Germania. Jaargang 4
(1901-1902)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 500]
| |
In en om IJsland
| |
[pagina 501]
| |
Wie gewend is aan een goed bed, en aan een goede tafel, aan zorgzame verpleging e tutti quanti, en 't niet zonder morren kan ontberen, blijve behoedzaam thuis. Wie niet kan tegen een tienurigenGa naar eindnoot2 rit op hokkerige paardjes door een doodsche woestijn, tegen een vriesnacht onder den blooten hemel, tegen een ongekookt en koud middagmaal, in een woord wie zwak is, of kieschkeurigGa naar eindnoot3 of Jan Salieachtig ga niet naar IJsland. Hem staat alleen teleurstelling en ergernis te wachten. Gewoonlijk komt de vreemdeling aan met tal van voorwerpen en kleedingstukken die weldra zullen blijken slechts tot overlast te dienen. Te Reykjavík vindt men alles wat noodig is en indien het hier gekochte van sierlijkheid ontbloot is, dan heeft het toch het voordeel in overeenstemming te zijn met klimaat en toestanden. Hooge tot over de knieën reikende rijlaarzen zijn volstrekt onmisbaar en moeten dagelijks ingesmeerd worden; dit zal beletten dat men gauw natte voeten krijge. Wie er geen heeft kan ze gemakkelijk hier op de maat laten maken tegen een spotprijs, netjes en keurig afgewerkt. Wollen of flanellen ondergoed eveneens onmisbaar is hier ook te krijgen, vooral de in bruine vadmâl (inlandsche wol) vervaardigde sokkenGa naar eindnoot4. Alvorens naar IJsland te vertrekken zoeke men thuis het oudste maar tevens warmste, gehavendste pakje uit (de beste stoffen zijn Tyroler loder of Scotch tweed); want een fonkelnieuwe jas zal er toch na één dag even bemorsdGa naar eindnoot5, bevlekt en verscheurd uitzien; al wat men ook bij zich kan hebben, is na weinige weken, zegge dagen, volkomen onbruikbaar geworden. Een overjasGa naar eindnoot6 is vereischt, alsmede reisdekens: deze even als tentenGa naar eindnoot7 kunnen gemakkelijk te Reykjavík gehuurd worden. Hoofdzaak is echter een waterdichte mantel, maar niets van al wat er onder dien naam in Europa wordt verkocht is doelmatigGa naar eindnoot8 voor IJsland. De sterkste buitenlandsche waterproofs zullen er onmiddelijk aan flarden gescheurd worden: men schaffe zich dus dit kleeding- | |
[pagina 502]
| |
stuk te Reykjavík aan: het zijn afschuwelijke maar goedkoope en uiterst praktische van geolied doek vervaardigde en uit Noorwegen ingevoerde regenjassenGa naar eindnoot9 met zuidwestersGa naar eindnoot10. Hoewel de gele oliejassen door de vreemdelingen meer gewild zijn, heeft mij de ondervinding geleerd de zwarte boven de gele te verkiezen als zijnde meer waterdicht en minder kleverig. Handschoenen zal men ook hier moeten koopen. Deze zijn uit dikke vadmâl vervaardigd, hebben geene vingers maar aan weerszijden een duim. Men kan deze handschoenen of wanten aan iedere hand dragen en aan de twee kanten, hetgeen uiterst doelmatig is daar de sleet hierdoor om de helft wordt verminderd. Iedere ruiter weet immers hoe snel handschoenen aan den binnenkant door de teugels beschadigd worden. Deze eigenaardige handschoenen geven aan den IJslander een allergekst voorkomen en onwillekeurig denkt men aan een druipenden zeehond. De voorzichtige reiziger zal zich nog wapenen met pantoffels, een blauwen bril, een verrekijkerGa naar eindnoot12, de landkaart van Torodsen, een geweer, vischgereedschap, een zakapotheek, een thermometer en een kompas, daarbij de bekende afwijking niet uit het oog verliezend. Ook is