Germania. Jaargang 5
(1902-1903)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 352]
| |
Op het Spoor van den Varusslag
| |
[pagina 353]
| |
geven op de geographie der streek van dien tijd. En niet enkel de eigennamen van Cheruskers zouden hier van belang kunnen zijn, maar ook de persoonsnamen van andere Germaansche hoofden van toen bevatten aardrijkskundige aanwijzingen. Als bewijs hiervoor kunnen wij aanvoeren, dat eerst in de 12e eeuw in Duitschland erfelijk wordende geslachtsnamen in de eerste plaats naar de woonplaats of de streek gevormd zijn, waar de voorvader woonde. Hetzelfde zien wij bij Israelitische familien, zoo b.v. Oppenheimer, Hamburger. De familie Rothschild heet zoo, omdat ze uit de stad Roeskilde afstamt, zooals bewezen is. Men moet hier echter in acht nemen, dat de Romeinsche tong zekere Germaansche klanken niet zooals wij uitspreken noch wedergeven kon, zoodat b.v. de Romein in 't midden van een woord een r zette, daar waar het Germaansch een l had of waar wij een H bezaten, de Romein een Ch stelde, indien hij niet, naar de manier van den hedendaagschen Romein, de aanvang h geheel liet vallen. De Italiaan die b.v. het woord ‘heute’ Duitsch uitspreken wil, zegt: ‘aiti’ en zoo de Franschman die: ‘Ich habe einen Hut’ zou uitspreken: ‘Ick 'abe heine 'Ut’. Op zulke eigenaardigheden is bij het ontleden van Germaansche vorstennamen, die ons door Romeinsche schrijvers zijn nagelaten, vooral te letten. Deskundigen verzekeren ons, dat de naam Arminius met den lateren ‘Hermann’ niets gemeens heeft en beide dus niet in een athankelijksheidsverhouding tot elkaar staan. Hoe dit ook zij, dit staat vast, dat ‘Arminius’ adjectivisch gevormd is, juist als de naam van zijn vijand Tiberius (d.w.z. die van de Tiber (Tiberis) stammende). Daar onze Germaansche voorouders zich met voorliefde neerzetten aan den oever der zee of van rivieren (zie: Tacitus), zoo is het mogelijk dat de naam Arminius gevormd is naar den naam van een stroom ‘Arminis’ of ‘Armina’. Ter | |
[pagina 354]
| |
vergelijking bieden zich aan de Warmenau bij Melle (in het Osnabrücksche) en de Warme (Armena?), een bijrivier der Diemel. Indien nu echter, wat niet uitgesloten blijft, de verromeinschte naam Arminius hetzelfde beteekent als de Germaansche naam Alminis (d.i. l in plaats van r), zoodat de Cheruskenvorst een heer van Halmen, Helmen, ook wel van Almen, Elmen geweest is zoo kan de Alme (oorspronkelijk Almana en Almena) de stroom en ‘Almen’ de plaats geweest zijn, waar de woedende bestrijder der Romeinen eens gewoond heeft.... - De vader van Arminius is Segimerus. Deze naam heeft, zooals uit het voorbeeld van de Hohenzollernsche plaats ‘Sigmaringen’ blijkt den Germaanschen naam ‘Sigmar’ tot grondslag van hem afgeleid zijn de namen der plaatsen Sümmern bij Iserlohn, Kirchsümmern, Nordsümmern, in Westfalen. Doch het Germaansche woord Sigmar is afgeleid van Sig (of Sieg, ofwel de bekende waterloop (oorspronkelijk Siga) of Sieg (in den strijd) of Sigi, naar de sage van een ouden Koning in Westfalen, wiens burg de Sigiburg (Sygburg aan den samenloop van Ruhr en Lenne, zou geweest zijn) en mar, d.i. man. Zoo schijnt het! Anderzijds kan echter ook wel de naam Segimerus op grond zijner Germaansche afkomst het begrip Ziege (in dialekt: gais, geis) tot stamwoord hebben! En daartoe biedt zich ter vergelijking aan, de plek: Hofgeismar tusschen Diemel en Weser, de plaats Geismar (bij Fritzlar) waar Bonifacius den aan den Dondergod gewijden eik neerhaalde. - Plaatsen als Ziegenburg, Ziegenberg en dergelijke, komen ten Noorden en ten Zuiden der Diemel langs de Weser en 't is opvallend, dat twee plaatsen met dezen naam dicht bij een andere liggen, namelijk bij Ermschwerdt, op den linker oever der Weser, waarbij men niet vergeten mag dat Ermschwerdt de plaats van een strijd of veldslag schijnt aan te duiden. Een oom van Arminius draagt denzelfden naam als de vader van den held. De broeder van Armin, die aan de zijde der | |
