Germania. Jaargang 3
(1900-1901)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 540]
| |
Koningin Wilhelmina in DuitschlandHet wil ons voorkomen dat het bezoek van koningin Wilhelmina te Berlijn, niet geheel en al, zonder staatkundige beteekenis is. Maar al was het niet zoo; van beteekenis toch is al wat naar aanleiding van dit koninklijk bezoek gesproken en geschreven is geworden voor ons Vlamingen, Nederduitschers en Hoogduitschers, voor ons, die met zoo warme belangstelling gadeslaan wat in Noord-Nederland geschiedt en wel in de eerste plaats ons hart van innige bewondering en genegenheid voelen kloppen voor de jeugdige vrouw, die niet alleen de geliefde, vereerde koningin is van een broedervolk, dat ons zoo dicht verwant is, maar die in den jongsten tijd bewijzen heeft gegeven van zulk diep stambewustzijn en van zulken moed, dat zij de genegenheid en de vereering heeft verworven ook van ver afstaande- en wonende volkeren. Het heeft ons dus met blijdschap vervuld te lezen wat blijken van genegenheid en van oprechte hulde de geliefde koningin Wilhelmina zijn gegeven geworden, door het machtige Duitsche volk en durven aannemen dat een groot deel dier gevoelens overgebracht wordt op het volk waarover zij regeert en op den man dien zij als geliefden gade aan haar zijde heeft. We willen dan ook niet nalaten de voornaamste uitingen dier warme gevoelens over te nemen en genietbaar te maken voor onze Vlaamschsprekende lezers. In de aanzienlijke Vossische Zeitung lezen wij: Koningin Wilhelmina hield vandaag haar plechtige intrede te Berlijn. Het is niet de eerste maal dat zij het hof van den Duitschen Keizer bezoekt. Voor den eersten keer (Mal) kwam zij, ongeveer tien jaar geleden, met haar moeder naar Potsdam. Wie haar alsdan bij haar aankomst op het Wildparkstation zag, bewonderde de aanminnelijke kleine koningin, met de sprekende oogen en het | |
[pagina 541]
| |
schoone donkerblonde haar, dat in zachte lokken op den rug nederhing. Aanminnig met een hoogen blos maakte zij een kniebuiging voor de keizerin, die de kleine koningin vriendelijk in de armen sloot en nog dieper rood overtrok (überzog) het liefelijk gezichtje toen de Keizer een lichten kus drukte op het voorhoofd (Stirne) van het edele koningskind. | |
[pagina 542]
| |
ker zijde van den Parizerplatz, onder leiding van Prof. Dubois een afvaardiging der Nederlandsche kolonie, Dames en Heeren, met oranjekleurige linten gesmukt, post gevat. Kort na 11 uur werd door bereden politie het naderen van den koninklijken stoet aangekondigd. Vlug traden de burgervaderen en de eerejonkvrouwen vooruit, aan hun hoofd opperburgemeester Kirschner op 't oogenblik, dat reeds het rijtuig waarin de Koningin rechts van de Keizerin zat, onder het Branderburger Thor doorreed. | |
[pagina 543]
| |
de Nederlandsche koningsstandaard naast dien van den Duitschen Keizer geheschen werd. In de Rheinisch-Westfâlische Zeitung vinden wij het volgende: Duitschland en de Nederlanden: De jonge, aanminnige Koningin Wilhelmina is in de rijkshoofdstad met ongeveinsde (ungeheuchelte) hartelijkheid onthaald geworden. Men kon op haar gezicht de vreugde over deze warme ontvangst duidelijk lezen. Zij is reeds meermaals bij het Duitsche Keizerpaar te gast geweest en heeft steeds getoond (gezeigt) hoe zeer zij zich aan het stamverwante Duitsche hof wel voelt, zoodat ze dan cok als echte dochter eener Duitsche moeder en van een nederduitschen vader, haar vriendschappelijke gezindheid jegens (für) Duitschland en de Duitschers nooit (nie) heeft verborgen. | |
[pagina 544]
| |
