Germania. Jaargang 3
(1900-1901)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Rechterlijke Organisatie van New-York In de XVIIE eeuw
| |||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||
vertaling luidt: ‘Ik ben Nederlander en niets wat het Germanendom aangaat, laat mij onverschillig.’ Wij hebben dus met belangstelling kennis genomen van een der jongste vlugschriften van den heer Mr. E. Stocquart, die reeds zoo menige bladzijde in de wijde wereld zond, zoowel over internationaal recht als over zuiver geschiedkundige vraagstukken, beide onderwerpen waarmede hij evenzeer vertrouwd is. Daar de meeste dezer verhandelingen ter plaatse zelf zijn geschreven, is het den heer E. Stocquart dikwerf gelukt, door middel van plaatselijke navorschingen, een nieuw licht te werpen op sommige tot dusverre duistere punten. Aldus de ‘Rechterlijke organisatie van New-York in de XVIIe eeuw; hare eerste planters en de stichting van New Rochelle’, een onderwerp aan het roemrijkste tijdperk van het Nederlandsche volk ontleend, ter verheerlijking van zijn verbazende uitzettingskracht en ondernemingsgeest. Wij laten het woord aan den heer E. Stocquart bz. 6... In 't jaar 1609 nam de Oost-Indische Compagnie Henry Hudson in haar dienst om door Noord Amerika een weg naar China te zoeken. Op een klein vaartuig van nauwelijks 80 ton ‘De halve Maen’, door 18 koppen bemand, verliet de onverschrokken engelsche zeeman de Zuiderzee den 4den April van 't zelfde jaar. Zijn poging mislukte en den 3den September liet hij het anker vallen in de schoone baai, thans de baai van New-York genaamd en ontdekte den statigen stroom, dien men later zijn naam gaf. Hij voer de Hudson Rivier op tot op de plaats waar zich nu Albany bevindt. Twee Hollanders, Adriaen Blok en Godijn, ontdekten naderhand een gedeelte der kusten en onderzochten het eiland Manhattan, aldus door de Indianen genoemd, en waarop ten huidigen dage New-York is gebouwd. In 1610 zonden eenige Hollandsche handelaars een schip naar | |||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||
Amerika om met de Indianen handel in huiden te drijven. Deze onderneming geslaagd zijnde, zeilden De Fortuin en De Tijger, onder bevel van Hendrik Christiaensen en Adriaen Blok in 1618 naar de Mauritius Rivier, eerste naam van de Hudson Rivier. Drie andere vaartuigen onder bevel van De Witt, Volkertsen en Wey volgden spoedig. Aldus was het begin van dien belangrijken handel in huiden, die later voor de Nederlanden een zoo groote bron van welvaart werd. Door de later ingerichte regelmatige scheepvaartdienst werd Manhattan eene algemeene stapelplaats. Kapitein Hendrik Christiaensen was de eerste agent voor den inkoop van huiden, die zich aldaar vestigde; hij bouwde een verschansing en vier huisjes op de plek waar zich thans nr 39 Broadway bevindt. Dit was de bescheiden oorsprong van Nieuw Amsterdam, ten huidigen dage de ontzaglijk groote zoo interessante stad New-York. Om de landverhuizing te bevorderen, werd door de Staten Generaal aan deze onverschrokken zeevaarders, voor een tijdperk van vier jaar, het uitsluitend voorrecht op den handel in het eiland Manhattan toegestaan op straffe van verbeurdverklaring en een geldboete van 50,000 dukaten. Een kaart werd opgemaakt van deze nieuwe streek, begrensd ten Noorden door Canada, ten Noord-Oosten door Nieuw Engeland, ten Zuiden door Virginië, streek die den naam kreeg van Nieuw Nederland. Een tijdgenoot, Hollandsch geschiedkundige, heeft een merkwaardig boek uitgegeven over het onderwerp dat ons onledig houdt. ‘De Nieuwe en onbekende weereld, of Beschrijving van America en 't Zuid-land vervattende d'Oorsprong der Americaenen en Zuidlanders, gedenkwaerdige togten derwaerds, Gelegenheid der vaste Kusten, Eilanden, Steden enz.’ door Arnoldus Montanus, t' Amsterdam, bij Jacob Meurs 1671. | |||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||