nog aan te raden een veldbed, of ten minste een slaapzak, gecondenseerde spiritus, en, indien mogelijk, een kleine petroleumkachel; een heerlijk iets voor 's nachts in de tent... als de wind ten minste het toelaat en de vlam niet uitblaast. Een hoofdvereischte is echter zoo weinig mogelijk mede te nemen; paarden zijn hier het eenige vervoermiddel, en 't is misschien nog beter iets de moeten ontberen dan overtollig reisgoed mede te sleepen. Alles wordt gepakt in kleine ongeveer 8c lange, 30c breede op 50c diepe houten kisten - onvermijdelijk bruin-rood geverfd - waarvan er een aan wêerskanten van ieder draagpaard wordt gehaakt. Deze kisten, sedert eeuwen de eenige wijze van verpakking - uiterst onpraktisch zooals wij later zullen ondervin- | |
[pagina 503]
| |
den - heeten nu waterdicht te zijn, hetgeen ten allerminste een verregaande onnauwkeurigheid is. Moest ik er toe besluiten nog eens naar IJsland te reizen dan zou ik bepaald hermetisch gesloten zinken of blikken kisten van bovenstaande grootte laten vervaardigen en in de houten kisten passend; in ieder geval zou ik genoeg waterdicht doek medenemen om ieder voorwerp zorgvuldig in te pakken. Nat en beschadigd zal toch alles worden, maar het is van belang dit euvel zooveel als doenlijk tegen te gaan. Onnoodig zal het wel zijn, na 't geen ik reeds heb aangehaald, er op te wijzen alles wat maar eenigszins breekbaar is zorgvuldig te verbannen: wat breekbaar is zal onvermijdelijk breken. Op de paarden (huurprijs 2 kr. per dag) komen wij later terug, want deze wonderlijke beestjes verdienen uitvoeriger besproken te worden. Maar daar weinig reizigers hun zadels zelf zullen mede brengen, probeere men eerst nauwgezet het gehuurde tuig om niet onderweg de onaangenaamste moeilijkheden te ondervinden. Tegen 2 tot 3 kr. kan men - en ik raad het bepaald aan - een flink schapenvel koopen, hetgeen de herhaalde en weldra pijnlijke aanrakingen met het zadel werkelijk verzacht. Het koopen van reisgerief is een eigenaardig iets, want voor alles moet zelf gezorgd en aan alles moet zelf gedacht worden. De IJslanders zijn nog te weinig gewend aan vreemdelingenverkeer om den onbeholpen reiziger met raad of daad bij te staan. Met onzen gids hadden wij afgesproken de noodige inkoopen te gaan doen en wij verbeeldden ons slechts te moeten bekrachtigen wat door hem zou geklonken worden. Maar jawel, de goede man stond in den winkel alsof hij er niet bij hoorde, en hij zou ons even goed vijftig pond zoutGa naar eindnoot13 als geen enkel greintje hebben laten medenemen. Winkels zijn er in Reykjavík niet veel, maar ze zijn betrekkelijk aanzienlijk. De koopman die zonder twijfel de grootste za- | |
[pagina 504]
| |
ken doet, en er trouwens volkomen gentlemanlike uitziet, is de heer Thomsen, keizerlijk Duitsche konsul. De heer Thomsen verkoopt alles waaraan de IJslander maar eenigszins behoefte gevoelt: zijn winkel is een soort Whiteley, Louvre of Wannamaker's, verdeeld in een half dozijn afzonderlijke gebouwen of magazijnen. ‘Thomsen's Bud’ is het eerste wat 's vreemdelings oog te zien krijgt en de woorden ‘Thomsen's Bud’ zullen hem weldra vervolgen met de hardnekkigheid van een amerikaansche reclame. Schoenen, stoffen, hoeden, kleederen, borstels, linnenen katoengoed, wol, papier, tabak, kruidenierswaren, glas en porseleinwaren, boeken, kantoorgerief, handschoenen, dassen, lampen, messen, gereedschap, ijzer en houtwerk, kortom, alles wat hier