| |
Duitschland voor de boeren
Wij brengen gaarne het verslag van de groote vergadering, enkele weken geleden door den Verein Deutscher Studenten ten gunste der Boeren belegd. De ruime zaal in den Feenpalast te Berlijn was door meer dan 4000 menschen gevuld, onder welke verscheidene leden van den Rijksdag.
De vergadering werd voorgezeten door den oud-student redakteur EICHLER, die met volgende aanspraak begon: In den krans der Duitsche steden, die de krijgshaftige vertegenwoordigers der Boeren begroeten, mag de rijkshoofdstad niet ontbreken, nadat het ons niet vergund werd, den President der Boerenrepubliek met heel ons hart en met waaiende vaandels te Berlijn te ontvangen. Het oude en het jonge geslacht, hart en verstand, instinkt en overlevering uit den Bismarckschen tijd, reiken elkaar de hand. Onze gerechtvaardigde onzijdigheid tegenover Enge- | |
| |
land mag ons niet beletten, onze genegenheid te betoonen en moesten hier ook Engelschen in de zaal zijn, die kunnen ons enkel leeren achten, indien wij handelen zooals het voor een vrij volk van zelf spreekt. Wij juist die geneigd zijn in goede betrekking met Engeland te blijven, zeggen dat zulks op duurzame wijze alleen kan geschieden, wanneer wij in het openbaar de Duitsche waarde niet onder- en de Engelsche niet overschatten. In het vrije kleed van de veelbezongen Duitsche studentenschap en van het Duitsche nationaal gevoel groeten wij de Boeren, die plotsling, uit de eenzaamheid gerukt voor een wereldhistorische taak geplaatst, toonen tegen deze opgewassen te zijn en al de deugden van vroomheid, dapperheid, ridderlijkheid te bezitten. Een ‘Herzblatt der Weltenblüte’ zou met hen ondergaan. God tot wien zij hoopvast bidden, weze hun genadig. Heil den edelen, dapperen, ridderlijken Boeren! Na een stormachtig drievoud heil trad luidruchtig begroet de stafkapitein Dr VALLENTIN van Pretoria op. Hij was langen tijd hooger ambtenaar in Transvaal, heeft den oorlog, van den beginne af in de linie mêegemaakt, aan al de wichtige gevechten deelgenomen, en behoorde sedert het midden van Januari 1900 tot het hoofdkwartier van gen. DeWet bij Colesberg in de Kaapkolonie. Hij werd tweemaal door lydietbommen gewond en viel bij de inneming van Pretoria in de handen der
Engelschen. Op een Engelsch schip werd hij onder ongehoorde behandeling naar Europa gebracht. Hij kenschetste de Engelsche staatkunde tegenover de Boeren en vertelde menig voorval uit den oorlog. Zoo eerbiedigt Engeland het Roode Kruis! Hier roept iemand luidop ‘Wraak’ wat de vergadering dreunend toejuicht. Een ding staat vast: Engeland heeft zich met dezen oorlog voor eeuwig zelf gebrandmerkt! Het heeft, zooals Mommsen zegde - zijn volslagen verdorvenheid laten zien; zoo is ook het ontzag voor Engelands stelling als wereldmacht verdwenen! Schuld aan de ongunstige wending
| |
| |
van den strijd geeft de spreker aan de treuzelpolitiek van Joubert. Waren er in dien tijd mannen als Botha en DeWet oppermachthebbers geweest, alles, alles zou thans anders zijn. Zoo hebben wij al onze bloedig bevochten voordeelen weder verbeurd. Dr Vallentin spreekt van de reusachtige kapitalen die in Zuid-Afrika liggen en doet opmerken, dat zoodra Engeland meester wordt, nu zeker de boycotteering van Duitschland zal beginnen. Maar komen zal de dag dat het met de Engelschen zal gaan, zooals in Noord-Amerika: De Zuidafrikaansche statenbond zal tot stand komen! Leve Transvaal! Leve de Vrijstaat! Nu werd het lied aangeheven van Arndt: ‘De God, die ijzer groeien liet, die wilde geene knechten!’
