in geen enkel hotel of herberg was nog een bed te vinden. Wat ook bijzonder onze aandacht trok (zog), is het groot getal Duitschers, die in Verviers wonen, men hoort er op straat bijna meer Duitsch dan Fransch spreken en het gaat zelfs zoover dat wij een koffiehuis aantreffen, waar de bedienden niets dan Duitsch kennen. Ook verzekerde een inwoner van Verviers ons dat het voor handelaars in Verviers volstrekt noodzakelijk is Duitsch te kennen. Overgroot was ook het getal opschriften die boven de herbergen prijkten, er waren er Vlaaamsche en Fransche zooals: Eere aan de Vlamingen - Leven de Vlamingen - H[o]nneur aux F[l]amands, enz.
Om zeven uur trokken wij weer naar het feestlokaal op de Place des Minières, waar de gezellige bijeenkomst plaats had.
Na eene korte aanspraak van den voorzitter Wijnants, sprak de heer Van Bilsen, voorzitter der Vereenigde Vlamingen van Luik, een gloedvolle en kernachtige redevoering uit. Hij wenschte de feestvierende maatschappij geluk maar, zei (sagte) hij, het is niet genoeg feest te vieren, wij hebben ook een anderen plicht te vervullen, wij moeten onze broeders uit Vlaanderen steunen (stützen) in hunnen strijd, wij moeten medewerken om onze taal in al hare rechten te herstellen en kunnen wij, daar wij hier in het Waalsche land wonen, niet zooveel doen als zij, die in de Vlaamsche streken wonen, toch kunnen wij medewerken en onze Waalsche broeders van de rechtvaardigheid van onzen strijd overtuigen. Die woorden werden op langdurig handgeklap onthaald (aufgenommen).
Daarna sprak de heer De Smaele van Brussel, die even als de vorige spreker, de Vlamingen uit het Walenland aanspoorde om deel te nemen aan de Vlaamsche beweging en in het bijzonder al hunne krachten in te spannen om mede te werken tot het verkrijgen van hetgeen nu de hoofdzaak is, namelijk: De Vlaamsche Hoogeschool. Nu rees de geestdrift ten top en rechtstaande zong de heele vergadering den Vl[a]amschen Leeuw.
Dan sprak de heer Van Hoof, die al de aanwezigen uitnoodigde om toekomend jaar naar de inhuldiging van het vaandel der ‘Vereenigde Vlamingen van Aarlen’ te komen.
Afwisselend met de Vlaamsche zangen spraken nog Alfons Sevens uit Gent, Sermon uit Antwerpen, Pauwels uit Antwerpen, 't Sjoen uit Brussel.
Ondertusschen had voor het lokaal op de Place des Minières, die schitterend verlicht was, een volksbal plaats waar Vlamingen en Walen verbroederden.
Omstreeks half twaalf was het afgeloopen en kwam het muziekkorps, in de zaal, het concert voortzetten.
Het was laat toen men met spijt van elkander scheidde.