Germania. Jaargang 2
(1899-1900)– [tijdschrift] Germania– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 595]
| |||||
[Nummer 10] | |||||
Antwerpen, Rotterdam, Emden.Nederland en België schijnen de günstige gelegenheid te willen verwaarloozen om in 't bezit te blijven van het groote Duitsche achterland aan Rijn en Donau. Het Duitsche rijk heeft na een dertigjarig wachten 1870-1900, zooals te voorzien was, het besluit genomen zich van Rotterdam en Antwerpen als havens onalhankelijk te maken. Wij hebben reeds herhaald op het gevaar voor ons en 't Noorden gewezen,Ga naar voetnoot(1) dat het verkeer dreigt te zullen afgeleid worden van de Schelde- en Rijnmondingen over Duitsche havens; Hamburg en Bremen liggen wel te ver af; niet echter Emden en het Duitsche rijk, inzonderheid Pruisen wenschen vast van Emden een nieuwe wereldhaven te maken. De eerste stap daartoe was het graven van het Dortmund-Emskanaal, welk in de sluizen op een diepgang van 3 M. is berekend en toegankelijk gemaakt voor schepen van 800 T. - de Pruisische regeering heeft evenwel ingezien dat om zijn plan te verwezenlijken de heele haven zal moeten grondig gewijzigd en omgebouwd worden. Nadat verleden jaar in de Pruisische begrooting aanzienlijke sommen tot dit doeleinde werden opgenomen, zijn er nu weer 8 millioen Mark hiervoor toegestaan. De haven van Emden moet op een diepte van 9-10 M. worden gebracht zoodat de grootste oorlogs- | |||||
[pagina 596]
| |||||
en handelsschepen te Emden kunnen binnenloopen. De Noordduitsche Lloyd en de Hamburg-Amerika-lijn hebben zich reeds bereid verklaard Emden te zullen aandoen en aldaar te willen laden en lossen. Onder andere werden reeds voor Indië en Oost-Azië groote ladingen spoorstaven over Emden verzonden; uit de kolenmijnen komen reeds Sterke zendingen en de groote hoogovens bij Dortmund (die Dortmunder Union, der Hörder Verein en de ijzerfabriek Hösch) voeren hun Zweedschen ertsvoorraad langs het Emskanaal in, hetgeen voorheen over Rotterdam geschiedde. Men is intusschen tot het inzicht gekomen dat de vaart alleen nog niet volstaat en zoo hebben de Pruisische Staatsspoorwegen op aandringen van de Duitsche handels- en nijverheidskringen in ernstige overweging genomen of de vervoerprijzen naar Emden niet aanzienlijk konden verminderd worden en omvangrijke studiën hiertoe begonnen. Reeds in November 1899, greep eene vergadering plaats te Berlijn, die door den minister der Pruisische spoorwegen werd belegd. Daar werd besloten: ‘de spoorwegtarieven voor het vervoer naar het Dortmund-Ems kanaal en naar de haven van Emden moeten in dien zin gewijzigd worden dat beide en kanaal en haven, worden in staat gesteld om met Antwerpen en Rotterdam te kunnen mededingen.’ Naar aanleiding hiervan verzocht de minister om nadere voorstellen van wege de belanghebbenden, hetgeen dan ook geschiedde en wel hoofdzakelijk eenerzijds van wege de H.-A.- lijn, anderzijds van wege de aanzienlijkste Rijn-Westfaalsche nijveraars en de ‘Westfälische-Transport-Aktiëngesellschaft’ die zich met het vervoer op het kanaal heeft belast. In April 1900 nieuwe bespreking tusschen 't bestuur der spoorwegen en de nijveraars waarbij volgende punten werden vastgesteld:
| |||||
[pagina 597]
| |||||
In de laatste maanden werd door de Rheinisch-Westfälischen-Handelskammern, de syndikaten en spoorwegen eene statistiek opgemaakt van de waren die naar Antwerpen, Rotterdam, Amsterdam, Vlissingen en Haarlingen enz. gaan en wat daarvan naar Emden zou kunnen afgeleid worden. Daarop volgde nu in Mei 1900 te Essen, een groote vergadering van alle belanghebbenden. De meerderheid was van gevoelen dat het kanaal alleen niet veel bijdraagt tot de ontwikkeling van Emden en dat inzonderheid de groote kolenmijnen en ijzerfabrieken, die niet onmiddellijk aan het kanaal liggen, liever den Rijn dan het Emskanaal gebruiken; alleen lage spoorwegtarieven naar Emden die het overladen van de spoorwagens in het schip overbodig maken, kunnen hier helpen. Deswegen moeten de vervoerprijzen naar Emden zoo laag gesteld worden, als die naar Rotterdam met inbegrip van de refaktiën. Aanvankelijk wilde het Pruisisch spoorwegenbestuur slechts enkele tarieven verminderen; de vergadering verlangde echter een algemeene vermindering. Van zelf zou het dan blijken voor welke waren Emden den wedstrijd zou kunnen aangaan. Om deze reden werd een nauwkeurige statistiek omtrent de hoogte der verschallende vrachtprijzen naar Emden, Rotterdam enz. opgemaakt, om te zien tot hoever de vermindering zou kunnen doorgedreven worden. De Firma Krupp alleen verklaarde bij lagen vervoerprijs per spoor jaarlijks 20.000 T. spoorwegmateriaal over Emden te kunnen uitvoeren, die tot heden over Rotterdam gingen. Men koestert in Duitschland buitengewone verwachtingen omtrent deze bemoeiingen: vooral kolen, ertsen, mijnpalen, spoorstaven enz. zullen in 't toekomende zooveel mogelijk over Emden worden uit- en ingevoerd. Zou het overdreven | |||||
[pagina 598]
| |||||
mogen heeten hierin nogmaals een dringende waarschuwing te zien en een spoorslag zoowel voor Noord- als voor Zuid-Nederland, om zonder verwijl de handen uit den schoot te nemen en met den machtigen buur die ons kan missen, maar van wien wij onvoorwaardelijk afhangen, overeen te komen, nogmaals vóór 't te laat is? |
|