dan zouden die ontvangsten zijn geweest ongeveer f. 475,000. Het verlies zou mitsdien hebben bedragen ongeveer f. 720,000, waarbij buiten rekening is gelaten de vermindering der ontvangsten door verhooging der gewichtgrenzen. Dat verlies neemt jaarlijks toe. Blijft bij onveranderd tarief de toeneming van 1891 tot 1901 in dezelfde verhouding voortgaan gedurende de volgende jaren, dan zal de vermindering der ontvangsten door tariefverlaging in 1911 reeds een en een half millioen bedragen.’
Dagegen tritt Valkenier-Kips welcher sein Utrechtsch Dagblad mit weitsichtigem grossem Gedankengang leitet, in seinem Blatte auf:
Welnu de heer Havelaar zelf verzwijgt niet, dat het batige saldo der posterijen in 1901 bedroeg f. 2,541,964. - Wij hebben eenige jaren te zamen nemende, gezegd dat dit saldo pleegt te schommelen tusschen twee en twee en een half millioen.
De cijfers zijn: 1807, 1,910 496; 1898, 2,056,265; 1899, 1,378,828; 1900, 2,407,099; 1901, 2,541,964. Wij hebben dus met voordacht eenigszins bescheiden gerekend. De heer Havelaar zegt echter niet, dat, blijkens mededeeling van den minister van Financiën bij de Millioenenrede in de Tweede Kamer, dit batige saldo over 1901 nog met f. 467,000 00, dus bijna met vijf ton boven de raming, is meegevallen.
En wat staat daar nu tegenover? Een maximale risico van, volgens onze gespecificeerde rekening van den heer Havelaar zeven ton. En waarover loopt nu deze dubieuse post van 5 of 7 ton? Over een inkomstencijfer van - voor 1900 - f. 10,149,535 tegen een uitgaaf van f. 7,742.436. De inkomsten waren in 1898, 9,291,537; 1897, 9,671,405; 1900, 10,149,535 Tel nu van laatstgenoemd cijfer de door den heer Havelaar geschatte inkomstderving van f 400,000 af, dan blijft S.E. ct O. f. 9,419,535, - een inkomstencijfer dus dat tusschen de bedragen van 1898 en 1899 instaat.
In 1855 had een tariefsverlaging plaats. De inkomsten en de winsten zijn geregeld blijven stijgen. Op 1 Januari 1871 had een tariefsverlaging plaats. De inkomsten waren: in 1870 f. 2,793,553, in 1871 f. 2,402,864, in 1873 f. 2,749 639 in 1875 f. 2,956,491. In April en Juli 1902 had een tariefsverlaging plaats. De inkomsten blijven geregeld stijgen.
Maar nu komt daar een omstandigheid bij, waarvan de heer Havelaar, directeur der posterijen en telegrafie op non-activitelt in zijne geheele artikel nergens notitie neemt: dat de Nederlandsche posterijen geen deel uitmaken van het Nederlandsche belastingstelsel, maar dat zij zijn een tak van openbaren dienst. Met de woorden van General-Sekretär Stumpf: ‘De Posterijen zijn geen financieele instelling; maar zij zijn een verkeersinstelling’.
En uit dàt oogpunt is de ironisch bedoelde opmerking van den heer Have-