[Nummer 9]
Klaus Groth †
In ons jongste nummer brachten wij een wel getroffen beeltenis van den grooten Platduitschen dichter, en meteen onzen warmen gelukwensch ter gelegenheid van zijn 80st verjaringsfeest. Thans verschijnen wij met rouwrand en treuren om het heengaan van den man dien nog pas een paar weken geleden heel Duitschland, heel de Germaansche wereld, vierde. Deze man die het van nederig onderwijzer tot hoogleeraar bracht, die als geen tweede, zoo diep in het hart van zijn volk wist te lezen en aan dit volk naast ons allen, een heerlijk aandenken in zijn eeuwig jongen Quickborn schonk, is niet meer. Op de jubelkreten zijn plotsling de klaagtonen gevolgd van duizenden treurende harten. Aan de spits van hen die hem beweenen staat de Duitsche keizer, die een prachtigen krans liet op de kist neerleggen en zich in den grootschen lijkstoet liet vertegenwoordigen. Ook ons trof dubbel diep de droeve mare, en we spreken met dezen afscheidsgroet den wensch uit dat de man die zoo hartelijk zijn vaderland en onzen stam bezong, zacht moge rusten in den grond dien hij verheerlijkte en meehielp vrij en groot maken.
D. Red.