Germania. Jaargang 5
(1902-1903)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEerste tooneel(Bij 't ophalen van de gordijn ligt de kamer in het duister; de vensterluiken zijn gesloten; men hoort de wind in den schoorsteen fluiten. - Op de tafel staat een kaars te branden).
| |
[pagina 722]
| |
VROUW BRAKELS
vrouw brakels:
(Zij draagt een lange witte slaapjapon; de haren hangen haar los op den rug; hare wangen zijn bleek en ingevallen; de oogen staan wijd gesperd. - Zij zit bij het open vuur op de knie«n; naast haar liggen klompjes hout; zij heeft een paar klompjes in de handen. - Na een oogenblik in die houding gezeten te hebben, staat ze recht en luistert naar het huilen van den wind. - Zij neemt de kaars en gaat met groote stappen van de deur rechts naar de deur van 't achterplan). Hans! - - Zijt gij het? - - Hans! - (Zij luistert bij de deur van het achterplan. - De storm loeit. - Zij komt tot bij hei raam). - Hans! - Waar zijt gij in zoo 'n weer?- - (Luistert). Hans! --
oswald:
(achter de schermen) Moeder!
vrouw brakels:
Hoor! - - (De wind huilt in den schoorsteen). Stil! - - Hij is 't. -
oswald:
(achter de schermen). Moeder!
vrouw brakels:
(zucht. - Luistert bij de deur links). Gij? -- Hans? - (Oswald van rechts op).
| |
Tweede tooneelVROUW BRAKELS, OSWALD
oswald:
(Hij is barvoets; heeft enkel broek en slaaphemd aan; zijn haren liggen ongekamd; men merkt dat hij uit zijn slaap opgeschrikt is). Moeder!
vrouw brakels:
(beziet hem verbaasd en trekt zich tot de sofa terug).
oswald:
Ik had gerucht gehoord. - Wat doet ge?
vrouw brakels:
(zet de kaars op tafel). Oswald --
oswald:
Wat doet ge, moeder?
vrouw brakels:
Ik kon niet meer slapen.
oswald:
(neemt zijn moeder bij den arm).
vrouw brakels:
(legt de hand op het hart). Hier zit het --
oswald:
Ge zijt weer niet in bed geweest, vannacht.
vrouw brakels:
(zwijgt).
oswald:
Dat is bespottelijk! - Kom! - (Wil zijn moeder naar rechts voeren. - Men hoort een wekker afloopen).
vrouw brakels:
Weg, Oswald. - Ik wil alleen zijn - straks komt hij -
oswald:
De morgen breekt weldra aan. - Ge hoeft rust. - Wat wilt ge om hem u afmartelen.
vrouw brakels:
Ga slapen - Oswald. - Gij moet rusten. | |
[pagina 723]
| |
oswald:
Ik moet niet rusten. - Als ge zóó voortgaat wil ik geen rust meer. - Kom nu?
vrouw brakels:
Neen. (Zei zich op de sofa).
oswald:
(komt naast haar zitten. - De wind huilt door den schoorsteen. - Poos).
vrouw brakels:
Komt Kurd?
oswald:
Hij zal hiervan morgen nog zijn, moeder.
vrouw brakels:
Hij is braaf. (Poos).
oswald:
Als ge niet te ruste gaat, zal ik het bem zeggen. -
vrouw brakels:
Zeg het niet! (Kucht).
oswald:
Ik zal. - - Of ik ga met hem mee.
vrouw brakels:
(weent) Niet genoeg dat hij alles verbrast; gij moet nu ook nog mij pijn aandoen.
oswald:
Ik?
vrouw brakels:
Daar zal een einde aankomen. Zoo blijf ik niet leven.
oswald:
(staat recht) Kom laat ons gaan. -Binnen eenige uren zal Kurd al thuis zijn; wij zullen Lins dan trachten te winnen voor vader.
vrouw brakels:
(knikt ontkennend).
oswald:
Hij zal toestemmen; hij kent onzen toestand.
vrouw brakels:
En Jo. - Hier grijs geworden. Ze heeft hem opgekweekt. - Nu moet ze op straat! (Kucht).
oswald:
Jo zal blijven.
vrouw brakels:
Hij heeft gezegd dat ze vandaag weg moet. (Weent).
oswald:
Ze blijft. - - Kom nu. - Rust wat, dan zal Kurd niet merken, dat ge niet geslapen hebt. (Hij voert zijn moeder naar rechts.) - (Jo op door de deur van het achter plan).
| |
Derde tooneelVorigen, met Jo
vrouw brakels:
Daar is ze al.
jo:
(Zij is op haar best gekleed). Goeden morgen. - - Ach, zijt ge weer niet slapen geweest, madame? - En zoo koud zijn! - Het stormt waarlijk. - Is mijnheer nu nog niet thuis? - Ach, dat zijn dingen!- -
vrouw brakels:
(weent stil en kucht).
oswald:
Ik vond ze weer hier, Jo. - Ze moet rusten.
jo:
Ach, madame; zet die dingen uit uw hoofd. 't Zal beteren.
vrouw brakels:
(de hand op het hart leggend) Hier is 't, Jo. -- Ach, gaat ge nu toch? -
oswald:
Neen, neen, moeder. | |
[pagina 724]
| |
jo:
Mijnheer wil het.
oswald:
Gij zult bij ons blijven, Jo.
jo:
Hij zal 't niet dulden. - - Ik word oud. - Kan nog moeilijk het werk doen. - 'k Heb hem grootgebracht - u grootgebracht. - - Ik heb altijd gedacht hier te mogen blijven. - - Nu kan ik niet meer dienen voor hier. (Weent stil).
oswald:
Straks is Kurd thuis; hij zal ook niet gedogen, dat ge heengaat.
vrouw brakels:
Blijf Jo, blijf. (Kucht).
jo:
Dat zijn dingen, dat zijn dingen!
vrouw brakels:
Ge zult blijven, zoolang wij een boterham hebben.
oswald:
Waarom hebt ge uw beste kleederen aangetrokken, Jo? - - En waarom zóó vroeg opstaan?
jo:
(neemt haar zakdoek) Als ik hier wegmoet - sterf ik liever. (Weent).
oswald:
Kom, kom! - Doe maar uw werk alsof er niets gebeurd ware.
jo:
Ach, mijnheer Oswald.
oswald:
Kom nu, moeder. - Vandaag komt hier verandering, groote verandering.
vrouw brakels:
Ja - Oswald - groote verandering. (Kucht).