Men ziet er dat het noordelijk gedeelte van den tegenwoordigen staat van New-York, ten Zuiden van den St-Laurens, den naam droeg van Nieuw België, met Quebecq als hoofdstad, die men niet moet verwarren met de stad in het huidige Canada, daar deze laatste meer dan 150 mijlen Noord-Oost gelegen is. Op bz. 123 van het schoone, zoo belangrijk werk van Montanus, bevindt zich een kaart van Noord-Amerika, getiteld: Novi Belgii quod Novi Yorck vocatur, Novae Angliae et partis Virginiae accuratissima et novissima delineatio. Canada is er geheeten Nieuw Frankrijk, Nova Francia. Reeds had zich in Holland de machtige West Indische Compagnie gevormd, bestemd zoowel om deze nieuwe bezittingen onder haar hoede te nemen als om de rijkdommen die zij zouden opleveren te ontginnen. In 1621 verleende haar een oorkonde van de Staten Generaal, voor een tijdperk van vier en twintig jaren, de uitsluitende vergunning om op de kusten van Amerika handel te drijven, alsook het bewind over deze gewesten. In geval van oorlog was de Compagnie verplicht alleen de aanvallen af te weren; zij kon enkel op het moederland rekenen als bondgenoot. De inwoners van de toekomstige Colonie waren met de Hollanders gelijk gesteld wat hun burgerlijken of staatkundigen status aanging. In 1623 hadden 30 Hollandsche families van 't eiland Manhattan bezit genomen en talrijke Walen hadden zich tegenover, in Long Island gevestigd; onder dezen bevond zich een Luiksch gezin voor welk de bodem en het klimaat van Noord Amerika bijzonder gunstig schijnen geweest te zijn. Een handschrift van dezen tijd leert ons dat in 1679 nog de vrouw van dezen Luikschen planter leefde, honderd jaar oud, moeder, groot- en overgrootmoeder aan het hoofd van drie geslachten, te samen 70 nakomelingen. Men vindt haar, tegen einde September, bij den haard gezeten, een pijp in den mond, waalsch sprekend en aan | |||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||
de nieuwe aankomelingen, door hun vriend en scheepsgenoot den Hollander Gerrit geleid, melk, vruchten, appelen aanbiedend, vooral schoone perziken en tabak. Omtrent denzelfden tijd hadden zich 18 families, den Hudson opvarende, in de nabijheid van het tegenwoordige Albany gevestigd. Dit was de eerste proef van kolonisatie. In 1625 wordt de bevolking van Nieuw Nederland door 45 nieuwe aankomelingen versterkt en Pieter Minuit wordt directeur-generaal van de Compagnie; voor 60 gulden koopt hij van de Indianen het geheele eiland Manhattan af. In 1628, ten gevolge van een oorlog met de Indianen, keeren planters, in Delaware gevestigd, naar de stad terug en telde men aldus 270 inwoners. In 1631 werd Nieuw Amsterdam de hoofdstad en bouwde men er de Nieuw Nederland, het grootste koopvaardijschip van dien tijd, groot 800 ton. De betrekkingen met de Colonie Nieuw-Engeland werden druk en in 1643 werd een verdrag gesloten om misdadigers uit te leveren. Eindelijk, in Mei 1647, kwam een nieuwe directeur generaal die een aanzienlijke rol in de Colonie moest spelen: dit was Pieter Stuyvesant, met het houten been. Voorheen, goeverneur van 't eiland Curaçoa had hij op St-Martin, in een gevecht tegen de Portugeezen zijn been verloren. Nauwelijks aan land, ondernam de nieuwe bewindvoerder de inrichting van de Colonie. Overeenkomstig de Hollandsche overlevering, verdeelde hij de inwoners van Nieuw Amsterdam in twee klassen, de groote burgers en de kleine burgers naar gelang hun beroep, hun stand of de grondpacht die zij aan den staat betaalden. Aldus behoorden de vermogende en invloedrijke burgers, zooah magistraten, advocaten, wethouders, predikanten tot de eerste klasse; eveneens ieder die er in toestemde jaarlijks in de gemeentekas een som van 50 gulden als hoofdgeld te storten. | |||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||
