Germania. Jaargang 5
(1902-1903)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 504]
| ||||||||||||||||||
24 Juni 1900, te Antwerpen plaats had. Een uitvoerig verslag van deze heuglijke gebeurtenis verscheen in nummer 9, II Jaargang van Germania, blz. 688, onderteekend door Mr. Julius Obrie, een der inrichters en medestichters van den ‘Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden’. Wie de werkzaamheden van dit eerste Congres mocht bijwonen, wie den schitterenden uitslag van deze schijnbaar roekelooze onderneming mocht medegenieten, wie de heerlijke vruchten ervan zag rijpen, twijfelde niet of een tweede Congres zou weldra een nieuwe schakel aan de pas gesmeden ketting voegen. Drie jaren echter moe ten verloopen, vóórdat deze hoop werkelijkheid zou worden. Gent was de aangewezen stad om deze tweede uiting van zelfstandig-nationaal-zijn lucht te geven, maar het schijnt wel dat de ‘Vlaamsche Hoogeschool’ de strijdende krachten van het hartje van Vlaanderen te zeer in aanspraak nemen, want het kwam er niet toe. Langer echter kon aan geen uitstel gedacht worden, daarom - audaces fortuna juvat - besloten de Brusselaren den last op hun schouders te torschen, en het tweede Congres te beleggen, wat er ook van komen mocht. De Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden benoemde een Inrichtingscomiteit onder voorzitterschap van den heer Mr J. Van der Linden. en bepaalde dat het Congres zou plaats hebben, den 28 Juni 1903, op het Paleis van Justitie. De kogel is dus door de kerk; de stoot is gegeven. Laat het maar gaan, 't zal wel gaan! Waarom deze Vlaamsche Rechtscongressen? Ja, men schaamt zich eigenlijk het te moeten bekennen! Er moet tastbaar, voelbaar, hoorbaar bewezen worden dat het mogelijk is wetenschappelijke onderwerpen, rech skundige vraagstukken in de Nederlandsche taal te behandelen. Ik herhaal het, men schaamt zich dit te moeten bekennen, want de Duitsche lezers van de Germania zullen het ter nauwernood kunnen gelooven: onze vijanden - het gaat mij niet uit de pen ze enk si onze tegenstrevers te noemen - hebben het steeds geloochend, loochenen het nog. Volgens hen, is het Nederlandsch geen wetenschappelijk ontwikkelde taal, en is het onmogelijk in onze ‘barbaarsche dialecten’ een ernstige bespreking, laat staan een dorre theoretische verhandeling te voeren. Heeft men immers niet in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers durven beweren, dat in de Hollandsche Hoogescholen, Latijn of Fransch als voertaal moesten dienen? Schouderophalen zou misschien het eenige gepaste antwoord op zulke dwaasheden zijn, maar daarmede komt men nu eenmaal niet verder, en verder willen wij. Feiten volstaan en behoeven geen betoog: daarom willen wij de moedwillige dooven en blinden, nolens volens, verplichten te zien en te hooren. Zien naar den berg van rechtsgeleerde werken die | ||||||||||||||||||
[pagina 505]
| ||||||||||||||||||
in de Nederlandsche taal worden geschreven, hooren naar de redevoeringen die in de Nederlandsche taal al de haarkloverijen der rechtswetenschap toelaten. Het zal dus wezen propaganda, maar zonder twist, zonder polemiek. Wat willen wij, Vlaamschgezinden? Het eenig kultuurwapen in het Vlaamsche land - de Nederlandsche taal - op de plaats stellen die haar toekomt. Zonder dit wapen is voor 't volk geen heil te verwachten. Om de taal zelve is het ons minder te doen, maar wij weten dat zonder haar alle middelen, alle, slechts drogmiddelen waren, zijn en blijven zullen. Wat willen wij, Vlaamsche rechtsbeoefenaars? Datzelfde wapen - de Nederlandsche taal - in een der belangrijkste uitingen van het maatschappelijk leven, het rechtsleven, doen gelden. Want nog steeds, ondanks een schijnbaar vrijzinnige wetgeving, blijven de oude grieven bestaan, wordt onze taal als asschepoester behandeld. Voor weinige weken werden immers te Hasselt, de hoofdstad van de kernvlaamsche provincie Limburg hare rechten voor de burgerlijke rechtbank bestreden. Welnu, onze verhandelingen zullen bewijzen dat er, niettegenstaande de nagenoeg volkomen uitsluiting van onze taal op de