(Beiden rechts af.)
| |
Vierde tooneelJO
jo:
Hoe ver het slecht vrouwvolk een zwak mensch leiden kan! (Gaat hoofdschuddend naar het vuur, steekt het aan en werpt er de klompjes hout in. - Neemt de kaars en blaast ze uit). - 't Is al morgen en nog is hij niet terug. (Gaat tot de deur links). Dat zijn dingen! Dat zijn dingen! (Opent de deur links met een sleutel dien ze op zak heeft; opent langs buiten de luiken. - De storm is gaan liggen. - Het wordt licht. - Jo komt terug binnen). Waren het nu maar leugens, die de menschen over hem zeggen. - (Neemt de kaars en gaat naar rechts). Ach, die koten! Die koten! -- Dat zijn dingen.
(Brakels van links op).
| |
Vijfde tooneelJO, BRAKELS
brakels:
(licht bedronken. - De hoed zit hem vast op het hoofd). Zijt ge al wakker, - Ja? -
jo:
(van aan de deur rechts) Mijnheer!
| |
[pagina 725]
| |
brakels:
(ontlast zich van zijn mantel). Brrrr! - Hondenweer! - (Werpt zijn mantel op de sofa). Op z'n Zondags, - ja? -
jo:
Brakels! Hoe kunt ge! - - Zijt ge vergeten -?
brakels:
(zet zich op de sofa)
Ik ben de baas. - Gaat ge vandaag, - ja?
jo:
Verdien ik het, zóó behandeld te worden? - Weet ge dan niet meer, dat uw ouders altijd gezegd hebben, dat ik hier zou blijven? -
brakels:
Om mij te tergen zeker? - Ja? -
jo:
Ik zal gaan, Brakels! - Maar God is in den Hemel - -
brakels:
Hahaha! -
jo:
En zoowaar hij daar is, zal hij u straffen. (Wil heengaan).
brakels:
Ge stookt mijn wijf op!
jo:
(Een paar stappen vooruitkomend) Ik? -
brakels:
Ja! -
jo:
(zet de kaars op tafel).
Ik moet madame niet opstoken! - Heel het dorp kent u!
brakels:
Ze gaat niet uit; hoe kan ze 't weten?
jo:
De kraaien zouden het uitbrengen! - Hans, Hans! Iedereen spreekt van u!
brakels:
Wie iets te zeggen heeft, kome tot mij; 'k zal hem antwoorden! -
jo:
Waarom zijt ge ooit met dat volk in aanraking gekomen?
brakels:
(aarzelend) Ik kom er niet meer. - Al in lang niet meer! -
jo:
(blikt hem ongeloovig aan).
brakels:
Ik kom er niet meer, zeg ik! Verdomd! -
jo:
Waar zit ge dan heele nachten?
brakels:
(zwijgt).
jo:
Kunnen het fatsoenlijke huizen zijn, waar men drinkt en brast, den heelen nacht? - Neen, Hans, voor een glas bier houdt dat volk u niet op! - Wijn - - champagne moet er gedronken worden! - - Geld verkwist. - -
brakels:
Ziet ge wel, dat gij haar opstookt!
jo:
Wat onrecht is, is onrecht en dat zal ik altijd zeggen! - - Hans, - ik weet niet, hoe ge nog onder de oogen van uw eigen jongens durft komen! - -
brakels:
Is het nu uit? - -
jo:
Ik moet uw vrouw niet opstoken. - Ik zou haar niet willen zeggen, wat ik in 't dorp hoor. - Ge zult ze gauw genoeg kwijt zijn! -
brakels:
(vliegt op haar toe met gebalde vuist) Wijf! - Vuiltong! -
jo:
Ik zal niet wijken! - - Ik ken u! - 'k Heb u grootgebracht. - Sla mij sla mij, die hier grijs geworden is! - - Sla mij, Hans, als ge kunt! - - | |
[pagina 726]
| |
brakels:
(komt terug op de sofa zitten). Laat mij alleen! - Ge zoudt mij razend maken! - (Brengt de hand aan het voorhoofd).
jo:
Dat zijn alles uw eigen zonden! - Ge zijt nog niet dood! -
brakels:
Duurt het voort? - -
jo:
'k Zal zwijgen. - (Wil weg) . 't Zijn dingen.
brakels:
Wat zegt ge daar, dat ze in 't dorp vertellen? -
jo:
(fixeert hem zwijgend).
brakels:
Wat vertellen ze in 't dorp, Jo? (Nadert haar).
jo:
Ach, mijnheer! ge zijt diep gezonken!
brakels:
Wat zeggen ze? - Spreek! -
jo:
(ziet rond of niemand haar beluisterd). Ge komt nog in ‘de Gouden Vest’!
brakels:
(huichelend) Leugens! -
jo:
Ik weet het. - - In stilte - -
brakels:
(blikt Jo zenuwachtig aan).
jo:
Bijna eiken nacht! - -
brakels:
(gedempt). Wie zegt dat, Jo? - Ik zal - -
jo:
Zwijg!
brakels:
(gaat wanhopig op en neer). Wat is er nog?
jo:
(met de eene hand op tafel steunend; de andere naar het raam uitgestrekt en 't lijf over de tafel gebogen, tot Brakels). Ze is zoo - hé!
brakels:
(slaakt een gil). Jo! -
jo:
(steekt hem vijf vingeren toe). Vijf maanden! - Hé! -
brakels:
(staat als verplet. - Dan brengt hij de handen aan het hoofd, wrijft zich over de oogen, stampt op den grond en komt emsklaps op de sofa af, waar hij zijn mantel neemt).
jo:
(verspert hem den weg) Wat wilt ge doen?
brakels:
(zonder naar Jo te zien). Weg! Weg! -
jo:
Uw vrouw weet niets. -- Ik zal zwijgen.
brakels:
Zult ge zwijgen? - Ja? - Zult ge? (Neemt geld). Hier, dat is voor u, Jo. -
jo:
'k Wil uw geld niet! - Neen!
brakels:
o, Blijf bij ons, blijf bij ons! (Poos).
jo:
Alles is nog niet verloren. - Kurd komt vandaag; verzoen u. --
brakels:
Dàt kan niet.
jo:
't Moet. - Er moet verandering komen.
brakels:
Ja - - verandering?
jo:
Uw vrouw is van heel den nacht niet te bed geweest. -
oswald:
(achter de schermen). Jo! Jo! -
jo:
Blijf hier. - Zij is zoo gelukkig, als ge thuis blijft. - Ik zal uw koffie klaar maken. (Jo neemt de kaars. - Rechts af.)
| |
[pagina 727]
| |
Zesde tooneel.BRAKELS
brakels:
(haar naroepend) Geen koffie! - (Komt bij de sofa; laat er zich op neerzij gen). Zij weet alles - - alles! (Denkt na).
Ze moet weg. - Zij stookt haar op. - (Staart ten gronde).
