Germania. Jaargang 5
(1902-1903)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVlamische ChronikIn der jüngsten Zeit ist die Vlamische Sprache in der Kammer glänzend zu ihrem Recht gekommen. Da in einem vorliegenden Gesetzentwurf beide Texte nicht genau in ihrer Bedeutung übereinstimmten, führte dies zu einer Auseinandersetzung, die zum Schluss einen nicht Vlamischen Abgeordneten veranlasste auf den grossen Nutzen der doppelsprachigen Gezetsezvorlagen hinzuweisen, da dies dazu beitrage, wie in diesem Falle, die Absichten des Gesetzgebers bestimmter auszudrücken. * * * In der selben Woche gab es an einem Tage in der Kammer nicht weniger als 5 Fragestellungen (interpellationen) von fünf verschiedenen Abgeordneten in Vlamischer Sprache; sodass die Minister und sonstigen führenden Mitglieder zu der Ueberzeugung gelangen müssen, dass über kurz ihre Rolle wird ausgespielt sein, wenn sie sich nicht beizeiten zu dem Erlernen des Vlamirchen bequemen wollen. * * * Im Anschluss hieran beklagt der ‘Vlaamsche Strijd’ sehr zu recht die Lauheit der Vlamischen Vertreter, deren Zahl ungefähr 100 beträgt und deren einfacher Entschluss nur noch vlamisch, ihre Sprache zu gebrauchen hen, dazu führen würde, ohne weitere Kriegserklärung, den waalschen Abgeordneten, die weder vlamisch verstehen können noch verstenen wollen, wir sagen nicht sprechen, ihre Unfähigkelt recht fühlbar zu machen und durch die elementare | |
[pagina 569]
| |
Gewalt der Thatsachen zu bezwingen. Leider herrscht bei den meisten dieser vlamischen Volksvertreter zu grosse Lauheit und geht ihnen alles Gefühl der vlamischen Selbstwürde ab. Solange dieses nicht gründlich geweckt wird, bleiben alle unsern Erfolge eher theoretischer als praktis her Art und kommen wir nicht weiter. * * *
Auch im täglichen sowie im öffentlichen Leben kommen erfreuliche Zeichen des Aufwachens unter den Vlamen vor. So gab es vor kurzem eine Festversammlung in Mechelen, wo Dr Nuyens aus Mechelen folgendermaassen sprach: ‘Es befremdet mich dass ich hier noch keinen einzigen Trinkspruch of Vlamisch gehört habe. Jongens, geht doch nicht zum Volk mit einer französischen Zunge im Munde, es wird euch verleugnen und abstossen.’ Als Antwort erscholl sofort ein kräftiger ‘Vlaamsche Leeuw.’ Ein Zeichen dass es nur von den Führern abhängt um allen Misbräuchen unwiderstehlich ein Ende zu setzen. * * * Der ‘Nationaal Vlaamsch Verbond’ hat folgenden Aufruf erlassen, als Beantwortung eines Vorschlags vornehmlich von der franztollen Brüsseler Presse ausgehend um die Vlamen vor den waalschen Kniffen zu warnen: Aan de Vlaamsche Belgen: In eene vergaderingGa naar eindnoot1 onlangs te Brussel gehouden, werd door den Belgischen drukpersbond, op voorstel van zijnen voorzitter, opsteller aan een der meest Vlaamschhatende dagbladen der hoofdstad, besloten eene openbare inschrijvingGa naar eindnoot2 te openen voor het oprichten alhier van een nationaal gedenkteeken van het 75-jarig onafhankelijk bestaan van België. Men acht dus het gedenkmaal, op het Martelaarsplein, en de Congreskolom te Brussel niet meer voldoende ter verheerlijking der omwenteling van 1830 en der vestiging onzer nationaliteit. Zult gij, Vlaamsche Belgen, den oproep tot U gericht gunstig beantwoorden, en uwen penning stortenGa naar eindnoot3 om bij te dragen tot vereering van een tijdvakGa naar eindnoot4 dat, voor gansch het Vlaamsche land, een treurig en lang tijdperk was van diepe vernedering, grove miskenning en opzettelijke onderdrukking, gedurende hetwelk de Vlamingen als een overwonnen volk behandeld werden, van alle recht in taalopzicht verstokenGa naar eindnoot5 bleven en slechts goed geacht werden om handwerk te verrichten, belastingen op te brengen en aan 's lands leger soldaten te leveren die er door Vlaamschonkundige oversten van allen graad en rang als echte paria's behandeld werden? Zult gij vergeten dat, na meer dan 60 jaar strijdens om recht en gelijkheid, | |
[pagina 570]
| |