De groote burgers waren alleen verkiesbaar tot de openbare ambten, en in geval van veroordeeling voor een misdaad, ontkwamen zij aan verbeurdverklaring en aan onteering. Tot de kleine burgers behoorden al de personen binnen de grenzen van het stadsgebied geboren of er verblijf houdende sedert één jaar en zes weken; zij, die met de dochter van een burger waren gehuwd; al de bezoldigden van de West Indische Compagnie en eindelijk al die er een magazijn of winkel bezaten of er op voortdurende wijze handel dreven. Elke aldaar tijdelijk gevestigde vreemdeling kon de hoedanigheid van kleine burger verkrijgen, tegen betaling van 25 gulden als hoofdgeld. De rechterlijke macht werd uitgeoefend door de Wethouderen. Dit Collegie stond onder het voorzitterschap van Pieter Stuyvesant. Buitendien bestond er nog een Schout gelast met de zorg de wetten en de verorderingen te doen nakomen, de overtreders te vervolgen, de rechters ter zitting op te roepen, de hand te houden aan het regelmatig bestuur van het gerecht en aan de uitvoering der vonnissen, eindelijk bij de rechters het ambt van Maeuheer te vervullen. Maninghe was het requisitorium tot de rechters gericht, zonder welk geen burger een geduig kon aanhangig maken noch een verbindende uitspraak uitlokken. Vrede en voorspoed heerschten in de nieuwe colonie. De bevolking van Nieuw Nederland bedroeg ongeveer 10,000 inwoners en die van Nieuw Amsterdam 1,600. Maar Stuyvesant, de oude zeebonk, kon niet nalaten eenig wantrouwen te koesteren. Onaangename voorvallen hadden hem ten rechte achterdochtig gemaakt. De Engelschen waren niet werkeloos gebleven, zij hadden ook de kusten onderzocht en hadden reeds rechten doen gelden op Nieuw Nederland. Een Hollandsch vaartuig de Eendracht had ten gevolge van het onweer Plymouth moeten binnen loopen. Daar het schip een lading van 5000 bevervellen had, | |||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||
werd het door de Engelsche overheden aangehouden, onder voorwendsel van zich met Ehgelsche monopolies te hebben bemoeid, ‘of having illegally interferred with english monopolies’ Er werd een diplomatische briefwisseling gevoerd. Ter staving van hun deugdelijk bezit van Nieuw Nederland, beriepen de Hollanders zich op:
De Engelschen opperden daartegen:
Maar onlusten waren in Engeland uitgebroken en men was de burgerlijke oorlog nabij. De overheden van Plymouth ontvingen aldus het bevel de Eendraght vrij te laten. De Engelschen vergenoegden zich met het wettig vermoeden maar behielden zich voor op een gunstiger oogenblik hun voornemens uit te voeren. Stuyvesant bezat maar eenige oude kanonnen; in geval van aanval, kon hij niet ernstig weerstand bieden. Te vergeefs vroeg hij aan zijn onvoorzichtige landgenooten munitie, wapens en versterkingen. Engeland had zich herkregen. Twaalf jaren hervormingen, gewelddaden, staatsgrepen hadden elkander als in een droom | |||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||
opgevolgd, als een orkaan waarvan, na een dag schoon weder, geen spoor meer overblijft. Karel II en zijn ministers wisten dat de Hollandsche bezitting geen ernstigen weerstand kon bieden; zij besloten er zich onverwachts, bij overrompeling, van meester te maken. Voorbereidselen werden gemaakt en alle voorzorgen genomen om een bevriende mogendheid te bedriegen. In September 1664 vertoonden zich eensklaps in de baai vier Engelsche fregatten met eenige honderden soldaten. De opperbevelhebber Richard Nicholls, een krachtdadig en beslist man, beschikte over een groote overmacht. New Engländers hadden zich trouwens bij hem aangesloten. Hij zond aan Stuyvesant het volgende bericht: ‘Ik kom met mijn schepen en mijn soldaten; Ik zal de witte vlag op het fort hijschen, en naderhand zullen wij een onderhoud hebben en beraadslagen.’ Toen hij zijn manschappen had ontscheept en bezit genomen van het fort, eischte Nicholls, het masker afwerpende, de onmiddelijke overgave van de stad en van het bestuur over het geheeb gewest. Stuyvesant wilde weerstand bieden en strijden maar zijn verontwaardigde stem vond geen weerklank, en de stad werd aan de Engelschen overgeleverd, zonder dat een enkel schot werd gelost. Men vernam nadien, dat deze tocht sedert lang ontworpen was en op touw gezet door de openbare overheden en de regeering, namelijk door den hertog van York, later Jacob II. De aldus veroverde stad werd, naar hem, New-York genaamd. Volgens het verdrag van overgave werd aan de Hollandsche planters hun staatkundige en godsdienstige vrijheid verzekerd, en te dien opzichte schijnt het, dat de verandering hun eerder voordeelig is geweest. Daarenboven, werd de Hollandsche wet op de wettige erfenis, waarbij de door den overledene nagelaten goederen gelijk verdeeld werden, gehandhaafd. | |||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||
Om door deze plotselinge verandering van bestuur in de Colonie geen wanorde te veroorzaken, bleef de oude Hollandsche inrichting gedurende een jaar in voege en werd maar na dit tijdperk vervangen door een mayor, aldermen en een sheriff. Een wetboek gekend onder den naam van The Duke's Laws, en gegrond op de toen gebruikelijke beginselen van het Engelsch gewoonterecht, Common Law, werd afgekondigd. Vrijzinniger dan Stuyvesant, gelukte Nicholls er in, door zijn minzaamheid en zijn welwillendheid, aan een betreurenswaardig conflict een einde te stellen. Ten gevolge van de Engelsche bezitneming, had de anglicaansche kerk de plaats ingenomen van de Hollandsche gereformeerde kerk, en te gelijker tijd van hare gebouwen. Hij stelde alle belangen tevreden doordien hij de Hollanders toeliet er 's morgens hun dienst te houden, en den Engelschen 's namiddags. Maar de loffelijkste daad van dezen soldaat, die een waren vrijzinnigen geest aan den dag legde, is het instellen van gezworenen om de wanbedrijven en misdaden te vonnissen. Reeds in 1664, in deze nauwelijks in wording kleine neerzetting, hecht men zulk een gewicht aan het leven en aan de vrijheid van den mensch, dat niemand van een misdaad kan overtuigd worden zonder de toestemming van vier en twintig zijner gelijken, d.w.z. twaalf leden gekozen onder de drie en twintig gezworenen van den grooten jury en de eenparigheid van den jury in het geding. Harde ondervindingen hadden trouwens aan deze planters geleerd dat de crimineele rechtspleging aan het volk toevertrouwd, de grondslag is van elke vrijheidGa naar voetnoot(1). Is het geen merkwaardig feit te kunnen bestatigen dat twee eeuwen wen geleden, op het zelfde oogenblik dat in Europa een man werd geboren, die in de oude koninklijke en pauselijke maatschappij de kiem des doods zaaide, een andere man een nieuw land ontdekt, | |||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||
toekomstige schuilplaats van de voortvluchtige be- schaving! Columbus vindt een nieuwe wereld op het oogenblik dat Luther een andere ging verdelgen. De oude Common Law van het koninkrijk Engeland werd aldus het gemeene recht van de neerzetting New-York. Nicholls deed meer; voorstander van den free trade, voerde hij den vrijhandel in tusschen Engeland en de Engelsche colonies, een aanzienlijke vooruitgang voor den tijd. Onder de eerste uitwijkelingen, bevond zich een jonge voorname Engelschman, Thomas Pell, een jongere zoon van de Lords of Pelham in Herefordshire. Omstreeks 1654, had hij uitgestrekte landerijen, ten Noord-Oosten van Nieuw Amsterdam gelegen, van de Indianen afgekocht, en volgens de Engelsche overleveringen en gebruiken had hij aan zijn uitgebreid erfgoed den naam van zijns vaders huis gegeven, Manor of Pelham. Het woord Pelham is uit twee Saksische woorden samengesteld: Pel (verwijderd) en Ham, in 't duitsch Heim, dit laatste woord beduidde oorspronkelijk schuilplaats, toevlucht; later breidde zich de beteekenis uit om, zooals nu uitgesproken en verstaan te worden als Honu. Dit is een der gebruikelijkste uitgangen voor eigennaamwoorden in Engeland, zooals Denham, het huis in het dal, Higham, het huis op de hoogte. In Foord, in Ham, in Len, and Tun The most of Englisch surnames run. De eigendomtitels van Thomas Pell werden door Richard Nicholls, gouverneur der Provincie, den 6 October 1666, bekrachtigd; zijn domein bestond uit al de landerijen ten Oosten van de ‘Westehester Bounds’ gelegen. Den 31 Juli 1667 werd, te Breda, de vrede tusschen Engeland eenerzijds, Holland, Frankrijk en Denemarken anderzijds gesloten. Artikel 3 neemt den statu-quo aan zooals deze bestond op 10/12 Mei 1667; ieder der partijen behield wat zij van de andere gedurende den oorlog had veroverd. Zoo gebeurde het dat de | |||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||