Met algemeene teleurstelling vernam men de mededeeling dat De Wet nog niet het hospitaal te Frankfurt a/Mein had kunnen verlaten en dus niet kon verschijnen. In dezes plaats trad kommandant JOOSTE op, een van de Boerenofficieren die te Durban over boord van het Engelsch schip sprongen en gelukkig door een Fransch schip opgenomen werden, dat hen naar Europa bracht. De jonge officier met blonden baard en netjes gekleed werd met een storm van geestdrift toegejuicht. Hij sprak zuiver, duidelijk Nederlandsch en werd door de vergadering meest onmiddelijk verstaan; toch stond hem kapelaan Schovalter nog als vertolker ter zijde. Kommandant Jooste verheugde het nu ook te Berlijn te kunnen spreken en daarbij nog voor zoovele Duitsche studenten, die om hun idealisme beroemd zijn. Maar in zake vaderlandsliefde, vrijheidsdrang en idealisme voelt hij even als een echte Duitsche student! Ik ben overtuigd dat gij nog niet de uitgestrektheid der Engelsche gemeenheid, ja nog niet het honderdste daarvan kent - wat zeer natuurlijk is daar de kabel tusschen Afrika en Europa in Engelsche handen is. Reeds meer dan 16 maand zijn de Engelschen nu bezig met de Boeren uit te roeien, maar laten we hopen dat de dag niet meer
| |
| |
ver af is, waarop we de pogingen van Engeland als voor goed mislukt mogen aanzien! Gij weet, hoe dikwijls reeds Steyn, De Wet en Botha door de Engelsche telegrammen doodgeschoten of gevangen genomen zijn - altijd als er iets op handen is, wanneer het Parlement bijeenkomt, (een stem: ‘Of wanneer ultimo komt!’ algemeen gelach) De Engelschen hebben steeds alles wat made in Germany is, als slecht beschouwd. Toen ze echter voor Duitsche kanonnen stonden en voor mannen als Schiel, Albrecht en anderen, waren zij zeer weinig in hun schik, dat made in Germany zoo goed was. Men heeft van Joubert's treuzelpolitiek gewaagd. Maar ik verzeker u dat Joubert steeds het voorwerp is geweest van hooge vereering voor ons Transvalers en het steeds blijven zal. Het stormen van Ladysmith heeft hij gelaten in overeenkomst met den President en den krijgsraad. Het had ons 600 tot 800 man gekost. Indien wij aldus gestreden hadden zoo stond thans geen Boer meer in 't veld. Schitterend aanvallen en stormloopen deugt niet voor den Boer. Ik kan verzekeren dat de manier van strijden zooals ze nu wordt gevolgd de eenig passende is in Zuid-Afrika! Men staat verbaasd dat we nog strijden en voorraad hebben; wel zoolang er nog Engelschen in het land zijn, zullen wij ook nog voorraad hebben. (Algemeen gelach en bijval). Wij vragen evenwel of het niet tijd zou zijn, dat een der mogendheden die de Haagsche vredesconferentie zijn toegetreden (gelach en geroep: Humbug, poppentheater, komedie!) die op haar vrijheid en christendom roemen, nu eenmaal haren angst kon overwinnen en maar eenmaal waagde te zeggen wat recht en gerechtigheid is? (Minutenlange bijval; geroep: wat is den dag van heden recht?) Op welke voeten de Engelschen staan, zien we nu, aangezien zij nu hun laatsten zenuw moeten inspannen om met een handvol Boeren klaar te komen. Onze achting voor Engelands beschaving is niet zoo groot dat ze er ons toe brengen zou de wapens vrijwillig neerteleggen, maar wij vechten
tot den laatsten man. (levendig bravo!)
| |
| |
Maar nu Engeland zoo wreed is onze arme vrouwen en kinderen te mishandelen (uitroepen der diepste verontwaardiging.) zoo komen wij smeekend naar Europa en vragen: wil nu toch niemand ons helpen? Wij verlangen volstrekt niet dat men voor ons de wapens voert. Maar is er dan niemand die door de tranen onzer vrouwen en kinderen ontroerd wordt en dan ten minste tot Engeland spreekt; het is genoeg met deze ‘beschaving’? Kommandant Jooste dankt voor den Duitschen steun waardoor menige nood gelenigd kan worden, bidt echter om verdere genegenheid en onderstand; want de nood is onbeschrijflijk. ‘Misschien kunnen wij het u nog eens vergelden, wanneer de vrije Boer met het vrije Duitsche volk nog eenmaal dezelfde zon der vrijheid genieten mag! (Oneindige bijval breekt los; heilkreten weerschallen, hoeden en zakdoeken worden gezwaaid.)
