Een recht verdienstelijk werk.
Eene zeer belangrijke bijdrage tot de kennis van ons nationaal Vlaamsch tooneel, op het einde der xvie en in het begin der xviie eeuw, gewichtig vooral voor de Limburgers welke belang stellen in de taal, zeden en gewoonten van hunne voorouders dier tijden.
De HH. Oscar Van den Daele en Fr. Van Veerdeghem bezorgen ons hier de uitgave van drie zinnespelen: ‘Tspel van den ontrouwen Rentmeester’, ‘Die Trauwe’, ‘Bruer Willeken’ en een kort overzicht met inlassching van enkele verzen en uittreksels van zeven ‘Historiael Spelen’ of bijbelsche stukken: ‘Koning Balthazar’, ‘Het Beleg van Samaria’, ‘Suzanna’, ‘Jozua’, ‘Judith’, ‘Esther’ en ‘Amnon en Thamar’, het alles voorkomende in een handschrift, toebehoorende aan den heer H. Van Neuss, provincialen archivaris te Hasselt. Dit handschrift bevat het répertoire en de rekeningen der Hasseltsche rederijkkamer: ‘De Roode Roos’.
Als bijlage vinden wij ‘Drie werken van J.B. Houwaert,’ uit hetzelfde handschrift, en vroeger reeds besproken en ontleed door voormelde heeren in de Bulletins de l'Académie Royale de Belgique. Deze laatste stukken laten wij alzoo hier buiten beschouwing.
In de inleiding: eene korte notitie over ‘De Roode Roos,’ voorts eene nauwkeurige beschrijving van het handschrift. Wij geraken bekend, voor zoover zulks mogelijk was, met de afschrijvers; de inhoud van het handschrift wordt ons medegedeeld; verder historische en kritische aanmerkingen en beschouwingen over oorsprong, schrijvers, taal, inhoud, letter- en taalkundige waarde, enz. der besproken en uitgegeven stukken, en eindelijk een woord over de wijze van uitgeven, waaruit volgt dat ons, behoudens eenige wijzigingen van minder belang: interpunctie, telling der verzen, enz., de oorspronkelijke tekst van het handschrift geboden wordt.
Al deze aanteekeningen en opmerkingen getuigen van eenen schranderen en kritischen geest, hetgeen ons overigens niet moet verwonderen; beide naarstige vorschers zijn niet aan hun proefstuk, en met name de heer Fr. Van Veerdeghem heeft onze Midden-nederlandsche letterkunde, nog kort geleden, met een door hem te Kopenhagen ontdekten schat, het ‘Leven van Sinte Lutgardis’ verrijkt, aan welk werk de eer eener uitgave van wege de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde van Leiden te beurt viel.
Zooals boven gezegd werd, hebben de HH. Uitgevers het geraadzaam geacht ons slechts een kort overzicht van de bijbelsche spelen te geven, daar die stukken hun te onbeduidend of te langdradig voorkwamen om ze in hun geheel mede te deelen. Wij hebben alle reden om ons bij die beslissing neêr te leggen; 't zij ons slechts geoorloofd op te merken, dat de HH. Uitgevers er in gelukt zijn hun overzicht zoo belangwekkend te maken, ons met zulke treffende uittreksels te vergasten, dat men onwillekeurig likkebaardt: ‘Dat smaakt naar meer!’ Te oordeelen naar hetgeen ons van die stukken te lezen gegeven wordt, staan zij verheven boven het gewone peil der rederijkersspelen van dien tijd, vooral waar ‘Sinnekens,’ of typen uit de volksklasse, als torenwachters, boden, soldeniers, enz., optreden.
Sommige uittreksels verraden bij de schrijvers eene echt lyrische kracht, een open oog en hart voor de betooveringen der schoone lentenatuur. Zou het alzoo te zeer gewaagd zijn de meening aan te hangen dat missch en wel een of ander van die spelen - waarvan sommige te Hasselt en zelfs te St-Truiden gedurende meer dan eene halve eeuw vertoond werden - thans nog de moeite eener uitgave in extenso zou loonen? En is Paquot niet een weing bijtend streng, wanneer hij van ‘De Roode Roos’ zegt: ‘Cette société... ne livre pas ses pièces à l'impression; c'est un