(Oswald van rechts op).
| |
Zevende tooneel.BRAKELS, OSWALD
oswald:
(is nu geheel aangekleed; is echter blootshoofds. - Blijft bij de deur staan en blikt bedroefd naar zijn vader). Goeden morgen.
brakels:
(wendt het gelaat af.)
oswald:
(blijft staan). Goeden morgen, vader.
brakels:
(blikt zijn zoon aan; ziet dan ten gronde). Dag.
oswald:
Ge zijt vannacht niet thuis geweest? (Komt naar voren). Moeder ligt met de koorts.
brakels:
(wendt het gelaat af, naarmate Oswald nadert).
oswald:
Komt er nu nog geen einde aan, vader? - (Paos).
brakels:
(gedempt) Laat mij alleen.
oswald:
Moeder wordt krankzinnig, als ge zóó voortgaat. -
brakels:
(hoest).
oswald:
Ach, ik deed het liefst niet - - maar ik moet mij tegenover u stellen, vader! (Poos).
brakels:
Ze luistert naar leugens.
oswald:
Waarom altijd heele nachten wegzijn?
brakels:
(zwijgt).
oswald:
(komt vóór zijn vader staan). Kan 't zóó voortduren? -
brakels:
(Zwijgt).
oswald:
Ik heb altijd veel van u gehouden, vader -
brakels:
Ja. - De andere -
oswald:
Kurd ook. - Maar Kurd lijdt te veel om zich nog kalm te houden. - Er moet verandering komen.
brakels:
Ja - verandering.
oswald:
Geef gij het voorbeeld.
brakels:
(denkt na).
oswald:
Ge zwijgt. - Ik bid u, vader, - - niet om mij, - - maar om moeder, - die gij in den put helpt.
brakels:
(vaart op) Oswald!
| |
[pagina 728]
| |
oswald:
Ja. - Om haar. -
brakels:
(zijgt terug op de sofa en brengt de hand aan het voorhoofd).
oswald:
Blijf ginder weg.
brakels:
Weet ge wat ge zegt?
oswald:
Ja.
brakels:
(gaat op en neer).
oswald:
Jo wilt ge buiten zetten. -
brakels:
Ze stookt uw moeder op!
oswald:
Niet waar! - Dat is niet waar! -
brakels:
Als 't zoo is. - (Gaat op en neer).
oswald:
Het zou schandalig zijn, moet ge zoo 'n mensch wegjagen.
brakels:
Ze kan blijven. (Lang poos).
oswald:
Vandaag komt Kurd.
brakels:
'k Wil hem niet zien!
oswald:
Jawel. (Poos).
brakels:
(komt bij het raam en blikt naar buiten).
oswald:
Ook Lins zal komen. -
brakels:
Wat moet dat worden? - (Komt tot bij het vuur). Wie doet dat? -
oswald:
(zwijgt).
brakels:
(gaat op en neer).
oswald:
Wij zullen Lins bidden, dat hij u weer zou nemen.
brakels:
Mij? - Onmogelijk! - - Onmogelijk! - - Ik ga niet terug! - Ik wil niet! -
oswald:
Ge zult willen! - Daarin ligt uw redding - en die willen wij! (Vrouw Brakels op door de deur van 't achterplan).
| |
Achtste tooneelVORIGEN, met VROUW BRAKELS
vrouw brakels:
(draagt dezelfde japon van daarstraks; de haren zijn opgekamd). Ach! - (Brengt de hand op het hart. Kucht).
brakels:
(verbleekt; trekt zich geheel naar voren terug).
oswald:
Vader is al lang thuis, moeder.
vrouw brakels:
(komt zachtjes naar Brakels toe) Zijt ge daar al? - (Kucht). Veel vermaak gehad? - Ja? - Veel wijn gedronken? -
brakels:
(wil haar blik ontwijken).
oswald:
(vat zijn moeders hand) Kom. - Ge moet rusten.
vrouw brakels:
Ik kàn niet rusten. - (Op het hart de hand leggend). - Hier, - hier. - - (Kucht. - Tot Brakels). Heeft ze in uwen arm gelegen? - Hebt ge ze gezoend? - Heeft ze - -
| |
[pagina 729]
| |
brakels:
(zuchtend) Zwijg! - (Wil zijn vrouw ontwijken).
oswald:
Kom, moeder, naar uw kamer.
vrouw brakels:
Neen. - Ik wil niet meer op mijn kamer. - Kurd komt; hij moet zien - zien, wat (op haar man wijzend) wat hij kan!
brakels:
(schijnheilig) Ach, - ga rusten - vrouw.
vrouw brakels:
Rusten? - Rusten, niet waar? - - Dan kunt ge er bijzitten, wijn drinken -
oswald:
Moeder, houd op! - In Gods naam! - Is dat nu nog een leven?
brakels:
(schijnheilig) Ja, is dàt nu nog een leven?
vrouw brakels:
Geld verkwisten, - - mijn geld - - mijn geld - -
oswald:
Moeder, - hoort ge niet?
vrouw brakels:
(tot Brakels) Dan zult ge lachen, hé? - Als ik op 't kerkhof zal liggen - - (schatert als een zinnelooze en wijst met de handen in het ledige). - Dáár, dáár! - - Oswald!
oswald:
(grijpt hare hand) Moeder, wat is er?
vrouw brakels:
(de andere hand in het ledige uitstrekkend) Zie! - Oswald! Kurd! Jo! - Daar gaat hij! Daar! - -
oswald:
Ge ijlt, moeder? - (Tot zijn vader) Vader! - Vader! -
brakels:
(trekt zich naar hei raam terug).
vrouw brakels:
Ziet ge hem?! - Kurd! Kurd! - Ziet! - Zij is bij hem! - Zij is bij hem! - - Daar! Daar! Arm in arm! - - Oswald! Kurd! - Ze zoenen elkaar! - - (Slaakt een gil). Ach! - Ze rijden weg! - Kurd! Oswald! Kinderen! - Hen na! Hen na! -
brakels:
(slaakt een gil en vlucht rechts af.)
| |
Negende tooneelVORIGEN, min BRAKELS
oswald:
(die de handen zijner moeder gegrepen heeft). Wat begint ge, moeder? - Daar is niemand. (Lange Poos).
vrouw brakels:
(wordt kalm; schiet nu als uit een droom). Wat was dat?
oswald:
(leidt haar tot de sofa).
vrouw brakels:
(laat zich op de sofa neer). Vaders mantel. - Is hij thuis?
oswald:
Hij is al lang thuis, moeder. - (Poos). Hij is naar de keuken. - - Straks is Kurd thuis.
vrouw brakels:
(kucht)
oswald:
(Poos). Zoudt ge u niet aankleeden?
vrouw brakels:
(lacht) Voor wie?
oswald:
Wel, Kurd kunt ge toch zóó niet tegemoet gaan?
vrouw brakels:
(staat recht) Ja.
| |
[pagina 730]
| |
vrouw brakels en oswald
(gaan naar de deur van het achterplan).