verkoopbaar is wordt verkocht. Aldus zijn er nog een paar handelshuizen of liever toko's, minder aanzienlijk wel is waar, maar desniettegenstaande zouden zij zelfs bij ons niet misplaatst schijnen, was niet het te koop gestelde doorgaans, laten wij maar zeggen, al te kermistentachtig. Groote magazijnen zullen wel steeds in IJsland hebben bestaan, want het verkeer is er te gering om aan den kleinen winkelier het dagelijksche brood te verschaffen; ze zijn dus niet als bij ons, een betreurenswaardig uitvloeiselGa naar eindnoot14 van overbeschaving, maar veeleer het bewijs van min ontwikkelde economische toestanden. 's Zomers, als sneeuw en ijs nog geen onoverkomelijke muur tusschen den eenzamen IJslander en de hoofdstad hebben opgetrokken, komt de landbouwer met vrouw en dienstboden aangereden, en laadt hier zijn lastpaarden vol met al hetgeen hem gedurende den eindeloozen winternacht met zijn treurig bestaanGa naar eindnoot15 kan verzoenen. | |
XVIIIHet zij een dienaar van het Recht vergundGa naar eindnoot16 - en vergevenGa naar eindnoot17 - vóór zijn vertrek uit de hoofdstad, eenige woorden te reppen over | |
[pagina 505]
| |
het rechtswezen in IJsland, al heeft hij zich in deze losse reisherinneringen de taak opgelegd ieder abstract onderwerp zorgvuldigGa naar eindnoot18 te vermijden. Toen ik aan een beschaafd IJslander vroeg: waar is de Rechtbank?, en hij mij verlegen ten antwoord gaf: ik weet het niet, meende ik al reden te hebben om mij te verwonderen. Maar toen ik dezelfde vraag richtte aan een tweeden IJslander en deze mij insgelijks zijn onkunde bekende, kon ik niet nalaten eerbied te koesteren voor lieden die met 's lands wetten en rechtbanken zoo luttel in ongewenschte botsing schenen gekomen te zijn. Ik stel het een dergelijke vraag aan een onzer landgenooten te richten! Nu, dit is een feit: processen, en vooral strafzaken zijn hier een zeldzaam iets. De IJslanders zijn doorgaans eerlijke, brave lieden. Dit heb ik zelf dikwijls kunnen ondervinden en het volkomen gebrek aan voorzorgsmaatregelen tegen boosdoeners is daarvan ook weer een bewijs. Eén enkele deurwaarder woont te Reykjavík en de geheele gewapende macht bestaat uit drie politieagenten die vreedzaam, verguld en gehandschoend de paar straten van de hoofdstad gemoedelijk op en af kuieren. Eindelijk toch kreeg ik te weten dat er recht werd gesproken in 't zelfde gebouw waar de schuldigen gratis pro deo op 's Rijks kosten werden onderhouden, namelijk in de gevangenis. En ik dacht aan de groote besparing van tijd en geld indien bij ons een dergelijke vereenvoudiging kon ingevoerd worden. Ongelukkig worden onze reusachtige gevangenissen voor het steeds aanwas-sende getal der misdadigers ieder jaar te klein, en honderden veroordeelden wachten - vaak met ongeduld - maanden lang op een opengevallen plaatsje om de hun opgelegde straf te ondergaan. Een onderscheid tusschen burgerlijke- en strafzaken kent men in IJsland niet. De grondslag van de geheele rechterlijke organisatie is de sysselman of burgemeester: deze vereenigt alle be- | |
[pagina 506]
| |
