën te vinden zijn. Dschiu-DschitsuGa naar voetnoot(7) door H.S. Hancock is eene beschrijving der bron der Japansche kracht. Op welk een wijze de Japanner de overhand te water en te land verkregen heeft wordt ons na het lezen van dit boek duidelijk. Alle lichaamsoefeningen vinden wij in dit werk beschreven, maar zij zijn geenszins door ons na te bootsen, onze levenswijs is zoo verschillend van de Japansche, dat wij er m.i. geen of maar weinig voordeel uit zouden kunnen trekken. Een groote leer kunnen wij echter behartigen: weest matig. Van de opstellen uit ‘Das litterarische Echo’ (Berlijn) noem ik als voor ons bijzonder aantrekkelijk: ‘Holländischer Brief’, door Max Conrat (nr 16); J.E. ‘Brauchen wir Dichterpreise?’ (nr 17); H. Eulenberg: Unser Geschäftstheater (nr 21) in welk nummer weer een ‘Holländischer Brief’ opgenomen is. Een beetje donkere dialoog ‘Litterat und Künstler’ door Richard Schaukal is in nr 22 te vinden. In nrs 10 et 9 van de Deutsche Rundschau (Berlijn) is het slot der biographie van Ebner-Eschenbach ‘Meine Kinderjahre’ opgenomen. ‘Schiller und das Jahrhundert’, door R. Fester et ‘Griechische Denker’, door Karl Joël gaan ons bijzonder aan in nr9 en in nr 11. Dr Schlodtmann over ‘Farbenwerte und Farbenwirkungen in Kunst und Natur’ en ‘P.S. Tschaikowsky’, door Eugen Zabel. Max Krieg schrijft in Nord und Süd (Juni) over | |
[pagina 685]
| |
‘Helene Bohlau’ en Ferdinand Labau over ‘Hamlet en das Gespenst’. In het Julinummer is een prachtig portret en een grondig artikel over Michael Georg Conrad, door O. Stauf v.d. Marc opgenomen en in Augustus is het Alfred Lichtwark die ons in een artikel nader gebracht wordt. En dan A. Halbert: ‘Richter oder Kritiker’. |
|