Het is natuurlijk begrijpelijk, dat de hoeveelheid melk, die een boom of liaan afwerpt, afhangt van den leeftijd van de plant, en zelfs van 't tijdstip waarop men het sap aan de plant onttrekt.
Evengoed als in 't dierenrijk té jonge en té hooge leeftijd nadeeligen invloed hebben op 't voortbrengvermogen, zoo is 't natuurlijk ook in 't plantenrijk.
Evenzoo zal 't niemand verwonderen, dat de manier waarop men 't sap aan den boom onttrekt en ook de wijze van bereiding der caoutchouc van enormen invloed is op de qualiteit van dit product.
De Hevea Brasiliensis moet ongeveer 25 jaar oud zijn om in de kracht van zijn leven te wezen en kan dan, bij voorzichtige aftapping, wel tot zijn honderdste jaar door produceeren, terwijl daarentegen de Urceola reeds in haar 3e levensjaar afgetapt kan worden, zonder nadeeligen invloed.
Men heeft steeds gedacht, dat de gummifeeren slechts op moerasgrond konden groeien en dit is dan ook zeer zeker waar voor een deel der planten De Manihot (Ceara) en de Hancornia echter groeien wel degelijk op hoogten.
De Manihot, inboorling van de provincie Ceara, groeit op steenachtigen, harden droogen grond en zal kunnen voortleven, terwijl misschien alle planten van droogte omkomen.
Men mag echter niet uit 't oog verliezen dat een goeden neerslag en daarna weer eens een flink brandend zonnetje bij uitstek in den smaak vallen van de caoutchoucboomen.
Verder spreekt 't als van zelf dat de boomen die in moerassen leven een latex leveren met veel meer water of met een hooger percentage water er in dan zij die op hoogen en droogen grond huizen, dat daardoor ook de latex van eerstgenoemden dunner en meer vloeibaar is dan die der laatstgenoemden, en deze laatste dan ook een veel hooger percentage gom bevatten.
Wel is deze gom dan ook moeilijker te verkrijgen maar de qualiteit is ontegenzeggelijk beter.
Hoe dit ook zij, zoolang 't percentage gom niet onder de 15% gaat kan de exploitatie winstgevend zijn.
Het hoogst bekende percentage is 40%.
.........................
In Engelsch-Indië begon men 't eerst de noodzaak in te zien van 't aanplanten van caoutchoucboomen en, zooals te begrijpen was, nam men zijn toevlucht tot de meest voor de handliggende boom, de Ficus en wel speciaal de Ficus Indica, de inboorling van Engelsch-Indië.
Deze proeven zijn zeer zeker geslaagd, alléen voor eene maatschappij zouden zij niet deugen, daar de boomen eerst in het 25e levensjaar afgetapt