Germania. Jaargang 6
(1903-1904)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 505]
| |
o! Godlijk Mensch, die in dien vloekbren nacht
Een pyramied van Liefde hebt gesticht!
't Gepijnigd lijt viel onder 't lijdenswicht
Waaraan Uw ziel, weemoedig, zonder klacht
Ontvlood, in 't stervend-woord: ‘Het is volbracht!’
- Volbracht, den moord! - Volbracht, een Godenplicht!
Iskariot! Gethsémané!
Een bittre vloek klinkt met uw namen mêe!
Een zondige aard dringt nu vóór 't kruis te zaam
En zinkt terneer, aanbiddend.... Uwen naam!!
En biddend staren ze in uw glorie-schijn....
Nu zie ik eerst, hoe groot zij duivlen zijn!!
|
|