oswald:
't Zal een bevrijdingsfeest zijn vandaag, moeder.
vrouw brakels:
(blijft staan; schijnt Oswald niet begrepen te hebben).
oswald:
Nu ja. - Komt Lins niet, om met Kurd en mij te onderhandelen over vader? - Vader wordt terug aanvaard. - - Is dat geen bevrijdingsfeest? - (Beiden af, door de deur van 't achterplan. - Kurd van links op).
| |
Tiende tooneelKURD
kurd:
(zet zijn reistaschje op tafel; ontlast zich van hoed en jas, die hij op de sofa legt). Eindelijk thuis. - (Trekt zijn handschoenen uit en bemerkt de vioolkas). Ach! - Oswald studeert toch nog. - (Steekt de handschoenen in de tesch). Hoe de menschen mij vreemd bezien in het dorp. - Ik kan niet begrijpen --
(Oswald op, door de deur van hei achterplan).
| |
Elfde tooneelVORIGE, OSWALD
oswald:
(op Kurd toetredend, met open handen). Kurd!
kurd:
(drukt Oswald de hand). Oswald!
oswald:
Zoo vroeg? -
kurd:
Ach, ja! - Welnu? - Hoe is 't? -
kurd:
(neemt een stoel) Slechter dan ooit.
kurd:
(heeft ook een stoel genomen). Dat kon ik wel tusschen de regels lezen, als ik brieven van u zag. (Poos).
oswald:
Ge zult hier moeten blijven.
kurd:
(ziet verwonderd op).
oswald:
Ik kon u niet alles schrijven; ik mocht niet. - Ik ken u te goed.
kurd:
Hij houdt nu toch niet meer aan met dat wijf?
oswald:
(zwijgt).
kurd:
(vliegt op) Oswald! - Als hij 't nog doet, zijn er ongelukken!
oswald:
Wees kalm. (Poos).
kurd:
(zet zich) Hoe is 't met moeder?
oswald:
Die slaapt niet meer. - - ijlt. - - Kurd, ge moogt niet meer van hier weg, zoolang hier geen verandering komt.
kurd:
De boel zal gekuischt worden.
oswald:
(pinkt een traan weg).
| |
[pagina 731]
| |
kurd:
Maar Oswald! - Ik geloof dat ge wilt weenen? - Ge maakt me razend! - (Staat recht). Wat is er dan toch? Is het ergste nu nóg niet geschied? - (Poos).
oswald:
Ik weet niet. (Poos).
kurd:
Waar is moeder nu? En waar is hij? Ik wil tot haar.
oswald:
(weerhoudt hem) Vader is in de keuken; moeder is op haar kamer. - Zij is den heelen nacht niet slapen geweest. -
kurd:
Hoe dat? -
oswald:
Hij komt bijna nooit meer thuis vóór twee, drie uur 's morgens - en dan ijlt zij (Poos).
kurd:
Waarom schreeft ge mij dat niet? (Poos).
oswald:
Ik dacht dat hij zich beteren zou.
kurd:
Beter worden? - - 't Is gedaan met hem, Oswald! - 't Is uit! - (Gaat op en neer. - Blijft staan). Van als ik wist, dat hij in die kroeg kwam, dacht ik dat wij te gronde moesten! (Poos).
oswald:
Als Lins te winnen is -?
kurd:
Lins zou dwaas doen, als hij hem neemt. (Gaat op en neer).
oswald:
Kurd! Kurd! - Zoudt gij u nu achteruit gaan trekken? -
kurd:
(staat na te denken).
oswald:
Zult gij dan bij Lins geen woord over hebben voor vader?
kurd:
'k Wil alles doen, om hier verandering te brengen. - Ik wil bij Lins voor hem bedelen. - - Ik wil - als 't moet - hem neerschieten als een hond! -
oswald:
Kurd! - Wat beteekent dàt! - Spreek niet zóó!
kurd:
(komt vóór Oswald) Ons geld verzuipt hij bij slecht vrouwvolk; moeder helpt hij in het graf; hij maakt haar kapot! - Ons drijft hij de deur uit! - Schulden op schulden maakt hij - -
oswald:
(wil spreken).
kurd:
Gij zegt het in uw brieven zelf!
oswald:
't Is zoó.
kurd:
Verdient hij meer, dan neergeschoten te worden?
oswald:
Ontwijkt hem - Kurd. - - 't Is toch onze vader.
kurd:
Is dat een vader? - Ja? - (Gaat op en neer). Ik haat hem! Haat hem! -
(Vrouw Brakels op door de deur van het achterplan)
| |
Twaalfde tooneelVORIGEN, met VROUW BRAKELS
vrouw brakels:
(draagt het japon uit het eerste bedrijf.) Ach!
| |
[pagina 732]
| |
kurd:
Moeder! - (Snelt tot haar) Lieve Moeder! -
vrouw brakels en kurd:
(drukken elkaar koortsig aan de borst).
vrouw brakels:
Gij zult hier blijven -?
kurd:
Ja! Ja! Ik zal! - - Voor u! - - o 'k Heb zoo naar u gesmacht, moeder! Zoo naar u gesmacht! - (Innige omarming).
vrouw brakils:
(Laat haar zoon los) Nu blijft ge voor goed, - niet waar?
kurd:
(beziet lang zijn moeder; wendt bedroefd het gelaat af.)
oswald:
(pinkt een traan weg).
kurd:
(mompelt) Een levend lijk. -
vrouw brakels:
(kucht. - Legt de hand op het hart). Hier, Kurd - - hier zit het! -
kurd:
Ach, - moeder -
vrouw brakels:
Als ik sterf - -
kurd:
Spreek niet van sterven, - moeder.
vrouw brakels:
'k Voel het. - (Haar gelaat verschiet: de oogen sperren zich ver open).
kurd:
(blikt naar Oswald).
oswald:
(maakt teeken dat hij stil zon blijven).
vrouw brakels:
(gillend) Daar! - Kurd! Kurd! - Oswald! - Ziet! - Daar is ze weer! -
oswald:
(stil tot zijn broer) De tweede maal vandaag.
kurd:
(tot zijn moeder gaande). Wat is er, moeder?
vrouw brakels:
Kurd! Kurd!
kurd:
Ik ben bij u, - moeder.
vrouw brakels:
(verbergt het gelaat aan zijn borst). Ach! - Hij is bij haar! - Oooo! - - (Schiet in een schaterlach) Hoort ge 't! - Ze zingen! Ze dansen! De glazen klinken! - - Kurd! Oswald! Jo! - Ach! Hulp! Hulp! - Zij gaat met hem! (Loopt naar de deur van het achterplan).
kurd:
(die haar weerhoudt). 't Is niets! 't Is niets - moeder! (Tot Oswald) Dat is zijn schuld! - o! Oswald, dat is zijn schuld!
vrouw brakels:
Kurd - gij zult bij mij blijven? -
kurd:
(die met zijn moeder afgaat, door de deur van 't achterplan). Ja zeker! - Kom! - Ge hoeft rust. - Ik wil de dokter roepen, - moeder.
