Germania. Jaargang 6(1903-1904)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] Een graf van verzen. door Johan Groeneboom, aan Jef Hinderdael. Mijn liefde is dood! 'k Wil haar begraven, Ik wil haar heil'gen met dit lied! O! klinke 't droef, weemoedig zacht, Zooals bij 't offren der Brahmanen De gong zijn weeke toon laat klinken Door 't fluistren van den keerkringsnacht! Ik dacht het wel, dat ze zou sterven gaan; Ze was zoo zwak en 't leven was zoo zwaar, zoo wreed voor haar, ze kon 't niet dragen. Ik zag haar kwijnen, - dagen! - dagen! Eéns hief ze 't hoofd, nog stervend, op, zooals de bloem, die frische drop komt laven En toen, - een laatste felle slag; Dat was haar stervensdag!.... O! vriend, gij die haar hebt gekend, En mée hebt lief gehad, o ween! Doch breng geen bloemen aan; ze wil er geen. Versier' haar graf noch lelieblank, noch rozen-rood, ze kreeg geen bloemen in het leven, ze wil geen bloemen in den dood. Neem haar die bloemen uit de haren En neem die krans haar van het hoofd Mijn hoop zei dat het immortellen waren Edoch ik heb het nooit geloofd. Leg nu een vredepalm, En plant een kruisje Bij haar graf, En bloei een wilg Daar overheen! O, vriend, O ween, O ween met mij om mijne liefde. [pagina 178] [p. 178] Maar neen, zoo bloemloos mag het niet Leg toch éen bloemtwijg op de baar; Die wezen zal 't symbool van haar; - Een twijg met witte rozen. Die bloemen pas de knop ontloken Van alle levenssap verstoken Die zullen kwijnen; - sterven gaan. Maar zullen stervend nog, hun zoete geuren spreiden. Zoo was mijn liefde, die, in al haar stervens-leed: Zich aan haar moordenaars bleef wijden, Die haar misdeden, valsch en wreed. Zoo is het goed! Laat ik nu gaan, t' Wordt me zoo bang bij deze doode. Herinnering, O gij, die ‘wreed’ ik durfde noemen, Ik bid U, leid me vaak tot hier. Dan zal ik weenen weer, om het dood-schoon gezicht van haar, die eens zóóveel mij gaf, Mijn Liefde, die begraven ligt, - Geheiligd - in dit verzen-graf. Vorige Volgende