gewonnen hadden en van alle kanten door vijanden omgeven warenGa naar voetnoot(1). Heden (heute) zou (würde) men dit gelukkig van de Nederlanden niet meer kunnen zeggen. Het mistrouwen jegens Duitschland is daar wel gansch verdwenen (verschwunden); de haat Hass) voor de Duitschers bestaat wellicht (vielleicht) nog in enkele achterlijke (rückständige) kringen (Kreise) terwijl (während) de groote massa meer en meer den Duitschers volle recht laat wedervaren en het gevoel bekomt, dat Duitschers en Nederlanders door 't zelfde bloed verbonden worden, dat beide volkeren in bloed, zeden en spraak met elkander eng verwant zijn. Allen vooraan bezit de jonge Koningin dit gevoel, die overigens een echt Duitsche moeder heeft. Toch zou zij trots de oprechte liefde, die zij bij haar (ihr) volk geniet de macht niet bezitten om de betrekkingen tusschen Duitschland en Nederland inniger te maken, indien (wenn) niet sedert (seit) lang, ondanks (trotz) nog steeds (immer) voortbestaande oprechte genegenheid (Neigung) voor Frankrijk, een volkomen ommekeer ten gunste van Duitschland bij haar volk had plaats gegrepen (gegriffen). De eerlijke Duitsche vredespolitiek heeft dezen sedert de laatste dertig (30) jaar voorbereid, en verscheidene gebeurtenissen (Vorfälle), zooals de Dreyfuszaak en de Boerenkrijg hebben hem volkomen gemaakt. De eerste heeft de vroegere geestdrift (Begeisterung) der Nederlanders voor de Franschen merkelijk afgekoeld; de tweede heeft hen een letterlijken (wörtlichen) afkeer voor Engeland ingeboezemd (eingeflösst) Wel heeft deze opwelling (Aufwallung) van genegenheid door het grotf afwijzen van President Kruger een ergen stoot bekomen, waarvan de indruk niet zoo gauw (bald) weggewischt kan worden. Want zij zien juist in Duitschland het eigenlijke toevluchtsoord van internationale gerechtigheid, zoodat men het buigen voor de gewelddaden van Engeland niet begrijpt. Dat groote machtige rijk heeft bewezen dat het de rechten der andere landen altijd eerbiedigt (achtet) en er niet aan denkt ze in het minst aan te tasten of te verminderen. | |
[pagina 545]
| |
aan een Duitsch-Nederlandsch tolverbond ontstaan, waaruit, het is waar, Nederland het meest voordeel trekken (ziehen) zou, maar zelfs de mogelijkheid reeds besproken van een later te sluiten (schliessen) staatkundig (politisch( verbond tusschen beide tot denzelfden stam behoorende (gehörige) buurvolkeren. Nederland behoeft (bedarf) op het eind bescherming tegen de begeerlijkheid van Engeland; daartoe geeft de vergrooting van Duitschlands vloot billijke hoop. Alleen de door Engeland op sleeptouw genomen Duitsche politiek schijnt voor langen tijd allen grond voor zulke hoop weg te nemen. Wel is waar (allerdings), kan zulk groot ontwerp (Entwurf) niet in eens, vandaag tot morgen verwezenlijkt worden, er is een langere tijdruimte noodig om het (es) tot rijpheid te brengen. Bevorderd echter doch) wordt zulk rijpworden toch door vriendelijke toenadering (Annäherung) der vorsten, zooals die nu juist plaats heeft te Potsdam en Berlijn. Maar veel meer nog dan door bloote beleefdheden kan dit geschieden door een behendige staatkunde. Hier, waar het geldt, de eeuwenlange (jahrhundertlange) vervreemding van twee zoo naverwante volkeren weg te nomen, staat inderdaad de wensch der volken naar een toenadering in den breedst mogelijken zin, achter de uiterlijke hoffelijkheden der vorsten. Naar aanleiding van dit heuglijk bezoek geeft het bekende blad Leipziger Neueste Nachrichten een bondig maar volledig overzicht van de betrekkingen die in den loop der tijden hebben plaats gegrepen en bespreekt als volgt de verhouding tusschen: Duitschland en Nederland. Het bezoek der Koningin Wilhelmina der Nederlanden in onze hoofdstad vestigt de oplettendheid (Aufmerksamkeit) opnieuw op de betrekkingen tusschen Duitschland en de Nederlanden en op het denkbeeld (Gedanke) van een Duitsch-Nederlandsch tolverbond. | |
[pagina 546]
| |
