Verscheidenheden.
Het aantal vreemdelingen in Duitschland groeit snel aan. Na de volksoptelling van 1900 bleek, dat binnen het rijksgebied op 1en December 1900, niet minder dan 780,000 vreemdelingen woonden. Het aantal dezer vreemdelingen dat enkel uit genoegen in Duitschland leeft, is geringer dan in Parijs of Italië. De meesten onder hen zijn Studenten of werklieden. Den 1en December 1871 telde Duitschland enkel 206,755 vreemdelingen onder zijne inwoners d.i. 5 op duizend der rijksbevolking. Sedert is dit aantal merkelijk gestegen. In 1880 bedroeg het 6.10 op duizend der rijksbevolking. In 1890 reeds 8.77 per duizend en in 1900 niet minder dan 13.81 per duizend.
Onder de vreemdelingen zijn de Oostenrijkers het sterkst vertegenwoordigd: 390,900 personen! dat is 50% vreemden. Dan volgen de Nederlanders met 11.3%, de Italianen met 9%, de Zwitsers met 7.1% der vreemdelingen.
De Nederlanders en Italianen hebben meest toegenomen. Enkel de Denen zijn verminderd. Betrekkelijk houden de meeste uitlanders zich in Elzas-Lothringen op, daar leefden naast de 15,000 Franschen in 1900 nog 21,000 Italianen, 12,000 Zwitsers en 10,500 Luxemburgers. Op den tweeden rang komt het koninkrijk Sachsen, dat de meeste vreemdelingen herbergt.