(Beiden af.)
| |
Dertiende tooneelOSWALD
oswald:
(blikt ten hemel) God, waar is hier de uitkomst? = (Staat een oogen-
| |
[pagina 733]
| |
blik met gevouwen handen; dan weent hij, met de hand voor de oogen).
(Lins komt op van links).
| |
Veertiende tooneelOSWALD, LINS
lins:
(heeft zijn overjas aan en zijn wandelstok bij zich. - Hij draagt de twee registers uit het eerste bedrijf.) Den goeden dag. - Weenen? - Tja?
oswald:
(verschrikt) Ach! - (Herstelt zich snel) Dat ge toch gekomen zijt, mijnheer Lins.
lins:
o, Tja. (Neemt den hoed af.) Ik moet wel.
oswald:
(biedt hem een stoel aan) Ontlast u van uw overjas, mijnheer Lins.
lins:
Dank, dank u. - Zitten wil ik wel een oogenblikje. (Zet zich). Tja. - Slecht weer, Oswald. - Tja. - (Hij legt den hoed op den hoek der tafel; houdt den wandelstok in de handen).
oswald:
Kurd is gekomen.
lins:
Zoo. - 't Is waar ook, - ik heb 't in uw brief gelezen. - Tja. (Poos). En hoe stelt hij het op de redactie van zijn blad?
oswald:
Uiterst goed.
lins:
Tja. - Dan is hij in zijn element? - Tja?
oswald:
(glimlacht).
lins:
Dan blijft hij ook maar voor een paar dagen thuis -?
oswald:
Ja. - Dat wil zeggen, mijnheer Lins -
lins:
Zoo? -
oswald:
Ge kunt begrijpen, dat hij ginder gelukkiger is dan hier -
lins:
Zeker. - Zeker.
oswald:
Maar hier is hij noodig, - ginder niet.
lins:
(blikt hem ondervragend aan). Ha, - zoo?
oswald:
Althans voor 't oogenblik. - Moeder is erg ziek.
lins:
Ach!
oswald:
Kan eten noch slapen.
lins:
Vreeselijk!
oswald:
En ijlt (Pinkt een traan weg).
lins:
Nu, nu - dat zal veranderen. - Tja. (Poos) Ge wildet me spreken -?
oswald:
Ach, - verschooning, dat ik u gevraagd heb naar hier te komen; - 't was mijn plicht, zelf tot u te gaan -
lins:
Bah! Dàt is 't minste! - Wij kennen elkaar, - hè! - En - en - ik moest toch zelf eens hier zijn. - Tja - want - | |
[pagina 734]
| |
oswald:
Ja, ik wenschte u te spreken. - 'k Zal ook Kurd roepen. - Hij is er voor gekomen. (Roept aan de deur van 't achterplan) Jo! Jo! -
lins:
(is opgestaan en bezichtigt een der schilderijen).
oswald:
(komt tot bij Lins) Hoe is 't op de fabriek, mijnheer Lins? -
lins:
Uitstekend! - Uitstekend! (Op de schilderij wijzend). Heel lief - dat ding.
oswald:
Nog een geschenk van een vriend.
lins:
Ha, zoo! - (Jo op, door de deur van het achterplan).
| |
Vijftiende tooneel.VORIGEN, met JO
jo:
(is gekleed als in het eerste bedrijf.) Ach, - mijnheer Lins is daar! - Dat zijn dingen - hé, mijnheer Lins? - Dat zijn dingen! -
lins:
(schudt deelnemend het hoofd).
oswald:
Waar is moeder?
jo:
Ze ligt te bed. - Kurd heeft om den dokter gezonden. - Ze moet rusten, mijnheer Lins.
lins:
Zeker.
oswald:
En vader?
jo:
In 't salon. - Hij rust ook. - Wat een mensch in zijn leven kan overkomen, hè, mijnheer Lins?
lins:
't Is het leven, Jo. - Wat wilt ge er aan doen? - Tja -
oswald:
Roep Kurd.
jo:
(gaat heen).
oswald:
Laat moeder rusten. - Neem dit mee. (Overhandigt haar Kurds reistaschje).
(Jo af, door de deur van het achterplan).
| |
Zestiende tooneelLINS, OSWALD
lins:
Een getrouwe meid, hebt ge, Oswald. -
oswald:
Ach, ja! - Ze heeft ons allen grootgebracht. - Moeder houdt erg van haar.
lins:
Kan 't best gelooven. (Kurd op, door de deur van het achterplan).
| |
Zeventiende tooneel.VORIGEN, met KURD
lins:
Daar is de jonge - ‘Letterkundige’ - niet waar? (Lacht) Tja. -
| |
[pagina 735]
| |
kurd:
(drukt lins de hand) Mijnheer Lins.
lins:
(zet zich) En ge stelt het goed, hoor ik, - Tja. -
kurd:
o, Ja!
lins:
Nu, dàt doet me genoegen. - - En ge blijft eenige dagen thuis? Tja?
kurd:
Dat hangt af van den uitslag dien ons onderhoud zal opleveren, - mijnheer Lins.
lins:
Zoo. - Nu ter zake dan, - niet waar?
kurd:
(blikt naar Oswald).
oswald:
(zet zich op de sofa).
kurd:
(neemt een stoel en zet zich vooraan de tafel).
oswald:
Gij kent den toestand waarin wij verkeeren, - mijnheer Lins?
lins:
(knikt bevestigend).
oswald:
Een maand is vader bij u nu weg.
lins:
Tja. - Zoo ongeveer. - Nu? -
kurd:
Vader heeft dwaas gedaan.
lins:
Ach, tja. - Eens de dwaasheid begaan, ziet men ze best in, - niet waar? - Tja.
oswald:
't Is voor moeder een harde slag geweest.
lins:
Kan best gelooven. -
kurd:
En zooals 't nu gaat, kan het niet lang meer duren -
lins:
Neen.
oswald:
Gij weet niet alles. - mijnheer Lins. (Poos). Ik heb nooit gesmeekt - nooit - en ware het voor mij, dat ik het doen moest, ik zou het nooit. - - Maar voor moeder -
kurd:
Voor moeder is het, ja.
oswald:
De omstandigheden kunnen iemand tot het uiterste leiden, - mijnheer Lins.
lins:
(knikt bevestigend).
oswald:
Hier is 't zóó. - (Staat op). En daarom heb ik gevraagd, dat gij komen zoudt. - En Kurd ook is naar hier gekomen om u een gunst te vragen.