Mr EICHLER: Dit was Duitsch bloed dat tot ons sprak! (luide kreet: bloed is dikker dan water! Groote bijval.) Kommandant Jooste heeft meermaals in Duitschland lauwerkransen ontvangen. Wij gaan echter niet zoover! De krans komt eerst den overwinnaar tot. Hiertoe zijn wij te veel realpolitisch gedrild door het geëerde Ministerie van Buitenlandsche zaken! (stormachtig gelach.) Maar een lauwertwijg willen wij hem schenken. Moge deze zich tot eenen krans ontwikkelen en eenmaal een overwinnaarsvoorhoofd smukken! (Bij het overhandigen van den lauwertwijg ontstond daverend gejuich.)
Mr BAECKER herinnnert onder groote geestdrift aan de ontvangst van den President Kruger door den ouden Keizer en vergelijkt aan de hand van Busch's artikels in den Grenzboten van 1885 Bismarcks politiek tegenover Zuid-Afrika met de huidige en komt tot zeer ongunstige uitslagen voor deze laatste. Op dezen weg kunnen wij met de regeering niet mee! (dreunende bijval.) Hij besloot met een geestdriftig Heil aan Oom Paul.
De vroegere hofpredikant STOECKER, thans lid van den rijks- | |
| |
dag, vertelt van vergaderingen die hij in heel Duitschland heeft bijgewoond en die meestal bestonden uit eenvoudige werklieden. Overal werd voor de Boeren rondgehaald. In de Rijnprovincie was het dat aan het slot een werkman uitriep: ‘En nu nog eene inzameling voor de Boeren!’ en die menschen brachten het sommetje van 113 Mk bijeen. (levendig bravo!) Zoo gaat door het gansche Duitsche volk een geweldige strooming van genegenheid voor de Boeren. Ik geloof den Nederlandschen broederen niet te veel te zeggen, wanneer ik beweer: van de 56 millioen Duitschers voelen er 55,990,000 zoo! (aanhoud. toejuichingen.) En van de overige 10,000 ook misschien nog vele. (zeer goed!) Dat zóó de stemming is, dat komt ons niet uit het verstand noch het harte, maar wel uit ons geweten en dat is wel het hoogste. (toejuichingen.) Vijf jaar geleden verklaarde ons de regeering: er is ons aan gelegen dat de zelfstandigheid der Zuidafrikaansche Republieken behouden blijft (geroep: zwendelarij!) dat geldt ook heden nog! Het staat nu toch hier ten onzent zoo, dat vele mannen gaarne wilden meestrijden (geestdr. bijval!) en ook ik moet bekennen indien ik nog jong was en geen geestelijke, zou het mij een groote vreugde zijn geweest in 't veld en in 't gelid te staan en voor onze broeders te vechten! (Minutenlange toejuichingen; vele roepen: Wij ook!) Zoo denken ook de vrouwen en de gezinnen. In een groot huis (luistert, luistert!) speelden de kinderen Boer en Engelschman, maar van de kleinen wilde geen enkele Engelschman zijn; zoo moest dan de juffrouw deze rol op zich nemen, ik geloof dat het een Engelsche gouvernante was! Toen onlangs een vriend tot zijn jongetje zegde dat het vroeger eens de Engelsche ziekte had gehad, werd de knaap droef en zei: als 't ten minste een Boerenziekte geweest was! (algemeene schaterlach.) En waarom zijn deze gevoelens zoo algemeen? Omdat we zien hoe Engeland zich
niet gedraagt zooals het een edele grootmogendheid past, maar zooals het in het lied heet: gross' Macht und viel
| |
| |
