Germania. Jaargang 6
(1903-1904)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||
Steenkolen in Vlaanderen
| |||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||
Een achtbaar handelaar der stad Gent, met name Ch. de Brauwer, en eenige vrienden, de zekerheid bekomen hebbende dat er in Vlaanderen kolenlagen te vinden waren, vroegen in 1753 aan de Regeering een octrooi ‘pour traire des houilles de charbons de terre.’ Men opende een onderzoek, en de Raad van Finantiën, te Brussel, niet lichtzinnig te werk willende gaan, vroeg het advies van de kastelnijen en steden van Vlaanderen over bedoeld verzoekschrift. Wij willen hier het antwoord van enkele der geraadpleegde korpsen mededeelen: Resolutieboek van den Lande van Aelst De hier bedoelde stuks hebben wij niet teruggevonden. Ook de Hoogpointers en Schepenen der Kastelnij van Kortrijk gaven den 21n Maart 1754 een ontkennend antwoord, op grond ‘que le prix du bois diminuerait trop’. Men dient te weten dat te dien tijde nog een aanzienlijk deel van Vlaanderen, beboscht was, en schier al de groote heeren dergelijke eigendommen bezaten. | |||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||
Door de Kastelnijheeren van Oudenaarde was den 19n Maart geantwoord dat het verzoek tot uitbating der kolenstreek behoorde te worden toegestaan, op voorwaarde dat de eigenaar der gronden, daartoe te benuttigen, vergoed, en de belasting op die gronden door de ontginners betaald zouden worden. Lezenswaardig is het advies, gegeven door het Kastelnijbestuur des Ouden-Burchts (hoofdplaats Gent) aan de Gedeputeerden der Geestelijkheid en Leden der provincie; daarom deelen wij het mede in extenso: Seer Eerweerde Edele ende voorzienighe Heeren, | |||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||
die aen den suppliant, by ter syden stellinghe van soo decisive gront-regulen van equiteyt, de publique ruste proponeert te stooren onder den imposerenden dekmantel van eene specië van apparentie van de publique utiliteyt. | |||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||
van de putten ende andere wercken, dienstigh tot het trecken van de colen. | |||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||
versoeck ten jaere 1760 nogh ghedaen synde, het selve met alle voisen is afgewesen. Het ligt niet op onzen weg, de al of niet gegrondheid van de beweegredenen. in het midden gebracht door de Bestuurders van het Oudenburchtsche, te doen uitschijnen: ons eenig doel is, het historiek te geven van de pogingen, in de XVIIIe eeuw aangewend om, volgens de meening der octrooiverzoekers, eene nieuwe bron van voorspoed in Vlaanderen te openen. Geheel anders luidde weer het advies der Leden van het Hoofdcollege des Lands van Waas; daarin wordt o.a. gezegd: ‘Que les avantages que l'Etat et le publicq retireront de la découverte, consistant en ce que l'on occuperoit utilement un grand nombre de personnes, qui par la récompense de leur travail trouveront une subsistance assurée, que cette traite feroit valoir les bois circonvoisins qui se vendroient à plus haut prix que ci-devant, à cause de la prodigieuse quantité de bois, dont on a besoin pour construire les fosses et autres ouvrages souterrains.’ De vergunning, door Ch. de Brauwer en Cie aangevraagd, werd niet gegeven. Merken wij hier in 't voorbijgaan op, dat de vijf jaren te voren gedane vraag tot het bekomen van een octrooi tot kolenontginning onderteekend was door zekeren Sourdeau, maar dat, gelijk hiervoren is gezegd, al de kastelnijbesturen van Vlaanderen, zonder onderscheid, een ongunstig advies hadden ingezonden. Na tien jaren nieuwe opsporingen herbegon de Compagnie hare pogingen, aangemoedigd door een goed getal dorpsheeren, alsook door den prelaat der abdij van Eename, Ch. de Colins. Ditmaal waaide de wind gunstiger: vele lieden, die aanvankelijk | |||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||
bepaald zich hadden verzet tegen elke uitbating der kolenmijnen in Vlaanderen, waren nu van zienswijze veranderd. De bestuurders der kastelnij van den Ouden-Burcht drukten de meening uit ‘dat het gouvernement soude connen ghedient syn aen den geseyden Charles de Brauwer te verleenen een octroy exclusif tot het trecken der gevraegde houillekolen binnen dese provincie, eenighlyk voor den tydt van thien jaren, dit wel sonderlinge op de modificatien alhier mondelinghe opgehaelt ende by rescriptie geauthoriseert worden de heeren pensionnaris Van Ypersele ende greffier Vispoel.’ (Resolutieboeck van den Audenburgh van Ghendt, 1764, no 341, 267. - Staatsarchief te Gent.)
