Kunstafdeeling (Gemengd Koor) 1899-1900 van de Koninklijke Zangmaatschappij De Melomanen.
Met een passend woord van dank en vereering voor het ijverig en steeds belangstellend oudste lid, den Heer Monckarnie en den rusteloozen voorzitter den Heer Priem, naast welke wij gaarne en niet het minst, den werkzamen en offervaardigen schrijver van de afdeeling den H.L. Claeys plaatsen bekomen we een kort maar volledig overzicht over het bedrijvige zangjaar, over feesten, wedstrijden en andere echte kunstuitvoeringen waarop de kunstafdeeling de liefhebbers en kenners van ware, degelijke kunst onder de ongeëvenaarde leiding van haar aanvoerder O. Roels, te Gent, Brugge, Brussel en elders heeft vergast.
Hoe hoog dit genootschap zijn doel heeft gesteld moge blijken uit de volgende aanhaling uit bedoeld verslag.
‘De Kunstafdeeling is enkel gesticht om de leden zangeressen en zangers het genot te verschaffen mede te werken aan bijzondere kunstuitvoeringen, die den kunstsmaak van de menigte allengs moet louteren en de Kunstfaam der Vlaamsche Kunst meer en meer moet uitbreiden
En terwijl ik hier van de Vlaamsche Kunst spreek, kan ik niet nalaten den wensch uit te drukken in onze afdeeling meer en meer werken te zien uitvoeren van mannen van ons ras, van Vlamingen die voelen en zich uiten zooals wij.
De Vlaamsche Kunst in den vreemde om haar rijkdom, haar eigenaardigheid, haar gezonde en verhevene uitdrukking zoo geëerd, zoo gevierd mag niet langer als eene verstootelinge in haar eigen land behandeld worden. Ook moeten wij weten wat kunstschatten onze toondichters hebben voortgebracht, en als we dit zullen weten, als we daarvan innig overtuigd zullen zijn, dan zullen wij trotsch wezen tot een stam te behooren die zich door eigen kunst eene zoo glansrijke plaats naast, zelfs boven de andere volkeren veroverde.’
Wij beamen ten volle dezen wensch en spreken nog dezen anderen uit dat weldra deze uitmuntende kunstafdeeling met haar flink bestuurder moge gelegenheid vinden om in 't kunstlievend Duitschland schitterend op te treden.
***
Jesus, ein Mensch... ongeteekend, dem Angedenken an Moritz v. Egidy te Zürich bij Caesar Schmidt 1899, kl. 8o 80 pf. - Een vlugschrift van een 60 tal blz. van een al te zeer vooringenomen standpunt uitgaand en dus niet overtuigend; verklaart de vier Evangeliën ‘als historische Quellen völlig unzuverlässig, ja belanglos’ - zijnde slechts ‘freie Dichtungen ohne eine Spur geschichtlichen Inhalts.’ Qui prouve trop ne prouve rien. Sch. schijnt de lange en diepe studiën die het onderwerp vereischte niet gedaan of ten minste niet verduwd te hebben.