er voor de strafrechtbanken van Brussel, voor het assisenhof van Brabant, voor de militaire rechtbanken in gansch het land dagelijks nog Vlamingen veroordeeld worden zonder iets van beschuldiging of vonnisGa naar eindnoot6 te verstaan? dat wij nog altijd vruchteloos vragen dat de reeds bestaande taalwettenGa naar eindnoot7 eerlijk zouden nageleefd worden en dat de kennis der Vlaamsche taal zoo geëlscht worden van alle staatsambtenaars en rechters in het Vlaamsche land, evenals van alle onze officieren, militaire dokters, diplomatische agenten en consuls? dat gansch het hooger onderwijs, zoowel te Gent als te Luik, in het Fransch alléén gegeven wordt, evenals het landbouw- en veeartsenonderwijs en grootendeels het beroepsonderwijs in vele Vlaamsche steden, en dat aldus voor het Vlaamsche volk de weg tot alle hoogere verstandelijke ontwikkeling en tot elke ernstige verbetering van zijnen stoffelijken toestand versperdGa naar eindnoot8 blijft? Zult gij ook niet inzien dat de besproken oproep allereerst uitgaat van het orgaan uwer ergste vijanden, van een blad dat, naast verscheidene andere, op de Vlamingen gedurig smaaltGa naar eindnoot9 en ze belastert, dat zich telkens hardnekkig verzet tegen elke rechtsherstelling door het Vlaamsche volk gevraagd, al zijne krachten inspant om ons, Vlamingen, Belgen van tweede of mindere klasse te doen blijven en zich onlangs zelfs onderscheidde door den woedenden strijd door eenen staatsambtenaar in zijne kolommen gevoerd tegen de uitvoering van eene onzer voornaamste taalwetten? Neen, onder zulke droeve, nadeelige en bedenkelijke omstandigheden zult gij weigeren mede te werken aan het tot stand brengen van een gedenkteeken dat, op zijn zachtst gesproken, overbodigGa naar eindnoot10 mag heeten en dat, overigens, door de aangekondigde vermelding, op het voetstuk, van de namen der dagbladen die de inschrijving zullen opnemen, vooral eene groote handelsreklaam zou verwezenlijken ten behoeve eener reeks personen waaronder de ergste vijanden van den Vlaamschen landaard de hoofdrol spelen. Het geld dat gij voor zulk werk zoudt kunnen vellGa naar eindnoot11 hebben, ult gij, als echte en verlichte Vaderlanders, liever bestedenGa naar eindnoot12 aan het helpen aanvullen der groote leemtenGa naar eindnoot13 welke in de wetenschappelijke kennis en beroepsopleiding onzer Vlaamsche jeugd te betreuren vallen ten gevolge van de anti-pedagogische en anti-nationale inrichting van gansch ons hooger- en vakonderwijs alsmede van een groot deel onzer middelbare en zelfs lagere scholen, waar, zooals te Brussel vooral, de verfransching der leerlingen het hoofddelGa naar eindnoot14 blijkt te zijn, aan het doen huldigen en erkennen der volkomene gelijkheid der twee Belgische volksstammen op elk gebied en aan het verzekeren van de trouwe toepassing der wetten die deze volstrekte gelijkstelling eindelijk zullen uitroepen en waarborgen. Als, na zoolang vruchteloos vragen en klagen, na zooveel en zoo harden | |
[pagina 571]
| |
strijd, het artikel der Belgische grondwet alle Belgen gelijk voor de wet verklarende, voor het Vlaamsche land en zijne bewoners eindelijk iets anders dan een doode letter zal geworden zijn, dan zal er voor U, Vlaamsche Belgen, spraak kunnen zijn van medewerking aan de verwezenlijking van een ontwerp ah het hier besprokene Dan, ja, maar eerst dan. Thans ware uwe deelneming aan de aangekondigde inschrijving een bewijs van onbewuste onwaardigheid en van hartelooze onverschilligheidGa naar eindnoot15 voor het pijnlijk en beschamend lot van uwe reeds zoolang verschopte taalbroeders. Een bewijs van karakterloosheid zooals hetgeen men van U durft verwachten, zou aan onze verfranschers het recht geven, naast hunne reklaam op het voetstuk van hun werk, de vroegere gezegden te laten beitelen van twee der vurigste Brusselsche voorstanders van het ontworpen gedenkstuk: ‘De Vlamingen hebben paardekoppen.’ - ‘De Vlamingen zijn beesten.’ Wij berusten in de gevoelens van vaderlands- en volksliefde en van persoonlijke waardigheid onzer Vlaamsche medeburgers: alle vreugdebetoon in den aard van het voorgestelde zullen zij uitstellen tot na de volle verwezenlijking onzer leusu:Ga naar eindnoot16 In Vlaamsch België, Vlaamsch. * * * Onder de verschillende punten, die in de BestuursvergaderingGa naar eindnoot1 van Groep B van het Algemeen Nederlandsch Verbond, op 1 Februari te Gent gehouden, ter sprake kwamen, zijn er zeker twee die het allermeest de aandachtGa naar eindnoot2 der leden van het Alg. Ned. Verbond verdienen. Door den heer Johan Kesler uit Brussel werd namelijk breedvoerig gesproken over de middelen, waardoor het verkeer tusschen Noord- en Zuid- Nederland zou kunnen bevorderd worden. Besloten werd tot het richten van een schrijven aan de Exploitatiemaatschappij der Nederlandsche Staatsspoorwegen en aan de Hollandsche IJzeren-spoorwegmaatschappij om te vernemen op welke wijze het inrichten van extratreinenGa naar eindnoot2a zou kunnen verkregen worden. Door Prof. Julius Obrie werd uitvoerig gewezen op de noodzakelijkheid en de mogelijkheid om de betrekkingen tusschen Noord- en Zuid-Nederland te verbeteren, wat zeker in de eerste plaats op den weg ligt van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Ult zijn betoogGa naar eindnoot3 bleekGa naar eindnoot4 dat Nederland den vierden rang inneemt voor de handelsbetrekkingen van België met de verschillende landen van Europa: naar evenredigheidGa naar eindnoot4a zijner uitgestrektheid bekleedt het den allereersten rang. Om nu die handelsbetrekkingen tusschen beide landen nog uit te breiden, | |
[pagina 572]
| |
stelde Prof. Obrie voor - en de vergadering vereenigde zich met dat voorstel - dat de Belgische Groep van het Algemeen Nederl. Verbond zich zou wenden tot de Belgische Regeering, alsook tot de Kamer en den Senaat met het verzoekGa naar eindnoot5 dat het posttarief zou verlaagdGa naar eindnoot6 worden voor het verkeer met Nederland en wel op zulke wijze dat voor brieven de vracht zou bepaald worden op 15 centiem, voor briefkaarten op 5 en voor drukwerk, dagbladen, stalenGa naar eindnoot6a en handelspapieren op 2 centiem. (Hierbij valt op te merken dat de postvracht van 2 centiem in België thans reeds bestaat voor dagbladen en drukwerk voor het verkeer met het Groot-Hertogdom Luxemburg). Voor postwissels zou het minimum-bedrag zijn 15 centiem. Aan de Nederlandsche Handelskamer te Brussel zal gevraagd worden dat ook zij voor die zaak in Nederland en België zou optreden. Tot het Hoofdbestuur van het Alg. Nederl. Verbond zal door Groep B het verzoek worden gericht dat het zich met hetzelfde doelGa naar eindnoot7 zou wenden tot de Nederlandsche Regeering en tevens de Kamers van Koophandel in Nederland zou verzoeken dien wensch te steunenGa naar eindnoot8. TevensGa naar eindnoot9 zal aan het hoofdbestuur gevraagd worden: 1o dat het zich zou wenden tot de Nederlandsche Spoorwegmaatschappijen om haar te verzoeken voortaan uitsluitend de Nederlandsche taal te gebruiken in hare briefwisseling met alle vreemde besturenGa naar eindnoot10. (Zeker is het een plicht voor Nederland ook in zijne betrekkingenGa naar eindnoot11 met het buitenland zijne taal in eere te houden, zooals dit door andere landen, namelijk Duitschland, Frankrijk, Engeland, Rusland en Italië gedaan wordt. Daardoor zal de kennis onzer taal ook in het buitenland verspreid worden.) 2o dat het tot de hoofdbesturen in Nederland van Posterijen en Telegraphie een verzoek van dezelfde strekking zou richten; 3o dat het van den bevoegden Nederlandschen Minister zou trachten te verkrijgenGa naar eindnoot12 dat de aangiften voor douanenGa naar eindnoot13 en accijnzen in Nederland in onze taal worden opgemaakt. Eindelijk zal men het Hoofdbestuur verzoeken de Nederlandsche handelaars, die goederen in België koopen, aan te sporen in hunne betrekkingen met dat land uitsluitend de Nederlandsche taal te gebruiken en hunne Belgische leveranciers te vragen hunne vrachtbrieven voortaan in het Nederlandsch op te stellen. Zeker is het dat met het oog op de aanstaande ontginningGa naar eindnoot14 der kolenmijnen in de Belgische Kempen, waardoor onze betrekkingen met Noord-Nederland nog veel levendiger zullen worden, het noodzakelijk is dat Nederland ons tijdig te hulp komt om te verhoeden dat Limburg en de Antwerpsche Kempen geheel verwaalscht worden, indien niet gezorgd wordt dat de ontginningsmaatschappijen Nederlandschsprekende en - schrijvende beamten aanstellen. |
|