De schepenen der stad Gent trachtten in hun antwoord de redenen te wederleggen, welke tien jaren te voren voldoende waren geacht om het verzoek van de Brauwer te doen verwerpen. ‘Wordende verthoont dat de opghenomen vreese van verminderinge van den prys van het haut ongegront was, aenghesien den selven prys altyt seer hooghe is ghebleven, nietjegenstaende het meerder ghebruyck als voordesen der houille-colen; dat oock die reden niet wederhauden en hebben de Staten van Brabant van te versoucken ghelyck octroy, t'welcke sy becommen hebben, ende dat oversulcx jn desen niet anders te considereren en saude doen als het welvaeren ende de utiliteyt, die daer uyt voor het vaederlant saude resulteren, tot vaststellinghe van welcken by de voors. memorie menighvuldige redenen worden gheadvanceert, als te weten de noodtsaeckelykheyt van houille-colen jn groote quantiteyt te moeten gebruycken; de jmmense somme van pennynghen daer aen dependerende; de opghecommen difficulteyten ende onlangs geaugmenteerde rechten op de houille-colen tot Condé, boven meer andere redenen respectivelyck streckende tot betoogh soo van de avantagie general voor de provintie als voor de jnsetenen van diere in het particulier, mitsgaders dat daer uyt geene jnconvenienten, schaede ofte prejuditie voor wie het saude wesen, te beduchten en is. | |||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||
reden magh gheweest syn dat jnden jaere 1753 de requeste aen de Majt ghepresenteert sonder effect ende uytwerkynge is ghebleven, dat wy nopende de saecke voor handen ende het te solliciteren octroy tot het trecken van houille-colen binnen de provintie van Vlaenderen niet anders en connen envisageren als eene merckelycke ende manifeste avantagie voor de selve provintie ende haere jnwoonders, voor soo veele men by dien middel behauden sal de pennyghen, die buyten den Lande verteirt worden, sonder dat wy connen bedyncken dat het voorgenomen etablissement aen jemant schaedelyck wesen can, sulcker wys datter niet anders te ondersoecken nochte te concipieren en doet, als den voet ende den middel op den welcken het octroy moet vervolght worden, ende te nemen de noodige precautien op dat het selve octroy, verleent synde, buyten syne executie niet en saude vallen, daertoe onder andere jn de aendacht nemende dat het exclusif recht, t' gonne ontwyffelyck sal moeten geaccordeert worden, eerst gevinculeert moet worden met het expres last van nopende het terrain 't gonne tot het trecken van houille-colen noodig, met de proprietaris van diere de gré à gré over een te moeten commen, ende voorts bepaelt ende gerestringeert sy tot den tyt van thien jaeren, ende dat ten surpluse de gonne, het selve octroy becommende, gehauden ende verplicht sullen syn hunne uytvindinghe ende wercken ter executie te brynghen binnen den tyt van een, uytterlyck twee jaer naer dien sy het selve octroy sullen becommen hebben.’Ga naar voetnoot(1) Bij brieven van 22 Juni 1765 deed de Regeering eindelijk aan de Compagnie de voorwaarden kennen mits welke de kolenontginning kon worden vergund; deze voorwaarden werden door Ch. de Brauwer en medebelanghebbenden aanvaard, en de vergunningsbrieven, bekleed met het zegel der keizerin Maria-Theresia, werden hun den 26n Februari 1766 toegezonden. Volgens dit document had Ch. de Brauwer ‘la faculté de faire chercher pendant le terme de dix ans consécutifs, à l'exclusion de tous autres, les houilles et charbons de terre dans le territoire de Ninove, Levergem (Leeuwergem), Gavere, Artene (sic), Audenarde, Bracle, Overboelaer, Viane, Windeke et | |||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||
endroits intermédiaires, de même que dans l'intérieur de tous ces endroits, et d'exploiter les veines qu'il y découvrira pendant ces dix ans...’ Charles de Brauwer et Cie moesten de opzoekingen en uitmijning beginnen vóor het einde van den herfst 1766, en die zonder onderbreking voortzetten; zij moesten de eigenaars der gronden, op welke zij zouden werken, de 40e mand van elke ader, leveren; bovendien zouden betalen ‘le double des dommages qu'ils causeront dans les fonds, dans lesquels ils feront leurs recherches et exécutions, ou dont ils auront besoin pour placer les terres et denrées qu'ils extrairont, ou pour y faire les routes d'accès convenables.... Ils devront paier à la Recette générale des domaines d'Oost-Flandres une reconnaissance annuelle de dix livres du prix de 40 gros, monnaye de Flandre du livre...’ Een der eerste en aanzienlijkste voorstanders van het ontwerp was graaf Emmanuël-Ignaas d'Hane de Steenhuize, heer van Nieuwland, Eekhove, Paridaan, Duffel, Doorne, en, door zijne echtgenoote, heer van Leeuwergem en Elene. Een zijner vrienden, in aanzien bij het hof, te Brussel, zond hem, onder dagteekening van 15 Mei 1768, den hierachter volgenden brief, waarvan wij de spelling eerbiedigen: Monsieur, | |||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||
