Germania. Jaargang 6(1903-1904)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] O! Mocht ik verblijden! Joh. Groeneboom. Ik dool alléén door donkere armoe-straten, Waarin de maan een weinig licht laat gloren; Ze ligg en nu in nachtrust en verlaten Tot wéér een dag van lijden wordt geboren. Nu slapen al die droevig-starende oogen - Gezegend is de rust der stille nachten Waarin geen hart door lijden wordt bewogen - Of leeft het leed ook voort in droom- gedachten? Maar neen - nu rusten wel die moede harten, Die heel een leven naar wat vreugde snakken, De kalme nacht verdooft de wilde smarten, Die kermen in die schaamle menschenwrakken, Ik dool alléén! - O! mocht ik ze verblijden Die droeve zielen, die in slaap verdroomen De onsusbre pijnen van hun levenslijden Bewustloos van het leed dat nòg zal komen. Ik dool alléén en duizend sombre machten Bestormen mijne Ziel en slaan aan stukken De vrêe, die aan het licht van mijn gedachten Ontrees, in 't hart, dat nooit voor heen wou bukken. Ik dool alleen, maar kàn alleen niet dragen, De onzichtbre macht, die zwijgend wil verpletten, 't Meelijdend hart, dat door verbitterd klagen, Weer opstaat tegen 's levens duistre wetten. Vorige Volgende