kurd:
Ja. (Poos).
lins:
En -? (Poos).
oswald:
Zou vader terug kunnen komen? -
lins:
(blikt ten gronde; tikt met den wandelstok tegen den pikkel der tafel). Ik dacht het wel.
oswald:
(na lang Lins bezien te hebben) Dáárin ligt redding voor hem, voor moeder, voor ons! -
lins:
(hoest).
| |
[pagina 736]
| |
kurd:
Niet voor hem; voor moeder smeeken wij.
lins:
Een brave vrouw. - Tja. -
oswald:
Zij kwijnt weg, dat men 't ziet. (Lange poos).
lins:
Tja, voor vrouw Brakels zou ik wel veel willen doen, - maar - tja, het moest toch eens gezegd worden - (Legt de registers op tafel) uw vader is niet geheel zuiver vertrokken. - Neen, - hij heeft niet erg deftig gehandeld met mij.
kurd:
(staat op) Wat bedoelt ge, - mijnheer Lins?
oswald:
Toch - geen tekort?
lins:
(neemt zijn brilkas en zet zijn bril op). Tja. - Dàt is het.
kurd en oswald:
(blikken Lins ondervragend aan).
lins:
'k Heb altijd veel achting voor u allen gehad - - en veel geduld met Brakels. - Maar dat hij me zou bestolen hebben -
kurd en oswald:
Bestolen?!
oswald:
Dàt kan niet, mijnheer Lins!
kurd:
Neen, dàt zou hij niet doen!
lins:
(legt de registers open) Ik wilde zelf komen. Een woordje uitleg van Hans zelf heldert misschien op - - Daarom heb ik me nog niet tot het gerecht gewend, ziet ge! - Tja.
kurd:
Roep hem, - Oswald.
oswald:
(rechts af.)
| |
Achttiende tooneel.KURD, LINS
lins:
Wie met vuur speelt, verbrandt zijn vingeren, Kurd. - Tja,
kurd:
(staart ten gronde. -Zucht).
lins:
Uw vader is altijd een braaf, goed bestuurder geweest, maar sedert hij die kroeg bezoekt -
kurd:
Ik weet het wel.
lins:
Voor vrouw Brakels en voor u heb ik hem niet vroeger weggejaagd; ik had het anders al lang moeten doen.
kurd:
(schudt zenuwachtig het hoofd).
(Van rechts komen pratend op: Brakels en Oswald).
| |
Negentiende tooneelVORIGEN, OSWALD, BRAKELS
brakels:
Mijn zoon spreekt van een tekort. - Ik ben geen dief.
lins:
Zoo niet, Hans. - Bij het nazien der boeken heeft mijn nieuwe bestuurder een tekort van 3000 frank gevonden. | |
[pagina 737]
| |
oswald en kurd
(blikken elkaar verwonderd aan, dan hun vader).
brakels:
Die nieuwe bestuurder liegt. - Ik ben geen dief.
lins:
Zulke uitdrukkingen niet, Hans. - Wij kennen elkaar al lang genoeg hè! - (Bladert in de registers) Ik ben zelf gekomen, ziet ge - Tja. - Ik heb de som ook niet gevonden. - Laat eens zien. -
brakels:
(denkt na) En waarin zit dat tekort? -
lins:
(bladert voort) 3000 frank, die betaald zijn door Verbauwen, vinden wij niet als betaald ingeschreven.
brakels:
Dat is onmogelijk! -
lins:
Des te beter, Brakels. - Hier. - Wilt ge zelf zien? -
brakels:
(staart op de bladzijde en denkt na).
oswald en kurd:
(zijn in pijnlijke afwachting).
lins:
Nu? - Verbauwen werd een rekening gestuurd van 3000 frank (wijst in den register) Hij antwoordt, dat ze betaald werden in October. (Lange poos) Nu? -
brakels:
Dat is zoo.
oswald:
Ziet ge wel, mijnheer Lins.
lins:
Dus betaald zegt gij?
brakels:
Ja zeker. - En in October - -
lins:
Den twee en twintigsten.
brakels:
(denkt na) Ja, ja, zoo is het.
oswald:
Als ze betaald zijn, zullen ze ook wel ingeschreven zijn, - mijnheer Lins.
brakels:
Uw nieuwe bestuurder zal slecht gezien hebben.
lins:
Toch niet. Ge moet hier zelf bekennen, dat de 3000 frank niet betaald zijn gebracht.
brakels:
Laat zien. (Bladert in de registers). Zoudt ge mij voor oneerlijk willen houden, mijnheer Lins?
lins:
'k Heb nooit zoover gedacht van u, mijnheer Brakels. - Maar als ik dit bemerkte -
brakels:
Ja, daarom hebt ge 't gedacht.
lins:
Wie zou 't niet. - Ik wilde eerst u zelf spreken. - Tja. -
brakels:
(schuift een register voor Lins) Dáár! Wie niet vuil is moet niet bang zijn! -
oswald en kurd:
(zien toe).
brakels:
Een kleinigheid! De post is verkeerd overgebracht. - Hier staan de drie duizend frank, onder Vergauwen, in plaats van onder Verbauwen. - Wie vergist zich nooit? -
lins:
(onderzoekt zelf. - Sluit zijn bril weg). Gij hebt gelijk, Hans. Tja.
| |
[pagina 738]
| |
brakels:
Een kleine vergissing! - Een onoplettendheid!
lins:
Slordigheid, Hans! - Beken het maar ronduit, tja. Slordigheid! - (hij sluit de registers).
oswald:
Vader heeft u dus in 't minst niet willen bechiegen, mijnheer Lins?
brakels:
Wie zegt dat?
lins:
(zet zich) Niemand, Hans.
oswald:
En voor moeder zoudt ge nu iets willen doen?
brakels:
(blikt Oswald ondervragend aan).
oswald:
Neem hem terug op 't kantoor
brakels:
(oppvarend) Mij?
kurd:
Ja.
oswald:
'k Weet het, mijnheer Lins, - en Kurd weet het ook: - vader verlangt naar 't kantoor.
brakels:
(loopt op en neer) Wie zegt dàt?
lins:
Tja, Brakels, - wij hebben elkaar altijd als vrienden gekend, hè? 't Is maar sedert een maand - Tja.
brakels:
Haal geen oude koeien uit de gracht, Lins!
lins:
Nu, we zullen dat maar weglaten. - Tja, - Maar uw jongens willen u terug op het kantoor zien.
brakels:
Wilt ge dieven? -
lins:
Nu, nu, zóó niet beginnen. - Wie zegt zóó iets? -
brakels:
(zwijgt).
lins:
Wij moeten hier niet diplomatisch zijn, - Hans! - - Nu ik wil u wel terug. - Tja. -
oswald en kurd:
Ach, Dank! - (Bezien hun vader).
