hart in den ouderdom van 50 jaar het equivalent eener massa van 788 000 000 kilogram één meter hoog geheven. Naar deze berekening zou Chevreul in zijn honderjarige loopbaan 430 maal het gevvicht van den Eifeltoren één meter hoog geheven hebben.
Dr Thurston komf tot de slotsom, dat de kracht, die een mensch aanwendt, om zijn bloedsomloop regelmatig te doen werken, voldoende zou zijn om een electrische lamp van twee kaarsensterkte bestendig te laten lichtgeven. Om echter bij een gloeilichtlamp een verlichting van 2 kaarsen te hebben, is een kracht van 40 kaarsen noodig. Daarnaar ontwikkelt een mensch, terwijl hij leeft, genoeg energie om zooveel te kunnen voortbrengen, dat hij elk verlichten van buiten af kan missen. Met andere woorden, wanneer hij, gelijk de lichtgevende kevers, een gelijkvormig orgaan bezat, zoo zou hij door de van de spiersamentrekking van zijn hart ontwikkelde kracht, gelijk Mozes, in een lichtzuil wandelen. Men vermoedt in elk geval niet, hoeveel drijfkracht en volharding het hart bezit, als men aan een anderen kant ziet, hoe weinig noodig is, om een hart te breken....
* * *
Genie en Volharding. Of het genie aangeboren is, ofwel door vlijt verkregen wordt, daarover is al meer dan eens door geleerden nagedacht en gesproken. Een beroemd man heeft het genie geheeten: de aanleg om zich tot iets aanhoudend in te spannen; en Buffon, de groote natuuronderzoeker, heeft van het genie gezegd, dat het niets anders is dan volharding. ‘Ik heb er steeds over nagedacht’ antwoordde Newton aan zijn vriend Halley, die hem vroeg, hoe hij tot zijne groote ontdekkingen gekomen was. Over zijn wijze van studeeren en werken, liet hij zich een volgenden keer uit: ‘Ik houd mij gedurig bezig met het voorwerp mijner onderzoekingen en wacht tot het eerste schemeren langzaam tot helder licht wordt. Zoo ik nuttig geweest ben aan de wereld, dan is dit door vlijt en volharding gekomen.’
De beroemde professor van staatsrecht, Beccaria, meende zelfs, dat iedereen een voornaam man en dichter kon worden en anderen zijn van hetzelfde gevoelen geweest. Er moet intusschen niet aan getwijfeld worden, dat er een bijzondere geesteskracht bestaat en wel die, welke wij ‘genie’ heeten. Newton noch Copernicus, van Beethoven noch Mozart, Shakespeare noch Göthe, Raphael noch Albert Dürer zouden, ook met de meeste inspanning en volharding, nooit die machtige werken geschapen hebben, zoo ze niet waren bedeeld geweest met eene bijzondere scheppingskracht. Ongetwijfeld moeten ernstige vlijt en volharding daarmede gepaard gaan. Göthe zelf heeft het bekend, toen bij 75 jaar oud was, dat hij nauwelijks vier weken eigenlijk vermaak genoten had in heel zijn leven. De rest was in onderzoeken, denken en werken opgegaan....