taal toe te wijden, welke destijds de Regeering weer trachtte op te beuren. In dien strijd stond Willems bijna alleen, want de beschaafde standen waren Franschgezind en het Volk diep onverschillig en overigens in onwetendheid gedompeld. Maar zijn woord was het zaad dat weinige jaren later zou gedijen en zulken prachtigen oogst voortbrengen.
De Omwenteling van 1830 onderbrak Willems'werk. Den Oranjegezinden ambtenaar trof de wraak der zegevierende partij en hij werd naar het stadje Eekloo, in het Noord-Westen van Oost-Vlaanderen verbannen. Onder den drang der openbare meening zag zich echter de Regeering weldra verplicht het aan Willems gepleegde onrecht weder goed te maken. In April 1835 werd hij als ontvanger naar Gent verplaatst. Kort daarna werd hij met de Leopoldsorde versierd, de Koninklijke Academie van België riep hem in haren schoot en een aantal geleerde genootschappen boden hem het eere-lidmaatschap aan.
Het was op dit oogenblik dat de Vlaamsche Beweging, door Willems voorspeld en voorbereid, eindelijk ontkiemde. De leiding ervan nam de onvermoeibare strijder op zich en gedurende de laatste tien jaren vanzijn leven legde hij eene bedrijvigheid aan den dag, die waarlijk verbazend mag heeten. Hij viel letterlijk op de bres: terwijl hij op het stadhuis te Gent het miskende recht van een Vlaamsch tooneelgezelschap met vuur verdedigde, trof hem een bloedslag aan de gevolgen waarvan hij na weinige uren bezweek.
Op het kerkhof te St-Amandsberg-bij-Gent verrijst zijn graf met het gekend opschrift: ‘Dit graf bewaart zijn asch, het Vaderland zijn naam.’ En inderdaad is Willems' laatste rustplaats een soort van nationaal bedevaartsoord geworden, waar meer dan eens de Vlamingen in hunne duizenden vergaderden om hulde te brengen aan den man, die hun den weg heeft gewezen, welke tot de wedergeboorte van ons volk zou leiden.