[pagina 355]
| |
Romeinen vocht en zich daar door dapperheid en ‘ongewone trouw’ onderscheidde, had - evenals Hagen van Tronje, de moordenaar van Siegfrit van Nederland - maar eéen oog en wordt door de geschiedschrijvers ‘Flavus’ geheeten. Misschien is dit wel een zinspeling op de blonde haarkleur der Cheruskers (flavus = stroogeel). Doch er waren in Germanië ook plaatsen die aldus heetten en waarvan een aan Flavus mag behoord hebben. Zoo b.v. vindt men bezijden Düsseldorf het dorp Flehe; in het land der Friezen bestond er ten tijde van den Varusslag een ‘castellum Flevo’ en een meer (lacus Flevo), op het gebied van den Varusslag echter, aan de Weser, ligt de plek Vlotho, waaraan zeer wel de Germaansche naam Fleho of Flevo oorwoord van Flavus ten grondslag kan gelegen hebben. De broeder van de ons bij name onbekend gebleven moeder van Arminius, wordt door Tacitus ‘Inguiomerus’ genoemd. In latere tijden ontmoeten wij daarvoor in de oudduitsche geschiedenis, den naam Hinkmar, afgeleid van Hinko (Haan) en mar (man). Ook voor Inguiomerus laat zich allicht een ‘Hinkmers -’ of ‘Ingmers = heim’ of ‘- hausen’ verwrongen vorm nawijzen. Arminius woonde, zooals uit de berichten der Romeinsche schrijvers op te maken is, aan deze zijde van den Weser. Op den anderen oever lag de verblijfplaats van den Cheruskervorst Segestes; deze naam, welke ietwat gelijkt op dien van den Spaanschen minister Sagasta, heeft zich ongetwijfeld in de plaatsnamen Segeste (nabij Bodenburg en Alfeld) staande gehouden en het feit, dat een plaats in de nabijheid van Segeste ‘Irmseul’ heet, laat bijna met zekerheid aannemen, dat hier de behuwdvader van Arminius zijn woon had. De door Strabon overgeleverde naam der vrouw van den liberator Germaniae is Thusnelda. Het is een Griek die den Germaanschen naam wedergeeft, zoodat in plaats van s een t, in plaats | |
[pagina 356]
| |
van n een m te lezen is: Thutmelda. De plaats waar Karel de Groote de Saksen sloeg, noemen de Frankische chronijken Theotinoldi, Thiatmelli, Theotmaldi, Theotmalli, Tietmelle en zeggen, dat zij juxta montem Osnengi ad silvam faginam, naast den berg Osnengi bij het Beukenwoud gelegen is. Theotmoldi en Theotmaldi is oogenschijnlijk Thusneldi en de naam der vrouw van Armin van den naam zulker plaatsen afgeleid. Voor het Karlingische slagveld dringen zich drie plaatsen op. Sommige onderzoekers beweren, dat het de plaats Detmold in de oorkonden: Detmelde) moet zijn, de verblijfplaats der graven zur Lippe; anderen echter willen hebben dat de slag plaats greep in de omstreken van Kassel (oorspronkelijk: Cassala) dat zich uit de plaatsen Kirch-Ditmold en Rothen-Ditmold gevormd heeft. Weer anderen - de groote minderheid - is van gevoelen, dat het slagveld in den omtrek van Melle te zoeken is, daar naar een nog bestaande oorkonde de plaats van den slag ook ‘Gadesmelle’ genoemd werd. Dit is schijnbaar de Saksische vorm voor het Germaansche Theotimeldi (Gades = Theoti = Gottes; melle = meldi=gerechtsplaats)Ga naar voetnoot(1). Dit Gadesmelle is in de plaats Gesmold, waar