Engelschen Nieuw Nederland behielden en de Hollanders Suriname. Den zelfden dag werd een handelsverdrag tusschen beide landen gesloten. Goeverneur Nicolls keerde, vermoeid, naar Europa terug en de grootste lof dien men hem kan toezwaaien is dat hij verarmd in Engeland aankwam. Zijn opvolger was Francis Lovelace, een hoffelijk man die tegen 1671 te Long Island, in de nabijheid van New-York de eerste wedrenbaan stichtte. Tot ieders voldoening, schafte hij het onderscheid tusschen groote en kleine burgers af. Thomas Pell overleed in 1669, het domein van Pelham had hij aan zijn neef John Pell overgemaakt, maar dit legaat werd slechts den 29 October 1687 door den toenmaligen goeverneur, Thomas Dougan bekrachtigd. Wij zullen vluchtig de belangrijke gebeurtenissen nagaan die zich in Europa en in Amerika hadden voorgedaan. Lodewijk XIV, die zich op de Hollanders wilde wreken omdat zij door den driebond zijn overwinningen en zijn veroveringen hadden gestuit, lukte er in dit verbond te verbreken en Engeland en Zweden op zijn hand te brengen. Colbert de Croissy naar Engeland gezonden, vermocht Lord Arlington om te koopen alsmede den graaf van Buckingham, en in 't algemeen, het geheele ministerie van Karel II gekend onder den naam van Cabal (naar de beginletters van Lord Clifford, Arlington, Buckingham, Ashley en Lauderdale). Den 1ste Juni 1670 werd te Dover een verdrag gesloten en den 10 December van 't zelfde jaar, werd te Londen een openbaar verbond geteekend, welk verdrag den 12 Februari 1672 door een tweede tractaat werd bevestigd, waarin men niet sprak van de verbintenissen die geheim moesten blijven. Lodewijk XIV beloofde uitdrukkelijk jaarlijks aan Karel II drie miljoen te storten om hem in staat te stellen den oorlog te bekostigen. Wat in dit verbond den koning van Engeland vooral | |||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||
verlokte was de hoop om aldus de Nederlanden volkomen te verdelgen. Het is onder deze omstandigheden dat twee oude zeebonken, de vermaarde admiraal Evertsen en admiraal Binkes besloten de misdaad van Richard Nicolls te wreken. Zij zeilden naar Noord Amerika en in Juli 1673, liepen zij zegevierend de schoone baai van New-York binnen. Zij heeschen geen witte vlag maar lieten hun kanonnen bulderen. New-York werd heroverd, herdoopt en Nieuw Oranje genaamd; de afgeschafte Duke's Laws maakten weer plaats voor de Hollandsche wetten en gebruiken. Maar den 19 Februari 1674 werd te Westminster, tusschen Engeland en de Staten Generaal een vredestractaat gesloten waarbij alle voorwaarden van het verdrag van Breda werden bevestigd. Aldus werden de pogingen van de dappere Hollandsche zeelieden vernietigd. De stad, zoo loyaal met open vizier en open wapens heroverd, zou toch voor goed New York heeten en later een van de belangrijkste handelcentrums van den aardbol worden. Stippen wij hier dit ongehoord feit aan: een gansche colonie, in vollen vrede, door de schurkerij van een Engelschen bevelhebber ingepalmd, en daarna op eerlijke wijze, in tijd van oorlog met open wapens, door de Hollanders heroverd, blijft ten slotte niettemin een Engelsche bezitting, dank zij hun behendige diplomatie. In 1685 steeg de Hertog van York onder den naam van Jacobus II op den troon van Engeland en Schotland. Vrijzinnige instellingen waren bij dezen vorst niet in gunst; zij konden zich in zijn bezittingen niet ontwikkelen. Er bestond geen wetgevende vertegenwoordiging meer; de wetten werden slechts nog door den goeverneur generaal en den raad vervaardigd; de belastingen eenvoudig door verordeningen geheven. In 1688 brak een omwenteling tegen het bestaande gezag uit, maar zij werd spoedig onderdrukt, dank zij de krachtdadigheid van de Engelsche troepen, trouwens gesteund door een aanzien- | |||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||