avait demandé de pouvoir faire des recherches en Haynaut, où le tentième de cette extraction est reglé par chartres et dont vous pouvez vous prévaloir si votre terre de Steenhuys ressortit au conseil d'Haynau. Het ontwerp bleef zonder gevolg. Ontbrak het geld? vreesde men 't mislukken van de onderneming? onwil van de eigenaars der te huren of te koopen gronden? ontstond er een geschil, op het laatste uur, tusschen Ch. de Brauwer en zijne geassocieërden? Wij weten 't niet: de familiepapieren van den voornaamsten belanghebbende zouden ongetwijfeld ons hieromtrent voldoende kunnen inlichten. Wat wij weten is, dat de voorbereidende werkingen, de boringen, aangevangen werden in de bosschen der abdij van Eename; dat ze voortgezet werden tot het jaar 1768, en, na eene aanzienlijke uitgave, gestaakt. Ook weten wij dat andere opzoekingen werden gedaan, op last namelijk van graaf d'Hane, heer van Elene en Leeuwergem, en namelijk door de genaamden Fecher en Emmanuël Bastin ‘tourneur de baguettes’. Ziehier een extract uit het verslag (11 blz. kl. folio) door beide laatstgenoemden aan graaf d'Hane ter hand gesteld:
‘Nous avons trouvé les veines sulvantes.
| |||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||
Het verslag stelt vervolgens de aanwezigheid vast van steenkolen aderen te Steenhuize, Aalst, Okegem, Oudenhove, Op-Brakel, Ninove, Op-Hasselt, St-Antelins, enz. La ‘baguette divinatoire’ wees de plaatsen aan waar kolen zouden te vinden zijn, en men deed de boringen tot verschillende diepten, door lagen van zand, klei, humus enz. Zeggen wij, om te eindigen, dat na Ch. de Brauwer een ander persoon, wiens naam niet genoemd wordt, een octrooi vroeg om kolenaders op te sporen en de exploitatie van kolenmijnen te bekomen in West-Vlaanderen, tusschen de Schelde en de Lei, te Harelbeke en daar omtrent. Gelijk voor de vorenbedoelde compagnie was gedaan, stelde de Regeering zekere voorwaarden, ten einde het recht en de belangen van de eigenaars der te benuttigen gronden te vrijwaren. De ordonnantie der Keizerin draagt de dagteekening van 14 Januari 1771; zij werd in het consistorie van den Raad van Vlaanderen afrekondigd den 1n Februari daaropvolgende; ‘Alsoo eenen persoon sig aenbiedt om te soecken ende uyt te trecken op zynen cost ende peryckel de houilleaders, die souden connen gevonden worden binnen de rechtsgebieden der stede | |||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||
van Haerelbeke op de Leye ende Avelghem op de Schelde, met de voordere aangelegen prochien ende inclavementen tusschen deselve Schelde ende Leye, tot de leste prochien inclus, die de limiten ofte scheydinge maecken tusschen Vlaenderen, het Doornyksche ende Vrankryk, alwaer men tot hiertoe emmers met geen succes, dergelycke wercken nog niet ondernomen en hadde; offerende desen persoon sulkx aen te nemen in gevalle het Ons ereliefde dies-wegens te verleenen een octrooi exclusif...’ Inziende ‘de onsekerheyt van den goeden uitval...’ schreet de Regeering verscheidene maatregelen voor om ieders belang te regelen en te waarborgen, vóor het verleenen van een octrooi.Ga naar voetnoot(1) Weeral bleef het ontwerp zonder gevolg. De grond, dien de Vlamingen betreden, verbergt naar alle waarschijnlijkheid eenen grooten schat, gelijk die van de provinciën Henegouw, Luik en Limburg. Ongetwijfeld zou de exploitatie van kolenmijnen er de waarde der landen aanzienlijk doen klimmen en bezigheid en brood verschaffen aan tienduizenden Vlamingen, die thans, bij gebrek aan arbeid in hun geboortedorp, verplicht zijn zich te vestigen in het Walenland of in Frankrijk, bij een volk welks taal zij niet verstaan, welks zeden en gewoonten niet de hunne zijn en best de hunne niet moeten worden. Zou het niet betamen dat door de Regeering een ernstig onderzoek wierde gedaan omtrent de waarde der kolenaders in Vlaanderen, ten einde het ontstaan te vergemakkelijken van ontginningsgenootschappen? |
|