De Nederlandsche bevolking toonde (zeigte) in taal (sprache) letterkunde en gewoonten veel meer neiging voor Frankrijk dan voor Duitschland, wat gedeeltelijk als nawerking der Fransche heerschappij, maar allereerst door den invloed van het hof, namelijk van de franschgezinde gestorven koningin, een Wurtembergsche prinsesGa naar voetnoot(1), te verklaren is. In den jongsten tijd is dit alles veranderd. Was tot dan voor de franschdolle Hollanders hun Germaansch volkswezen een onbekend begrip gebleven, door de vijandschap van Engeland en de Franschen, evenals door den nationalen nood in Vlaanderen en in Zuid-Afrika werden zij aan zich zelven en aan hun eigen aard herinnerd. Tot versterking van het nationaal gevoel heeft het (op 23 Oogst (Erntemonat) 1896,)Ga naar voetnoot(2) gestichte Algemeen Nederlandsen Verbond, dat zijn werkzaamheid tot alle Nederlandschsprekenden uitstrekt, veel bijgedragen. Dat de grond voor zijn streven voorbereid was, bewijst het hartstochtelijk (leidenschaftlich) aantrekken (Parteinahme) van de Nederlanders voor de Boeren. Daarom ook maakte de genegenheid van Duitschland voor de Boeren in Nederland zoo diepen indruk en in het ontwakend stamgevoel mengde zich het bewustzijn dat Boeren, Nederlanders en Duitschers in de Engelschen een gemeenschappelijken, historischen vijand bezitten. Jammer is de toenadering der Duitsche regeering tot Engeland en de van de inblazingen der goudspeculatie uitgaande Engelsche gezindheid zeer geschikt om de vriendelijker geworden gevoelens der Nederlanders voor Duitschland weder aftekoelen. Van den anderen kant weer zijn de Nederlanders zoo bezorgd geworden om hun koloniën in Oost- en West-Indië, dat zij zich reeds ernstig met het denkbeeld van een engere aansluiting aan het Duitsche rijk hebben ingelaten. Wat daaruit nog kan ontstaan zal de toekomst leeren. Ein feit is het dat er een van het Nederlandsche volk uitgaande beweging, aansluiting aan Duitschland begeert, die omdat (weil) zij van een praktisch standpunt uitgaat, daarom niet minder verheugend (erfreuend) is. | |
[pagina 547]
| |
Burgondië met Maximiliaan van Oostenrijk gingen de Nederlanden over in 't bezit der Habsburgers. Toen Maximiliaan in 1493 zijn vader Frederik III als Duitsch keizer opvolgde kwam het bestuur der Nederlanden aan dezes zoon Filips den Schoone. Deze stierf jong in 1506 te Burgos en nu nam zijn zuster Margareta van Oostenrijk de regeering voor zijn zoon later keizer Karel V, (1500) in handen. | |
[pagina 548]
| |
ringszucht van Lodewijk XIV, die in de oorlogen van 1672-1679 beslist (entschieden) bekampt werd. Gedurende den Spaanschen erfenisoorlog, die in den grond een strijd tegen de Fransche geweldpolitiek was, stonden de Nederlanden en het Duitsche rijk schouder aan schouder tegen den gemeenschappelijken vijand en nogmaals behaalden (trug davon) Brandenburg, waarvan de Keurvorst Frederik III 1701 de waardigheid (Würde) van koning van Pruisen bekomen had, grooten roem daarbij. Maar (aber) juist zooals Duitschland b[i]j het sluiten van den vrede weder de verliezende partij was, daar Engeland zijn bondgenooten verried en met Frankrijk een afzonderlijken vrede sloot, zoo kwamen ook de Nederlanden verzwakt uit den Spaanschen erfenisoorlog om dezelfde redenen. Reeds bij het beklimmen van den Engelschen troon door den grooten Oranje werden de Engelsche belangen overwegend en moesten de Nederlandsche belanggn erbij achterstaan (nachstehen). Na den vrede van Utrecht bezat Holland niet meer dan den nimbus eener grootmogendheid. Handel en nijverheid vervielen, de wensch om de verworven rijkdommen in rust te genieten, beheerschte alle kringen; de zee- en landmacht werd verwaarloosd en tot het uiterste beperkt (beschränkt), de krijgshaftigheid van het volk stierf weg en de staatkunde, die voortaan door kleinzielige familiebelangen van eenige aristokratische huizen beheerscht werd, had nog uitsluitend het behoud van den vrede voor doelwit (Zielweiss-Zweck). Holland was enkel nog, zooals Frederik de Groote placht (pflegte) te zeggen, een sloep in het kielwater der Engelsche fregat. Zijn betrekkingen met Duitschland hielden voor goed (für immer) op. Alleen met het Pruisisch hof bleef de oude vriendschap voortbestaan en toen de stadhouder Willem V na den opstand 1786 verdreven werd kwam zijn zwager koning Friedrich Wilhelm II van Pruisen tusschen beide, veroverde het land in zeer korten tijd en herstelde den stadhouder in zijn rechten. | |
