Germania. Jaargang 5
(1902-1903)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
[Nummer 5] | |
De Vlaamsche Eilanden
| |
[pagina 260]
| |
Gronden van wetenschappelijken aard hadden, gelijk men weet, aan Columbus de verzekering gegeven van het bestaan van land in het Westen. Talrijke verschijnsels op de Azoren waargenomen, zooals het aanspoelen van lijken, boomstammen, zeewier op de westelijke eilanden van den archipel, versterkten het vermoeden van den beroemden Genuees, en zoo mag men zeggen dat de Azorische eilanden niet zonder invloed geweest zijn op de ontdekking van Amerika. Geene enkele ontdekking is ooit meer betwist geworden dan die van de Azoren en waarschijnlijk zal de naam van Vlaamsche Eilanden bij den lezer de gedachte reeds gewekt hebben als zou de eer er van aan onze landgenooten toekomen. Zulks is onjuist en die benaming laat zich door een ander feit verklaren, gelijk wij weldra zullen zien. Hoogst waarschijnlijk waren de Azoren bij de oude volkeren, zooals de Pheniciërs, de Karthagers, de Grieken en de Romeinen onbekend. Wel is waar is het niet onmogelijk, dat in de oude tijden schepen door hevige stormen op deze eilanden gedreven werden, doch nergens vinden wij er een spoor van in de geschiedenis en wij hebben het recht niet van deze mogelijkheid tot de werkelijkheid te besluiten. Wij moeten tot in de eerste helft der XIVe eeuw na Christus opklimmen om de eerste melding van de Azoren te ontmoeten. De gansche groep verschijnt alsdan op de portulanen of zeekaarten ten gevolge eener ontdekking, die aan Katalonische of Italiaansche zeevaarders moet toegeschreven worden. Zoo komen wij tot het tijdperk der groote Portugeesche ontdekkingen, waarvan Hendrik de Zeevaarder (1394-1460) de voornaamste held geweest is. In het jaar 1437 zond hij twee schepen op ontdekking uit naar het Westen. Deze schepen landden op de Azoren aan en alzoo werden zeven eilanden, Santa Maria, San Miguel, Terceira, Graciosa, San Jorge, Pico en Fay- | |
[pagina 261]
| |
al teruggevonden, want van eene eigenlijke ontdekking kan er geen spraak meer zijn. Over de terugvinding van Flores en Corvo zijn wij minder goed ingelichtGa naar eindnoot2 toch moet zij in 1453 een voltrokkenGa naar eindnoot3 feit geweest zijn, want in dit jaar komt de naam van Corvo voor de eerste maal voor. In 1439 gaf koning Alfons V van Portugal aan zijnen oom prins Hendrik de toelating om de zeven eerste eilanden te bevolken. De kolonisatie der Azoren, een der grootste verdiensten van Hendrik den Zeevaarder, was geene gemakkelijke zaak. ‘Het volk morde, zegt de kronijkschrijver Azurara en aanzag de onderneming als onmogelijk’. Ook ging het bevolken slechts langzaam vooruit niet tegenstaande de groote voorrechten, die men aan de eerste kolonisten verleende. In deze omstandigheden moet het ons niet verwonderen, indien wij weldra onze landgenooten op de Azoren ontmoetenGa naar eindnoot4. De eerste Vlaming die een werkelijk deel nam aan het bevolken van deze eilanden is Jakob van Brugge. Hij verliet zijn vaderland om in Portugal een beter bestaanGa naar eindnoot5 te gaan zoeken en wij vinden hem achtereenvolgens in de steden Ourense en Porto. Omstreeks het jaar 1450 bekwam hij van Hendrik den Zeevaarder de toelating om het eiland Terceira te bevolken, dat tot dan toe nog woest en onbewoond was, en hij vestigde zich op het deel, dat den naam Praya draagt, het andere deel van het eiland, Angra genoemd, werd om het jaar 1471 bevolkt door Alvaro Martins Homem. Kort daarop volgt de dood van Jacob van Brugge onder omstandigheden, waarvan het geheim waarschijnlijk nooit zal ontsluierd worden. Wij weten slechts dat hij na het afsterven van zijnen zoon Gabriel de Brugis naar Vlaanderen vertrok en zijnen vriend Diogo de Teve als zijnen plaatsvervanger in het bestuur van het eiland achterliet. In 1474 reeds wordt gezegd, dat men sedert lang van Jakob van Brugge niets meer gehoord heeft. Verscheidene malen heeft de Infante van Portugal D. Brites aan zijne vrouw inlich- | |
[pagina 262]
| |