de Else de bekende splitsing vormt met de Haase (oorspronkelijk: Osna) (het eenigste geval van dezen aard in Europa) gevonden. De beteekenis mons Osnengi is de letterlijke vertaling van het woord Haasenberg, van den berg waarop Osnabrück (oorspronkelijk Osnaburga en Osnabruga) gebouwd werd, van den berg aan de Osna, d.i. Haasena of Haase, silva fagina echter is het beukenwoud (Bocholt, Bokholt) dat den heelen omtrek beheerscht en waarvan b.v. Bückeburg, de burg in de Bückebergen, den naam gekregen heeft. Reeds Müller von Sondermühlen wees er op, dat de omgeving van Gesmold van Sagen omtrent een grooten slag, waarvan de held ‘de wiek’ of ‘weking’ is, wemelt, die eenmaal hier moet plaatsgehad hebben. | |
[pagina 357]
| |
De zoon van Armin en Thusnelda, in Romeinsche gevangenschap geboren, heet (naar Strabon bericht) Thumelicus. Deze adjectievisch gevormde naam bevat zeker een toespeling op de streek waarin Arminius na den slag tegen Varus, zooniet reeds in het jaar 9, woonde. De staat van Segestes was van dien van Arminius door het daartusschenliggend gebied van Segimer gescheiden en wel zóó, dat de Weser de oostelijke Cheruskers (die van Segestes) van degenen van Segimer en van Arminius scheidde. Het verst, westelijk naar den Rijn toe, woonde Arminius, die zekeren dag Thusnelda, (welke den held uit den krijg tegen Varus lief had doch door haar vader een anderen vorst werd toegedacht) ontvoerde en tot vrouw nam. De gebeurtenis laat toe een zekere scheiding aan te nemen der grondstreken van beide Cheruskenvorsten en wel door den Weser, zooals we reeds zeiden. De Diemel, oorspronkelijk: Timella is de stroom waarnaar Thumelikus, de Diemeling (wiens geschiedenis wellicht in het hessische vertelseltje van den ‘Däumeling’ verborgen is) werd geheeten. En zoo bevinden wij ons in het hartje der Varusstreek. Men neme eene goede landkaart van het Diemelland en zie goed toe. Daar ligt vooreerst de plaats Heerse (Nieuw-Oud-) in oorkonden Herisi, verder Herstelle (oorspronkelijk Herisial)Ga naar voetnoot1 en andere plaatsen die de namen der Cheruskers, bij de schrijvers Cheressi, Cherissi, bij Tacitus Cherusci, inhouden. Cherusci wil zeggen: Bergwoudbewoners of (hiruz, hirus, hirz, herz, hirse, hirsch.) Bij de Diemel ligt het Hirschwald en de plaats Warburg (oorspronkelijk: Warberg), d.i. Castra Vari. Op de markt der oude stad Warburg stond eenmaal het kamp van Varus, welk de omheenwonende Germanen aangevoerd door Arminius, overvielen (den 2 Oogst van het jaar 9 na Ch.) en daardoor den bekenden aftocht van Varus of liever van de legioenen in de rich- | |
[pagina 358]
| |
ting van den Rijn teweegbrachten. Westelijk van Warburg ligt Marsberg, oorspronkelijk bij de frankische Annalisten en den abt Regino: Aeresburg, Eresburgum, dat wil zeggen; Cheruskenburg. En hier kan de vaste woonplaats geweest zijn van den vorst der Cheruskers Arminius, gedurende den tijd van den strijd tegen Varus. Aan de andere zijde van de Diemel begint echter de saltus Teutoburgiensis bij Tacitus, het ‘Teutoburgerwoud’, zooals men deze uitdrukking heeft vertaald en hier stooten wij op den Desenberg met zijne overoude geschiedenis, op de plaats Daseburg (oorspronkelijk: Dasuborg) en, als voortzetting van den Desenberg, op den Deiselberg. In de richting van het Sauerland vinden wij, in Kallenhardt, Suttrop, Warstein, de familienamen Teutenberg onder de bewoners van die streek. Dat namen als Dezenberg Deiselberg en Dasuborg echter op Teutoburgium teruggeleiden zijn, kan uit volgende voorbeelden blijken. De naam van het Teutonenopperhoofd Teutoboduus leeft voort in de middeneeuwen als Disibodo en zoo heet nog heden een berg aan de Nahe ‘Disibodenberg.’ De door de Romeinen overgeleverde plaatsnaam Teutibarcio in Hongarije is het tegenwoordige Tisza Füred and de Theiss (Tisza) en door zijn ligging and de Theiss had ook het kamp der Romeinen den naam: Teutiburgium. Een zoon van Segestes, na de overrompeling van het kamp en den zelfmoord van den Consul Varus in 't bijzonder het lijk van Varus gehoond had en in tegenstelling met zijn vader een oprechte vriend van Arminius was, heet Sesithacus. De naam (adjectievische vorm!) komt in Aachen en Köln als famielienaam voor in Sistig. Een plaats van dien naam is misschien in Westfalen aan te wijzen. Sesithakus is afteleiden van Sesithacha d.w.z. Sesithvliet, Sesithbeek. De oude stad Soest (oorspronkelijk: Sosatum) werd eenmaal bij de Soestbeek gesticht. Ook de naam der Sesike een bijriviertje der Lippe, verdient onze aandacht. | |
[pagina 359]
| |
Sesithakus, die zich bij Arminius had aangesloten in den oorlog tegen Varus, stond beslist tegenover zijn vader Segestes, die de bevrijdende daad van Arminius gaarne zou verhinderd hebben en zoo kan Sesithakus wel het gebied tusschen de Sesike en de Soestbeek beheerscht hebben, zoodat hij op die wijze ten Westen van Arminius' gebied woonde. Een andere zoon van Segestes, wellicht zijn oudste, was, bij het uitbreken van den oorlog, priester in ‘ara Ubiorum’. Men heeft dit ‘ara Ubiorum’ voor ‘het altaar der Ubier’ in Köln of in Xanten gelegd, terwijl (zoo we rekening houden met den grooten afstand tusschen Köln en het kamp van Varus in het land der Cheruskers) veeleer aan te nemen is, dat we hier te doen hebben met een Romeinsche vertaling van den Germaanschen plaatsnaam, zooals nog onlangs, in Fransche bladen gebeurde, waar te lezen stond, dat tusschen Düsseldorf en Köln Slavonië ligt, wat de ‘Köln. Ztg.’ aanleiding gaf om met de geographische onwetendheid der Franschen te spotten, terwijl de Fransche schrijver den naam der bekende abdij Knechtsteden (in het monnikenlatijn Sclavonia) eenvoudig in 't Fransch vertaalde en zoo een plaats ‘Esclavonie’ geschapen had. Ik vermoed in ‘Ubiorum’ den naam ‘Büren’. Plaatsen met büren zijn er vele in Westfalen, zoo: ‘Ibbenbüren’, ‘Püsselbüren’. Voor dit ‘ara Ubiorum’ behoorde dan echter ofwel de plaats Büren aan de Alma of de plaats Gottsbüren (= ara Ubiorum) tusschen de Diemel en de Weser in aanmerking. Dat de priester Segimundus (Siegmund, Saemund, Segemon bij de Keltische Sequaner de naam der Zonnegodheid) niet van Köln of Xanten over den Rijn midden door de Romeinsche troepen bezette streken, naar Marsberg kan gekomen zijn, daarbij nog als priester der Romeinen, zooals men hem voorstelt, is klaar. Setithakus had tot vrouw de dochter van een aanvoerder der Katten. Haar naam, ons door Strabon overgemaakt, is Ramis. | |
[pagina 360]
| |
Aan den samenloop van Werra en Weser ligt de plaats Rehme (oorspronkelijk: Rima) en ten Westen daarvan de plaats Riemsloh. Op den Hahnenkampe bij Rehme heeft onlangs professor Schuchhardt van Hannover de overblijfsels eener oudgermaansche nederzetting uit den tijd van den Varusslag teruggevonden en hier kan dus ook het vaderland van Ramis gelegen hebben, want de Katten, de stamvaders der Bataven of Hollanders, waren te dien tijde ver naar het Noorden heen verspreid, terwijl men ze later enkel in het land van Hessen aantreft. Zoo was Kettwig een nederzetting der Katten. |