[pagina 549]
| |
(besonders) op aandringen van Engeland tot stand kwamen, bepaalden (bestimmten) dat België en Holland een zelfstandig ‘koninkrijk der Nederlanden’ zouden uitmaken en het Weener slotverdrag van den 9 Juni 1815 stelde nauwkeurig (genau) de grenzen vast en erkende Willem I als koning der Nederlanden. Ten slotte, de merkwaarde woorden door den Keizer en de Koningin aan de feesttafel tot elkander gesproken: Nicht als Fremde dürfen wir Eure Majestät am heutigen Tage bei uns begrüssen. Schon einmal hatte dieses Haus die Ehre, von Eurer Majestät besucht zu sein, und wiederum ist es uns vergönnt, in denselben Räumen Eure Majestät willkommen zu heissen. Das erste Mal in zartem (als teeder kind) Kindesalter, diesmal von der Fülle des Lenzes umgeben an der Seite des geliebten Gemahls aus kerndeutschem Stamme grüssen diese Hallen die Urenkelin (achterkleindochter van) Luise Henriettens, die Rose aus dem Hause Oranien. Wie sollte auch die Königin der Niederlande auf brandenburgisch-preussischem Boden anders als wie ein Glied (lid) der Familie des Hauses begrüsst werden, bei den innigen Beziehungen (betrekkingen), die Jahrhunderte (eeuwen) lang zwischen meinen Vorfahren und den Vorfahren Eurer Majestät geherrscht haben! Ich erfülle daher (dus) nur noch einmal eine Dankespflicht wenn ich von ganzem Herzem betone (er op druk) wieviel das Haus Brandenburg-Hohenzollern dem Hause Oranien Dank schuldet (schuldig is). Die Arbeit für das Volk, das Leben, Streben und Weben mit demselben, haben meine Vorfahren in den Niederlanden gelernt, das Einsetzen (wagen) der Person für Glauben (geloof) und Freiheit und das freudige Leben, Arbeiten und Wirken für die Unterthanen, das sind hervorragende (uitstekende) Eingeschaften des Hauses Oranien, die meine Vorfahren und mein Haus sich von ihm angeeignet (toegeeigend) haben. Darum gipfelt (vloeit uit) heute mein Denken in dem Wunsche, dass der gnädige Gott Eurer Majestät Leben und das Eurer Majestät erlauchten (doorluchtigen) Gemahls zum Heile Oraniens und zum Heile Hollands, was dasselbe bedeutet, erhalten und beschützen möge, woran ich zugleich das Gelöbnis (gelofte) knüpfe (vastknoop), dass die | |
[pagina 550]
| |
Liebe und Freundschaft Brandenburg-Preussens für das Haus Oranien und die Niederlande nie aufhören (ophouden) wird in den Herzen meines Hauses und meiner Unterthanen auch für Eure Majestät fortzuleben. In diesem Sinne trinke ich auf das Wohl (op de gezondheid) Eurer Majestät.’ Die Antwort der Königin lautete: ‘Eurer Majestät danke ich für die liebevolle Gastfreundschaft (gastvrijheid), welche die eben vernommenen, die Vergangenheit (verleden) und die Gegenwart (het heden) berührenden (betreffende) freundlichen Worte bestätigt bevestigd) haben. Auch ich wünsche von ganzem Herzen, dass die altbewährten (oudbeproefde) Beziehungen (betrekkingen) unserer blutsverwandten Häuser stets fortbestehen mögen zum Heil derselben und unserer Völker. Ich bekräftige diesen Wunsch, indem ich mein Glas erhebe auf das Wohl Ihrer Majestäten des Kaisers und der Kaiserin.’ Na op de rol van Engeland op het Weener Congres tegenover het plan van Hardenberg, Stein e.a. gewezen te hebben gaan de Alld. Blatter voort: Auch heute noch sieht England jede Annäherung (toenadering), die sich auf irgend einem Gebiete zwischen Deutschland und den Niederlanden vollzieht (geschiedt), mit missgünstigen Augen an, hat aber, freilich sehr gegen seinen Willen, durch den schmählichen (smaadvollen) Burenkrieg selbst sehr viel zu einer solchen Annäherung beigetragen, nachdem es sich Jahrzehnte (jaartientallen) lang die grösste Mühe gegeben hat, in Holland ein tiefes Misstrauen gegen vermeintliche (ingebeelde) deutsche Annexionsgelüste (inpalmingszucht) zu verbreiten. |
|