lins:
Ge zwijgt, - Brakels?
brakels
(gedempt) Wat kan ik zeggen! - - Mijn plaats is toch - -
lins:
Tja, dàt! - - Uw plaats is ingenomen, Hans - - en ge begrijpt zelf. - - Maar als commies?
oswald:
Ja, - als commies, vader?
kurd:
En later misschien - - niet waar, mijnheer Lins? -
brakels:
(beziet met vlammend oog zijn zoon).
lins:
Nu - later - - wie weet. - - Tja. (Poos).
oswald:
Welnu, vader? (Poos).
brakels:
Neen!
kurd en oswald:
(zien verbaasd op).
lins:
(schudt bedenkelijk het hoofd).
brakels:
(afgemeten) 'k Wil geen knecht zijn!
oswald:
Maar, dat is geen knecht zijn! | |
[pagina 739]
| |
lins:
Wel neen, Hans. (Poos).
brakels:
Neen, zeg ik.
oswald:
Om moeders wil dan. - Doe het! (Poos).
lins:
Hans, - ik ken u. -
brakels:
Mijnheer Lins. - 'k Heb u gediend, goed gediend; gij hebt daarjuist gezien dat ik geen dief ben. - - Gij hebt mij betaald - dus -
lins:
(staat recht) Ik begrijp, Hans. - (Zet zijn hoed op; neemt de registers onder den arm). Tja - nu - -
kurd en oswald:
Maar vader!
lins:
(wil weg) Heeren.
oswald:
Vader! - Doe het! -
brakels:
Ik ben de baas! - - 'k Wil geen knecht zijn! -
lins:
Goeden dag jonge heeren. (Gaat ter deur links. - Keert zich nog eens naar Brakels).
kurd:
(die Lins volgt, tot Oswald, de vuist naar zijn vader uitstekend). Welnu! - Verdient hij iets?! -
(Beiden links af.)
| |
Twintigste tooneel.BRAKELS, OSWALD
brakels:
(gaat op en neer) Denkt ge dat ik mij belachelijk zal maken! - Voor wie neemt ge mij? - Ik wil alleen baas zijn!
oswald:
Wij willen u redden.
brakels:
Gij? - Mij redden? - Redt u zelf! - Ziet dat gij niet van honger omkomt met uw prul kunst!
oswald:
(opgewondeu) Van honger? - Ja, misschien! - - Kunstenaars lijden honger - - dàt is geen schande! Maar vrouwenterger zijn, en vrouwenmoorder! - Dat - - dat!
brakels:
(gaat met gebalde vuisten af op Oswald).
oswald:
Dàt is schandalig! (Rechts af).
| |
Eenentwintigste tooneelBRAKELS
brakels:
Luiaards! (stampt op den grond). Zijn ze hier dan allen tegen mij?! - Zijn ze hier dan allen tegen mij?! - - (Slaat de nanden in het haar). Gespuis! - Dorpsgespuis, dat alles overdraagt! - Ik vloek u! - Ik ga mijn weg! Alleen! Ik ga alleen! -
(Springfeld van links op).
| |
[pagina 740]
| |
Tweeentwintigste tooneelBRAKELS, SPRINGFELD
springfeld:
(die de laatste woorden gehoord heeft). Nie alleen! Da' zeg ik!
brakels:
(verschiet) Louis!
springfeld:
Neie - Hans - Ge gaot gij nie' alleen! - (Slaat zich op de borst).
Ik, ik gao meê auw! - Ik ben nog auwe vriend, Hans, en ik zal ‘et toone’, da' 'k auwe vriend ben! - (Poos).
brakels:
'k Ben ongelukkig, Springfeld! - - Diep ongelukkig! - (Poos).
springfeld:
Da' 's auw eige' schuld, jonge!
brakels:
(beziet hem verwonderd).
springfeld:
Ge bezie' me zoo? - 't Is auw eige' schuld, zeg 'k! -
brakels:
(gaat zwmuwachtig opp en neer).
springfeld:
Van over 'n maond, al langer zelf, hem 'k auw gezeed, da' ge moest uit da' kot ginder blijve'! - - Maor g'hè nie ' gelusterd. (Zet zich) En nauw, nauw, nauw da' ge bij Lins meugt terugkomme', hoor 'k daor van auwen ouwste zegge', nauw wilde weer nie'! - Da' 's podome dom, Hans! - Archidom! -
brakels:
Kan ik de knecht spelen?
springfeld:
Da' 's nie' de knecht zijn! - As ge daor nie' wilde komme', waarom dan nie' naor 'n ander plats uitzien?
brakels:
Gaat zoo licht niet.
springfeld:
Neie - jonge'! - Neie! - Da' wijl is auwen ondergank!- (Staat op). Ik wist nie', da' ge zóó onnöözel waort, Hans! Dà' wist ik nie', man!
brakels:
Is 't om mij te beleedigen dat ge komt? - Hebben mijn luiaards uw hoofd opgemaakt?
springfeld:
Auw jonges zijn geen loirikke! - Da' zijn farme jonges, die hard studeere' en iets wille' weurre'! Auw jonges moete' mijne' kop nie' zot racze'! - As ekik in ‘de gouw vest’ kom, houw 'k mijn hande' thuis, Hans! -
brakels:
't Is uit met mij! - De beste vrienden verlaten mij!
springfeld:
Daor is nog genëëne die auw verlaote heet! - Maor bij da wijt komme' ze nie' mëër, omda' ze wete', wa' da' auw vrouw al afgezien heet deur heur! -
brakels:
(loopt op en neer) Ge wilt me tergen! - Waarom komt ge nù, nù? - Waarom hebt ge mij sedert een maand ontweken? Denkt ge dat ik het niet bemerkt heb? -
springfeld:
'k Hem nööt uit mijne' weg gewist veur auw, Hans. Nööt! - | |
[pagina 741]
| |
'k Hem nie' mëer wille' komme' omda' auw vrouw nie' zou keune peize' hemme da' kik den opstoker was! - - Maor nauw kom 'k. omda' 'k zie', da' de boel hier om zëëp gaot - deur auw schuld!
brakels:
Houdt ge dàt staan?
springfeld:
As goeie vriend. - jao! -
brakels:
Springfeld! Springfeld. -
springfeld:
Raost maor! - Ik houw staon, da' den boel om zëëp gaot deur auw schuld! As wij in de ‘gouw vest' zaote’ den lachte' en dronke' wij - - daor doede niemand gëën zëër meê - - Maor gij, - gij hèd 'n bëëstighed gedaon! -
brakels:
(zenuwachtig) Louis - - weet ge 't?
springfeld:
Ze vertelt het overal zelf, podome! -
brakels:
(zucht diep).
springfeld:
Ze zeet da' 't van auw is! - En al vijf maonde! -
brakels:
(staot als verplet).
springfeld:
'n Bëëstighed, Hans! - 'n Bëëstighed! - - (Schudt het hoofd) Wa' zal auw vrouw
brakels:
Zwijg! Zwijg! - Oooo! - Ik word gek - (Men hoort achter de schermen een volksmenigte zingen:
Oe! oe! oe - oe - oe!