Hoogeschool, in België een dichte, steeds aanwassende schaar van rechtsgeleerden bestaat, die hun roeping in het Nederlandsch kunnen en willen volbrengen. Als het ons toegelaten is nu reeds een blik op de werkzaamheden van het Inrichtingscomiteit te werpen, dan stippen wij met vreugde aan het groote aantal van Magistraten, die door hun bijtreding van hun volste sympathie voor de onderneming lieten blijken. Dit spreekt voor de toekomst. Niet al op de dagorde gebrachte onderwerpen konden door gebrek aan tijd op het eerste Congres verhandeld, laat staan besproken worden. Dat de aanstaande Juristendag evenmin aan schaarschheid van sprekers en verscheidenheid van stof zal lijden, blijkt uit de nu reeds ingezonden en nog te volledigen lijst der onderwerpen:
| ||||||||||||||||||
[pagina 506]
| ||||||||||||||||||
Een wensch zij ons veroorloofd. Dat ook uit de werkzaamheden van het Congres iets voortvloeie, dat later in de wetgeving zijn weerklank vinde. Niet enkel een schaakbord van uiteenloopende voordrachten moeten deze vergaderingen vormen, maar integendeel een periodische zitdag der Vlaamsche rechtskundige wereld, waarin echter vooruitbepaalde onderwerpen zullen behandeld worden. Uit deze samenwerking kan dan praktisch werk groeien. Onze taalwetten vooral, andere nog onvolledig toegelichte rechtstoestanden, dienen geregeld, geordend, volledigd of gewijzigd te worden. Het persoonlijk | ||||||||||||||||||
[pagina 507]
| ||||||||||||||||||
initiatief der burgers moet wel aan dit werk de hand slaan, daar de huidige Parlementen geen tijd meer hebben - zoo zeer worden zij door persoonlijke kwesties, ook nog wel door ruzies en vechtpartijen in aanspraak genomen - om aan de voorbereiding van nuttige wetsvoorstellen de noodige zorg te wijden. De grondslagen van een blijvende inrichting zullen - naar wij durven hoopen - tijdens het Congres van 28 Juni gelegd worden. W.T.
* * *
Der katholische Landdag der am 26. zu Antwerpen zu Gunsten des Gesetzentwurfs Coremans bez. Einführung des vlamischen Unterrichts in den bischöflichen Mittelschulen des vlamischen Landes, hat einen glänzenden Verlauf genommen. Mehrere hundert Teilnehmer waren aus allen Provinzen erschienen, darunter die bedeutendsten katholischen Vlamenführer. Es wurde einstimmig der Wunsch ausgesprochen die Kammer möge unverzüglich den Gesetzentwurf vornehmen und zum Gesetze machen denn, wie ein vlamisches Blatt erklärt ‘ohne katholischen vlamischen Unterricht werden unsere vlamischen Gesetze stets unausgeführt bleiben und die so nöthige Annäherung zwischen höhere und niedere Volksklassen nicht stattfinden.’ Das ganze viamische Land ist gespannt auf die bevorstehenden Verhandlungen der Kammer und wünscht dringend die Annahme des Gesetzes.
* * *
In Lüttich, in der Hauptstadt des Walenlandes regt sich mehr und mehr vlamisches Leben und vlamisches Bewustsem, nicht nur unter den an der Lütticher Hochschule studierenden vlamischen Studenten, sondern in der vlamischen Kolonie überhaupt, die mehr als 30,000 Köpfe zählt. Vor kurzem erwähnten wir ein vlamisches Musikfest, das dort gegeben und gut besucht wurde; jetzt wurden vorigen Sonntag durch den Vlaamschen Tooneelkring (Schauspielverein) von Lüttich zwei Stücke ausgeführt, die den lebhaftesten Beifall ernteten. Ein erfreuliches Zeichen für uns, Vlamen, dass unsere Sprachgenossen nicht rettungslos in das Walentum aufgehen, sondern uns Kämpfenden mit ihrem Beispiel ein Sporn sind.
* * *
In dem Gemeinderath von Komen an der französischen Grenze in Westflandern erkiä te ein Mitglied, er werde von jetzt an in den Sitzungen nichts mehr als vlamisch reden, damit man seine Worte nicht mehr falsch auslege. Der Vorsitzende Bürgermeister antwortete er selbst verstehe gut Vlamisch, dies sei aber nicht der Fall für mehrere ihrer Kollegen. Dennoch blieb der erste Redner bei seiner Erklärung und das ganze Land stimmt ihm freu- | ||||||||||||||||||
[pagina 508]
| ||||||||||||||||||
dig zu; die Zeitungen sind der Meinung, wer an einer vlamischen Gemeindeverwaltung sich zu betheiligen wünscht, solle Vlamisch kennen oder draussen bleiben. |
|