tingenGa naar eindnoot6 gevraagd, doch te vergeefs; dientengevolge geschiedde er eene nieuwe verdeeling van Terceira tusschen Jan Vaz Cortereal en Alvaro Martins Homem. Hierbij bepalen zich de weinige stellige berichten, die nopens Jakob van Brugge zijn overgebleven en zijne geschiedenis is door de legende geheel en al vervormd tot ons gekomen. Volgens Soares de Souza, waren de eerste kolonisten van dit eiland oorspronkelijk uit de Portugeesche provinciën Duero en Minho. ‘Desniettegenstaande, zegt genoemde schrijver, willen hedendaagsche reizigers sporen van het Vlaamsch element in de bevolking van Terceira terugvinden. Wat vooroordeelen toch vermogen!’ Dat men in de huidige Tercerianen afstammelingen van Vlamingen kan erkennen, komt ons onwaarschijnlijk voor, doch stellig was Jakob van Brugge niet de eenige vertegenwoordiger van het Vlaamsche ras op Terceira. Onder de eerste bewoners van dit eiland komt een Diogo Flamengo voor, d.w.z. Diogo de Vlaming zoo vinden wij ook nog den Vlaming, Fernand Dulmo ‘van den Olm’ als kapitein van Quatro Ribeyras, een deel van het eiland, waar eene rivier den naam draagt van Ribeira dos Flamengos. Deze benaming alleen doet met reden veronderstellen, dat hij zich aldaar met eenige Vlamingen neêrgezet had. Een tweede landgenoot, dien wij op de Azoren ontmoeten is Willem van der Haegen. Ongelukkig is zijne geschiedenis zeer duister en wij kunnen slechtsGa naar eindnoot7 uit eenige overleveringen door Gaspar Fructuoso bewaard, enkele bijzonderhedenGa naar eindnoot8 opmaken. Willem van der Haegen werd in de eerste helft der XVe eeuw te Brugge geboren uit een adellijk geslacht afkomstig van Maastricht. Hij verliet zijn vaderland om zich in Portugal te gaan vestigen, waar hij zijnen Vlaamschen naam veranderde in dien van da Silveira en werd later de eerste bevolker van San Jorge. Het mislukken van zijn akkerbouw noodzaakte hem het eiland te ver- | |
[pagina 263]
| |
laten en hij stak naar Fayal over. Indien wij Fructuoso moesten gelooven, zou hij achtereenvolgens nog naar Terceira en Flores verhuisdGa naar eindnoot9 zijn, om eindelijk op zijne eerste woonplaats op San Jorge terug te komen. Die talrijke verhuizingen zijn hoogst onwaarschijnlijk en verklaren zich wellicht door het feit, dat zijne talrijke afstammelingen over de verschillende eilanden verspreid zijn. Dat hij een groot getal landverhuizers voor de bevolking van San Jorge en later voor die van Fayal uit Vlaanderen deed komen mag men insgelijks voor ongerijmd houden. Waarschijnlijk was Willem van der Haegen niets anders dan een groote grondbezitter en heeft hij nooit de landvoogdij van een eiland bekomen; zulks denken wij te mogen besluiten uit het volstrekt stilzwijgen der oorkonden te zijnen opzichteGa naar eindnoot10. Zoo komen wij tot het eiland Fayal, dat met rechthet Vlaamsch eiland mag genoemd worden, vermits wij hier min of meer eene talrijke volkplanting van Vlaamsche kolonisten ontmoeten. Hun aanvoerder was Joost de Hurtere of Joz de Hutra, die als eerste landvoogd van Fayal en Pico geboekt staat. Hij was gesproten uit een adellijke familie van het Brugsche Vrije waarvan de eerste leden Lewis en Bartholomeus in het jaar 1336 als schepenen van het Vrije voorkomen. Verschillende ‘de Hurtere's’ bekleedden achtereenvolgens hetzelfde ambt en wij vinden hunnen naam tot in de XVIe eeuw in onze archieven vermeld. Een brief, verzonden uit Vlaanderen door Diogo de Hurtere aan zijnen neef Joz de Hutra, tweeden landvoogd van Fayal. Pico deelt eenige belangrijke familiebijzonderheden mede, waaraan wij het volgende ontleenen ‘Joost de Hurtere was de zoon van Leo de Hurtere, baljuw van Wijnendale en heer van Haegenbrouc. Deze had een dochter en vijf zonen, waarvan de oudste Bartholomeus zijnen vader opvolgde. Hij bleef ongehuwd en liet na zijn dood de heerlijkheid van Haegenbrouc aan zijnen broeder Baudewijn’. | |
[pagina 264]
| |