Oe! oe! oe - oe - oe!
Oe! oe! oe! -’
brakels:
(luistert met verwilderden blik).
springfeld:
'n Bëëstighed! - - Da' 's zij! - Het volk sjauwt heur uit, as 'z op straot komt.
brakels:
(loop' op en neer) Wat moet dat worden! Wat moet dat worden? -
kurd:
(achter de schermen) Ze komt volstrekt niet binnen!
vrouw brakels:
(achter de schermen) Laat ze tot hem! - Hij kan zich verantwoorden! -
oswald
(achter de schermen) Neen!
springfeld:
Ze is in uw huis! - Brakels, jonge', wa' moet er van vöörtkomme!
kurd:
(achter de schermen) Buiten! Weg! -
springfeld:
Wa' zijde begost! -
brakels:
(loopt op en neer) Zwijg! Zwijg!
een vrouwenstem:
(achter de schermen). Ja, van hem madame! - Van hem! -.
brakels:
Ach! - Zij zelf! -
kurd:
(achter de schermen) Buiten! - Het duurt nu al te lang! -
| |
[pagina 742]
| |
een vrouwenstem:
't Keend is van hem, madame! - 'k Zal 't overal zegge'! Van hem! - -
kurd:
(achter de schermen) Weg!
een vrouwenstem:
(achter de schermen) Van hem! - Van hem! -
(Gerucht achter de schermen).
jo
(achter de schermen) Zet dat uit uw hoofd madame!
brakels:
(stampt op den grond).
springfeld:
Ze is weg! - - Hans, jonge', nauw keunde nievers mëër komme'! -
brakels:
(loopt naar links) Weg! - Ik wil weg! -
springfeld:
(verspert hem den weg) Wa' gaode beginne?
brakels:
(als zinneloos) Ik weet niet! - Weg! - (Achter de schermen hoort men de volksmenigte roepen: ‘Oe! oe! oe! -’)
(Vronw Brakels op, door de deur van het achterplan).
| |
Drieentwintigste tooneelVORIGEN, VROUW BRAKELS
vrouw brakels:
(draagt haar wit slaapjapon) Alles! - Nu weet ik alles!
brakels:
(trekt zich terug naar voren).
vrouw brakels:
Hoort ge 't volk! - Hebt ge ze gehoord? - Schurk!
brakels:
Ze liegt! -
vrouw brakels:
Ze liegt niet! - Oooo! Met mijn geld zijt ge iets geworden: mijn geld hebt ge verbrast! - Mij getergd! - Gemarteld! - Bedrogen!
brakels:
Ze liegt, zeg ik!
vrouw brakels:
Alles weet ik! Bedrogen! - G'hebt mij bedrogen! - - Schurk! Schijnheilige! Geldverbrasser! Verleider! Bedrieger! Moordenaar! - - Moordenaar! - (Vlucht naar de deur links). Vijf maand is ze! Al vijt maand! (Links af.)
| |
Vierentwintigste tooneelVORIGEN, ZONDER VROUW BRAKELS
brakels:
Ze wordt gek! (stampt op den grond). Slecht volk! Slecht volk!
springfeld:
'n Bëëstighed hedde gedaon! 'n Bëëstighed! (Komt bij het raam links en blikt naar buiten) Hans! Hans! - Auw vrouw springt in den vijver! - (Vlucht links af.) Hulp! Hulp!
brakels:
(slaakt een gil; loopt tot het raam).
| |
[pagina 743]
| |
Vijfentwintigste tooneelBRAKELS
brakels:
- (komt bij den schoorsteen en leunt met den arm op de schoorsteen-mantel; stampt op den grond. - Als zinneloos)
Alles weg! Verloren! - Alleg! Alles weg! (Trekt zich aan de haren).
(Oswald van links op, gejaagd).
| |
Zesentwintigste tooneelBRAKELS, OSWALD
oswald:
(zich huilend op de sofa werpend) Moeder is dood! Moeder is dood! - oooo! - - Moeder! Moeder! - - (Kurd op, door de deur van het achterplan).
| |
Zevenentwintigste tooneelVORIGEN, KURD
kurd:
(opgewonden, den revolver uit het vorig bedrijf in de vuist). Ik wreek haar! - (Tot zijn vader) Schurk! Schurk! -
oswald:
(is op Kurd toegesprongen) Kurd!
kurd:
Weg! - Dood! -
oswald:
(houdt z'jn arm rond Kurd's hals) Niet dooden! Niet dooden! -
kurd:
Hij heeft moeder vermoord! (Wringt zich uit de armen van Oswald en lost een schot op zijn vader).
brakels:
(slaakt een kreet en wankelt).
oswald:
(slaakt een kreet en ontrukt Kurd het wapen, dat hij door de ruiten werpt. - Een schol gaat buiten af.) Kurd! Kurd! (Snelt tot zijn vader) Vader!
kurd:
(slaat de handen aan 't hoofd) Gedood! oooo! (snell links af. - Door de deur van 't achterplan komen opgesneld: Jo met de dokter).
| |
Achtentwintigste tooneelVORIGEN, JO, DOKTER
jo:
Heere-mijn-God! Wat gebeurt er! Oswald! -
oswald:
(die het hoofd van zijn vader in de handen houdt) Kurd! - oooo! En moeder dood!
jo:
(slaakt een gil) Geschoten? -
dokter:
Maakt los - - | |
[pagina 744]
| |
oswald en jo:
(helpen Brakels op een stoel)
jo:
(maakt de kleederen los van Brakels) Dat zijn dingen! Ach, dat zijn dingen! -
oswald:
Vader! - Vader! -
dokter:
(die de plaats onderzoekt waar de kogel zit) Breng hem op zijn bed.
- De wonde is niet doodelijk.
jo:
(slaakt een kreet van verlichting)
oswald:
Moeder! Moeder! - Oooo! -
dokter:
Kom -
dokter en jo:
(leiden Brakels naar de deur van het achterplan).
brakels:
Vloek! - Vloek over hem!
oswald:
(valt huilend op de sofa) Moeder! Dood! - Moeder! oooo! (Gerucht van verwarde menschenstemmen achter de schermen)
springfeld
(achter de schermen) Kurd! Kurd, wat begint ge! -
kurd:
Moeder! Moeder! Ik kom! (Men hoort in de verte twee snel opeenvolgende revolverschoten en gerucht van menschenstemmen).
GORDIJN VALT SNEL.
|
|