De Gentse Spelen van 1539 (2 delen)
(1982)–Anoniem Gentse Spelen, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||
InleidingDe personagesHoofdpersoon | |||||||||||||||||
De vormIpre is slordig overgeleverd. In 135 ontbreekt mee, waardoor twee weesrijmen ontstonden; het slot van deel II is in de war: verconden moet vercouden worden, maar dan blijft er nog een weesrijm over; 516-519 zullen niet door Cleynmoedighe gesproken zijn, maar door Ghetughe des Gheests.
Er is veel gekruist rijm gebruikt, in het begin van de delen en minder konsekwent bij belangrijke uitspraken. Soms gaat de rijmverbinding tussen clauzen verloren: ----a--b/--c----c(287/0, 308/1, 378/1, 404/7). | |||||||||||||||||
Overzicht van de inhoudProloog 1-12 | |||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||
vergeet de voorzegging tot
de slang en de belofte aan Achas, Noach en Abraham. | |||||||||||||||||
De godsdienstige opvattingIpre is een christo-centrisch spel, geïnspireerd op het evangelie van Johannes over ‘het levende woord van God’. Van begin tot eind wordt de term ‘woord’ gebruikt in wisselende betekenissen: logos, belofte, verbond, bijbel ..., vooral Christus. De schrijver is bekend met lutherse formuleringen als: het woord (Christus) bedekt de zonden (298, 396), het wordt tot rechtvaardigheid gerekend (392), maar zegt even goed, dat het rechtvaardig maakt (385, 391). Blijkbaar is hij zich van de tegenstelling hiertussen niet bewust. Zijn kerk is de ‘helighe kaercke’, die Christus op het woord van Petrus | |||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||
gesticht had (353). Daarmee bedoelde men de r.k. kerk. Wel waarschuwt hij tegen priesters die naar eigen inzicht leven, ‘verthaerende in huer langhe ghebeden der wewen huzen’, vastenregels voorschrijven en ‘huer vonden onder Gods woorden mijnghelen’ (458 vlg.); de gewone kritiek in nieuwgezinde spelen. Het slot is optimistisch. Wanneer de hoofdpersoon zijn kleinmoedigheid verliest en beseft hoezeer hij gezegend is (512/5), juichen zijn helpers dat de winter voorbij is, de lente begint en de hemel zich verheugt omdat genade en recht verzoend zijn. Eens zullen alle gelovigen in Gods rijk verzameld worden. Het vroede refrein eert de keizer. Het zotte noemt hen dubbel-zot die God te eigen bate dienen, en degenen die van beelden heil verwachten, opper-zot. | |||||||||||||||||
De opvoeringNa de proloog zal het toneel even ontruimd zijn. Wanneer de helpers opnieuw verschijnen, zien ze Cleynmoedighe zich angstig verweren tegen de dood, die hem is gevolgd (48). Zijn naam lezen ze op een rol aan de kleding. De hoofdpersoon kent hen echter nog niet en daarom lichten de drie hem in over naam en bedoeling. Met de herhaalde klacht van Cleynmoedighe begint dan het eigenlijke Spel. In de loop daarvan worden twee maal figueren vertoond. Bij regel 192 drie over de voortgang van Gods belofte. De tweede reeks, helemaal aan het eind, geeft het figuurlijk antwoord. Vermoedelijk werd deze boven vertoond en bleef ze zichtbaar tot het eind, want aan te nemen valt, dat de spelers ervoor knielden, toen Ghebenedijdde de woorden van Symeon nasprak. Aandacht verdient de rol van de dood, die - zoals hiervoor al aangenomen werd - achter Cleynmoedighe aan was gekomen. Het is niet noodzakelijk regel 48 letterlijk op te vatten; de woorden laten ook een figuurlijke betekenis toe: al weet ge spoedig te zullen sterven. Een persoonlijke verschijning van de dood was echter veel effectiever ten opzichte van het publiek en schrijvers van zinnespelen lieten graag in het begin iets spectaculairs gebeuren. Verder in hun spel zagen ze daar minder kans toe en stelden ze zich veelal tevreden met wisseling van kleding of overreiking van een symbolisch bedoeld voorwerp. Dit maakt aannemelijk, dat in Ipre de dood met boog en pijl (zie 44) zichtbaar optrad. Dit gebeurt ook in Bruessele (171). Zijn zwijgende rol zal niet kort zijn geweest. Waarschijnlijk drong hij telkens op, wanneer Cleynmoedighe door wanhopige uitspraken daar aanleiding toe gaf en week hij terug bij bemoedigende woorden van de helpers. Zelfs nadat de hoofdpersoon het zwaard van de geest ontvangen had, was het gevaar nog niet voorbij, al kon hij zich toen beginnen te verweren. De dreiging verdween pas met de woorden ‘doodt, waer es u victorye’ (427) en de volgende claus over de schuldbrief aan het kruis. Toen zal de dood verslagen het toneel hebben verlaten. Ook in Bruessele wordt de dood, die daar Daude Serpent begeleidt, niet onder de personages genoemd. |
|