en hare hand; hij belooft haar trouw op voorwaarde, dat zij nooit naar zijnen naam, noch afkomst zal vragen. Dat aanvaardt zij, doch, aangestookt, verbreekt zij na eenigen tijd hare belofte. Dan verdwijnt de ridder met den zwaan en het bootje om niet meer terug te keeren.’
Nu eens heeft bij de middeneeuwsche dichters de gebeurtenis plaats, te Kleef of te Nijmegen, aan den Rijn of den Waal, dan aan de oevers der Maas of Schelde.
Aan de Schelde bij Antwerpen plaatst haar Richard Wagner, die uit deze wonderschoone en diep wijsgeerige sage zijn meester-gewrocht ‘Lohengrin’ heeft vervaardigd.
De overlevering verbindt deze sage met den oorsprong der vorstenfamiliën van Kleef, Brabant en Lotharingen, die eenen zwaan in haar wapenschild voerden. De zwaan speelt eene belangrijke rol in de Germaansche godenleer. Freia, de godin der liefde, reed in eenen wagen door zwanen getrokken en de Walküren of schildmaagden, die de lijken der gevallen helden op 't slagveld gingen halen, om ze naar het Walhalla bij de Goden te voeren, waren in zwanendons gekleed.
Saksers, zegt nog Dr J. Jonckbloet, brachten de sage waarschijnlijk over naar Vlaanderen, waar zij verwerkt werd in een gedicht, dat later gevonden en uitgegeven werd door Ferdinand von Hellwald. Verder leeft zij nog voort in het bekende Vlaamsche volksboekje ‘Helias, de ridder met den zwaan’. Conscience, onze geliefde schrijver, nam haar tot grondstof van zijn romantisch verhaal ‘Koning Oriand’.
Het merkwaardigste gedicht, dat de daden van Lohengrin, den zwaanridder bezingt, is dat van een onbekenden Duitschen dichter uit de middeneeuwen. Deze dichter laat zijn lied zingen door den beroemden minnezanger Wolfram von Eschenbach. Het werd geschreven omstreeks 1280-1290. Eene moderne bewerking, door H.A. Junghans, bestaat ervan in de bekende Reclam-uitgave te Leipzig.
De dichterlijke zijde van de sage van den zwaanridder is de