lingen genomen, die geen der 3 studiejaren verdubbeld hadden (die maken deel van de reeks A).
De wedstrijd bestaat uit een letterkundig deel (1ste taal, 2e taal, Geschiedenis en Aardrijkskunde) en een wetenschappelijk deel (wiskunde en boekhouden of wiskunde en scheikunde; dit laatste geval heeft zich den laatsten keer in 1902 voorgedaan).
De vakken van het letterkundig deel worden in dezelfde voorwaarden aan de Vlamingen en aan de Walen onderwezen: de 1ste taal in die taal zelf; de 2e taal insgelijks; de Geschiedenis en de Aardrijkskunde worden hoe langer hoe beter in de moedertaal onderwezen.
De vakken van het wetenschappelijk deel worden in het Fransch onderwezen aan de Vlamingen, zoowel als aan de Walen; ik weet dat de scheikunde in het Nederlandsch moet aangeleerd worden in de Vlaamsche scholen; maar ik zal doen opmerken: a) dat dit vak slechts voor de 0,3 der punten telt (de wiskunde telt voor de 0,7); b) dat het moeilijk zou zijn om te weten aan hoeveel leerlingen de scheikunde gedurende het schooljaar 1901-1902 in het Nederlandsch geheel en al onderwezen is geworden; in verscheidene gestichten, werd de wet van 1883 maar half of gedeeltelijk toegepast; c) dat, alvorens men een vak behoorlijk in eene taal kan aanleeren, men zorg moet dragen eerst die taal in den grond aan te leeren, de leerlingen in die taal te leeren denken en dat kan op een jaar niet geschieden. In die voorwaarden, twijfel ik eraan of de scheikunde wel in de beste voorwaarden in het Nederlandsch aangeleerd is geworden. Wat er ook van zij, de uitslagen in de scheikunde waren slecht zooals die in de wiskunde.
Wij zullen nu de uitslagen verkregen in het letterkundig deel vergelijken met die welke in het wetenschappelijk deel verkregen zijn geworden:
1ste en 2e taal, geschiedenis en aardrijkskunde.
|
|
Mededingers |
Prijzen |
In 't geheel onderscheidingen |
% |
1901 { Brussel en Voorsteden |
19 |
0 |
1 |
5,2 |
1901 { Leerl. der andere Vl. scholen |
89 |
3 |
11 |
12,3 |
1901 { Leerl. der waalsche scholen |
197 |
17 |
54 |
27,4 |