papier plaats, dat de door de letters aangeraakte plaatsen een zwarte kleur krijgen. De zaąk draagt zich nu derwijze toe, dat de electrische stroom de chemische stof, waarmede het papier vochtig gemaakt is, oplost en op de opgeloste plaatsen een onuitwischbare zwarte kleur voortbrengt. Dit is natuurlijk niet enkel met drukletters het geval, doch met alle typen die bij het drukken worden gebruikt. Er moeten nog enkele wijzigingen aan de uitvinding worden gebracht en men kan intusschen afwachten of het beteekenisvol bericht door verdere bewijzen zal bevestigd worden.
***
Aan het ‘Zeitschrift für Socialwissenschaft’ door Prof. Dr Julius Wolf te Breslau 1898 uitgegeven, ontleenen wij de volgende aanteekeningen.
In 1897 zijn in de Zwitsersche hotels 2,300,000 personen tegen 2,800,000 in 1895 afgestapt; in verhouding met een bevolking van rond 3 miljoen ook dan een aanzienlijk cijfer, daar menig vreemdeling (handelsreiziger op de ‘Schweizerische Fremdenindustrie’), zoodra hij in den loop van 't jaar eenige malen Zwitserland bezoekt, twee- en driemaal mag aangerekend worden. Het aantal nachten door deze personen aldaar doorgebracht, stijgt in 1897 tot 9,800,000, in 1895, 11,900,000. Wat gemiddeld 4 logeernachten per persoon uitmaakt. Daaruit spruit voort, dat naast de vreemdelingen welke een langer oponthoud in Zwitserland nemen, de doorreizenden en de handelslieden het talrijkst zijn. Volgens hunne nationaliteit zijn deze hotelbezoekers over 1897 als volgt verdeeld: Zwitsers 18,3, Duitschers 33,8, Engelschen 16,5, Amerikanen 8,1, Franschen 11,1, Italianen 2,1, overige 9.4 %. Dit bewijst dat het overheerschend gebruik der Fransche taal voor het Zwitsersche vreemdelingenverkeer, de benaming van beelden, gedenkschriften en vööral in het hôtelwezen geen recht van bestaan heeft. Niet de Fransche, maar de Duitsche taal heeft aanspraak op meerder gebruik, namelijk in de groote steden van Zwitserland. En na de Duitsche taal komt vooreerst de Engelsche, eer de Fransche aanspraak op gebruik heeft. Dat moeten onze Duitsche reizenden in Zwitserland wel opmerken, maar er ook hun besluiten en eischen naar regelen.
***
Goud in 't binnenland van Kamerun. - In de ‘Deutsche-Kolonial-Zeitung’ treffen wij volgende wenken aan van den bekenden Duitschen geoloog Dr Passarger, met het oog op een mogelijk aanwezig zijn van goud in bovengenoemde streek. De steensoorten in Adamana bezitten een treffende overeenkomst met die uit de goudvelden van Zuid-Afrika, en inzonderheid de vulkanische afkomst van vele daaronder, dewijl dit een zeer waarschijnlijke hoofdvoorwaarde tot het vormen van goud uitmaakt. Aangezien nu ook het bergland van Bantschi (op Engelsch grondgebied) tegenover Adamana liggend, rijk aan nuttige ertsen is, zooals: zilver, tin, lood en koper (misschien wel is waar geen goud), zoo wordt de mogelijkheid, dat ook in het binnenland van Kamerun edelertsen voorhanden zijn, nog grooter. Dr Passarger dringt dan ook aan op een nauwgezet onderzoek in deze richting vooral van wege de Tschad-expeditie, die van Duitschland uitgaat. Een bijzaak mag dit goudzoeken natuurlijk niet worden, maar moest door een tak-expeditie grondig worden aangevat; met b.v. vooreerst de kiesen zandsoorten uit beken en rivierbedden nauwkeurig te bestudeeren met het oog op hun goud-gehalte, om in voorkomend geval het uitgangspunt er van op te sporen. Een zekere uitslag valt natuurlijk niet te voorspellen, maar met deze gegevens dient de kans gewaagd.
***