lijk gedeelte der bevolking. Maar het was slechts uitstel; in den loop der volgende eeuw zou men de volkomen verplettering van het Britsch gezag in de colonies van Noord Amerika bijwonen, evenals wij misschien eens zijn vergruizing in de colonies van Zuid-Afrika zullen gadeslaan. In 1601 verkreeg de goeverneur de verkiezing van een onderdanige vergadering, die vooral blijken gaf van gedweeheid jegens het gezag. Zij stemde een belastingstelsel, dat een reeks van achtereenvolgende jaren omvatte en dat aan dezen hoogen ambtenaar toeliet de openbare gelden naar welgevallen te gebruiken. Daarna haastte zij zich de bestaande wetten, de Duke's Laws af te schaffen. Het rechterlijk stelsel werd op nieuwe wijze ingericht. Men vormde een hooger gerechtshof samengesteld uit vijf rechters, die samen beraadslaagden terwijl ieder van hen afzonderlijk een rechtbank samenstelde. De goeverneur werd als kanselier erkend en gelast met in equity alle gedingen te vonnissen, die volgens de grondbeginselen van het Engelsche recht, tot dit rechtsgebied behoorden. Ieder graafschap kreeg een bijzonder gerechtshof uit vrederechters samengesteld. Maar ieder dezer magistraten was bevoegd uitspraak te doen over het geding eens anderen voor zoover het 40 p. st. niet te boven ging. Voortaan was de Hollandsche wetgeving vervangen door de Common Law, zooals zij in Engeland werd toegepast. Ten slotte verhaalt de heer Mr. E. Stocquart in eenige bladzijden de stichting van New-Rochelle, het kleine rustige stadje in de onmiddelijke nabijheid van New-York. Het waren weeral de hardvochtig verdreven Hugenotten, die nog in andere gewesten de lotgevallen van het Nederlandsche ras moesten deelen; men denke slechts aan de weliswaar toen reeds verhollandschte Fransche uitwijkelingen in Zuid-Afrika. Tot dusverre Mr. E. Stocquart. Van korten duur was de Nederlandsche bezetting, maar over | |||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||
haar invloed en haar beteekenis kan men ver uitweiden, Wel maakt zich Douglas CampbellGa naar voetnoot(1) aan overdrijving schuldig als hij beweert dat al het goede in de Vereenigde Staten door Holland was verwekt, terwijl Engeland niets dan kwaad had gesticht, maar dat Hollandsche invloed zich nog ten huidigen dage met kracht openbaart, dit betwijfelt geen enkel Amerikaansch burger, veel minder een enkel geschiedkundige. De aframmelingen van de oude Hollandsche settlers vergaten ras hun Hollandschen oorsprong, daar zij hun taal voer de Engelsche opgavenGa naar voetnoot(2); dit getuigt reeds de Zweedsche reiziger Kalm, die in 1748 New-York bezocht, althans wat het jongere geslacht betreft. De vijheidsoorlog verwekte echter een heilzame reactie, en al is de Hollandsche taal slechts een historische herinneringGa naar voetnoot(3), die in stad-wijk-straat- of andere benamingen voortleeft, Hollandsche trantGa naar voetnoot(4) slechts een bewustelooze overlevering, toch rekenen zich de huidige burgers hun Hollandsche afkomst tot een eer en laten geen gelegenheid voorbij gaan om met nadruk op deze afkomst te wijzen. Voor zoover aan ‘de andere zijde’ van adel kan sprakezijn, en ver boven den zoogenaamden geldadel verheven, staan de oud-Hollandsche afstammelingen (hoeveel echte zijn er?) als de eenige aristocratie aan de spits van de Amerikaansche samenleving. De ‘Knickerbocker Club’ te New York, de ‘Holland Societies’ over de geheele Unie getuigen en van dezen geest en van deze gezindheid. Mr. W. Thelen. |
|