List, sein grausam Rüstung ist! (levendige bijval.) Carlyle de groote Engelsche profeet schreef eens: In Engeland tracht men twee dingen te vereenigen: den Heiland en den Mammon te gelijk! (zeer juist.) Wat zullen wij van het krijgsbeleid van Lord Roberts zeggen? Reeds in 1880 werd de Engelsche regeering te woord gesteld, omdat hij de Afghanen reeds als opstandelingen bestempelde alvorens hij ze verslagen had, enkel en alleen om ze wreed te kunnen behandelen, (geweldige foeikreten.) Was dat reeds tegenover de Afghanen niet goed, zoo schreeuwt het ten hemel om wraak tegenover christelijke broeders! (daverende toejuichingen!) Het land verwoesten, vrouwen en kinderen mishandelen, dat moest de Britsche leeuw niet doen. Of gelooft hij in werklijkheid: de leeuw is koning der woestijn? (algem. gelach,) Nog een woord voor de toekomst. Het nieuws doet de ronde: Botha heeft zich overgegeven! (Geroep: Humbug!) Hopen wij allen, alleen in dezen zin: Ik heb mij overgegeven met hart en met hand, U land vol liefde en leven, U dierbaar Vaderland!’ (Donderende toejuichingen!) Wij zijn aan zulke Engelsche telegrammen reeds gewend. Wanneer die onder zee langs de kabels heen vliegen - zoo geloof ik, dat zelfs de haaien zich moeten schamen. (Schaterlach!) Laat ons echter hopen dat ook het ander deel van den leeuw tot zijn recht komt: edele zin en grootmoedigheid (geroep: bestaat ja niet!) Er blijft niets meer dan de staart! Zoo niet, dan zie ik een ander beeld: in 50 of 100 jaar zijn de 500,000 Boeren misschien tot 5 tot 10 millioen geworden en dan bestaat er geene macht ter wereld meer, ook niet het zeetrotsche Engeland, die de Boeren hun vrijheid zal ontnemen. Dan zal vrijheid en waarheid zegepralen! Dat geve God! (oorverdoovend gejuich!)
Nu werd op het verhoog de vierkleur van Transvaal ontplooid wat tot vernieuwd gejubel aanspoorde. CAND. JUR. OHM trad naar voren en maakte bekend dat dit het vaandel was waarmeê
| |
| |
men van zin was geweest Krüger te ontvangen. Moge weldra de dag aanbreken dat het hoogmoedige Albion de vlag moet strijken en wij deze mogen inwijden. Leve het vrije Transvaal en de Oranjestaat.
LIEBERMANN v. SONNENBERG, lid van den rijksdag legde de vierkleur uit; rood, het bloed dat de Boeren voor de vrijheid vergieten; wit, de zuiverheid en kuischheid hunner zeden; blauw: hun trouw en het daarboven zwevende groen: de hoop dat ze toch nog hun vrijheid zullen herwinnen. - Toen hij Koningin Wilhelmine noemde, brak weer een storm van toejuichingen los. God zegen haar duizend, duizendmaal! Bloed is niet alleen dikker dan water, maar ook warmer dan de kille inkt der diplomaten. (geweld. handgeklap.) Leve de zwarte Christiaan! (geestdrift, toejuichingen.)
Men zong nu ‘Stosst, Vierkleur soll leben!’ met het slotvers: ‘Frei sei der Boer!’ Rechtstaand werd de stroof herhaald.
Aan beide de Presidenten Steijn en Krüger werden heiltele-grammen gezonden. Men hoopt dat Steijn het zijne zal hebben ontvangen. Met algemeenheid van stemmen werd dan volgend besluit genomen:
‘In de meening dat een open, mannelijk verkonden van zijn persoonlijke, nationale gevoelens een zelfbewust en vrij volk in allerinnigste genegenheidsvragen nooit mag verboden worden - in de overtuiging, dat een openhartig betoonen van onze gevoelens voor onze stamverwanten de Boeren onze betrekkingen met het Engelsche volk op wederkeerige achting steunend slechts bevorderen kan - spreekt na de HH. Stafkapitein Dr Vallentin en Kommandant Jooste gehoord te hebben, de op 1 Maart in den Feenpalast der Duitsche rijkshoofdstad vergaderde Akademiker-Versammlung het Boerenvolk, zijn President, zijnen generaals Botha en De Wet en zijnen in 't veld staanden Krijgslieden hare genegenheid, hare bewondering en haren trots op
| |
| |
de gemeenschappelijke afstamming van ‘Moeder-Germania’ uit. ‘Bloed is dikker dan water!’
Dr. Haller von Ziegesar
|
|