bestuurlijke zoowel als alle rechterlijke bedieningen. Het eiland is verdeeld in syssels of kantonsGa naar eindnoot19 wier oppervlakte de grootte van een onzer arrondissementen vaak verre overtreft en aan wier hoofd de ambtenslikker-sysselman staat. Deze is dus niet alleen burgemeester, maar nog rechter in burgerlijke en in strafzaken, alsmede griffier, onderzoeksrechter, openbaar ministerie, deurwaarder, uitvoerder van zijn eigen vonnissenGa naar eindnoot20, notaris, ontvanger der belastingen en wie weet wat nog meer. De sijsselman zetelt, zooals men ziet, alleen en is dus almachtig. Ook is hij niet aan een vaste plaats verbonden en houdt zitting waar hij het verkiest. Hij trekt dus rond, hetgeen de kosten van een gedingGa naar eindnoot21 merkelijk kan doen verhoogen. Trouwens voor al deze bedieningen wordt de sijsselman betaald en ontvangt hij van den staat eene jaarlijksche toelage van 2000 tot 3000 kroner. De geheele proceduur in burgerlijke zaken is schriftelijk. Indien de veroordeelde partij niet vrijwillig aan het vonnis gevolg geeft, zal de sysselman alweer zelf gaan beslag leggen en na afkondigingGa naar eindnoot22 in de kerk, tot de openbare veilingGa naar eindnoot23 overgaan. Slechts wanneer een misdaad is gepleegd, stelt de sysselman den eenen of den anderen burger aan om als verdediger op te treden. De gemeenten van de syssel - indien men een paar ver van elkander gelegen hoeven gemeenten kan noemen - worden bestuurd door Repstyrere die, wanneer zij ten getalle van twee vereenigd zijn, een college vormen belast met het voorkomen van geschillen door minnelijkeGa naar eindnoot24 schikkingen of anderszins. Slechts in geval deze Repstyrere de partijen niet kunnen verzoenen zal het geding aan het oordeel van den sysselman worden onderworpen. De sysselman spreekt uit in eersten aanlegGa naar eindnoot25, waarna het geding in hooger beroep kan komen voor de Rechtbank zitting houdende te Reykjavík. Deze Rechtbank bestaat uit drie leden, een voorzitter of justiciarius en twee assessors, heeft een grffier | |
[pagina 507]
| |
en een deurwaarder. Voor IJslandsche toestanden genieten zij traktementen, die in verhouding met de armzalige behandeling van onze magistraten, behoorlijk kunnen genoemd worden, want de justiciarius ontvangt jaarlijks 5800 kroner en ieder assessor 4000 kroner. Belangrijke geschillen kunnen nog in derden aanleg voor den hoogen raad van Kopenhagen gebracht worden die zoowel in facto als in jure uitspreekt maar dit gebeurt zelden, niet alleen omdat er groote kosten aan verbonden zijn (en geld is in IJsland een zeldzaam verschijnsel) maar omdat deze hooge raad weinig vertrouwen inboezemt wegens zijn onkunde van de IJslandsche toestanden en de IJslandsche taal. De afschaffing der bevoegdheid van den Deenschen Hoogen Raad wordt dan ook vrij algemeen door de IJslanders verlangd. Een openbaar Ministerie bestaat op 't eiland niet en de balie wordt samengesteld door twee advocaten beiden te Reykjavík woonachtig. Deze advocaten - wanneer het vereischt wordt - vervullen ieder op hun beurt het ambt van openbaar aanklager, terwijl de andere dan noodzakelijk als verdediger optreedt. Beiden ontvangen hiervoor van den Staat een jaarwedde van 800 kroner, buiten, natuurlijk, het honorarium dat hun door de strijdlustige partijen wordt toegestaan. Kibbelen is in IJsland nu wel niet, als bij ons, aan de orde van den dag, maar mij dunkt dat het toch een geruststellend gevoel moet wezen te weten dat een van beide partijen bij u aanschellenGa naar eindnoot25a moet. Zooals men ziet, verschilt de rechterlijke organisatie in IJsland niet veel van die welke men gewoonlijk in nieuwe landen ontmoet (b.v. in den Kongo Staat), maar voor de weinig ingewikkelde toestanden en de dun gezaaide bevolking, is zij hoogst voldoende. |
|