Over de eerste levensjaren van Joost de Hurtere zijn ons geene berichten overgebleven. Waarschijnlijk bracht hij zijn jeugd door aan het hof van Filips, hertog van Burgondië. Keeren wij tot het eiland Fayal terug. ‘Die obgeschriebene Inseln, zoo lezen wij op den vermaarden globus van Martin Behaim (1492), schoonzoon van Joost de Hurtere - wurden bewohnt anno 1466 wan der konig von Portugal dise Inseln von vleissiger bijdte wegen sie geschenkt het der herzogin von Burgund seiner Schwester mit namen frawen Isabella’. Isabella van Burgondië, dochter van koning Jan I was de tante en niet de zuster van Alfons V, gelijk Behaim het onjuist beweert en werd in het jaar 1397 geboren. In 1428 werd een talrijk gezantschap, waaronder zich de beroemde schilder Jan van Eyck bevond, uit Vlaanderen naar Lissabon gezonden, om haar van wege hertog Filips van Burgondië ten huwelijk te vragen. De aanvraag werd aanvaard en onze landgenooten werden in Portugal op koninklijke wijze onthaald. Isabella verliet haar vaderland op 13 October 1429; het huwelijk greep plaats te Brugge in het begin van het volgend jaar en ging gepaard met schitterende feesten, waarvan een tijdgenoot ons een beschrijving heeft gegeven. De banden, die aldus ons land met Portugal vereenigden, schijnen aan bovengemelde wegschenking allen twijfel te ontnemen; nochtans moeten wij bekennen dat Behaim hier onwaarheid spreekt. De oorkonden, verre van deze begiftiging van Isabella met de Azoren te bekrachtigen, maken ze geheel en al onmogelijk. Deze eilanden gingen na de dood van prins Hendrik (1460) over op D. Fernando's konings broeder, die alleen het recht had Fayal en Pico weg te schenken, gelijk het inderdaad gebeurde. In een vonnisGa naar eindnoot11 geveld voor het rijksgerechtshof te Lissabon en gedagteekend van 6 September 1571, wordt gezegd dat ‘Job de Huerter’ op aandringen van den infant D. Fernando, hertog van Vizeu, grootmeester der Christusorde, de twee eilanden Fayal | |
[pagina 265]
| |
en Pico kwam bevolken. Nochtans zijn wij er verre af aan Isabella allen invloed op de kolonisatie dezer eilanden te ontzeggen en gerust mag men beweren dat Joost de Hurtere zijn ambt van Capitâo donatario aan hare tusschenkomst te danken had. In dien zin kon Behaim van zijn schoonvader zeggen dat ‘dise insel von der vorgenannten herzogin von burgundt ime und seinen nachkhumen gegeben ist’. Over het getal Vlamingen, die in 1466 naar de Azoren verhuisden, hebben wij tegenstrijdige berichten. Behaim berekent ze op 2000 terwijl volgens Valentin Fernandez, een anderen tijdgenoot, Joost de Hurtere slechts met 15 Brugsche ambachtslieden naar Fayal overstak. Romboudt de Doppere, een Bruggeling, verhaalt in het jaar 1494 dat de familie de Hurtere het eiland Madera (lees Fayal) begon te koloniseeren, hetgeen nochtans het vertrek van andere Vlamingen niet uitsluit. Dat Behaim het getal overdreven heeft staat buiten twijfel; ten andere de geschiedkundige kritiek hecht weinig waarde aan cijfers door middeneeuwsche schrijvers opgegeven, daar zij altijd subjectief zijn en nooit op gegronde statistieken rusten. Het bevolken van een eiland ging langzaam vooruit, gezien de talrijke moeilijkheden waarmede het gepaardGa naar eindnoot12 ging en die de overbrenging van 2000 kolonisten uit verafgelegen gewesten met levensbehoeften en al het noodige voor den akkerbouw volstrekt onmogelijk maakten. Een punt dient hier nog aangestipt te worden, namelijk het stilzwijgen onzer kronijken en oorkonden, dat met het vertrek van 2000 Vlaamsche landverhuizers moeilijk in overeenkomst te brengen is. Welke is nu de juiste opgave? Wij bekennen rechtuit dat het niet mogelijk is uit de onderling strijdigeGa naar eindnoot13 berichten de waarheid af te leiden, doch de aanteekeningen van Valentin Fernandez en van Romboudt de Doppere laten ons vermoeden dat het | |
[pagina 266]
| |
Vlaamsch element op Fayal op verre na de beteekenis niet had, die Behaim er aan geeft. En nu vraagt men zich af waarom omstreeks het midden der XVe eeuw een zeker getal Vlamingen naar andere, streken een beter bestaan gingen zoeken? Hierop antwoordt Behaim: ‘und waren in Flandern dessmals, gross krieg und teurung’
(Voortzetting volgt) |
|