De Gentse Spelen van 1539 (2 delen)
(1982)–Anoniem Gentse Spelen, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Leffynghe.Prologhe.
In dit spel zullen wezen dry personagen: De Mensche, Schrifturelic troost, Hope der ghenaden. ¶ De Mensche.
1[regelnummer]
Waer zallic met namen een trooster zoucken?
My dijncke dat ic gheheel verlaten zy.
Ga naar voetnoot1-2
Ic ben simpel, my en helpen gheen clooster boucken,
Ga naar voetnoot3
Noch libraryen en commen te baten my.
5[regelnummer]
Ic anmaercke tleven van mynen state vry
Ga naar voetnoot5
Ende vinde my grondeloos vul mesdaden,
Der diepte mijns zonden en vindic mate by.
Ga naar voetnoot7
Dus roupic totter diepte Gods ghenaden;
Grooter es zijn diepte, tbermhertigh ontladen,
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dan alle de diepten des menschen allende.
Schriftuerlic troost.
Ic, Schriftuerlick Troost, wille nu gaen beraden
Den Mensche; duer my zien alle verblenden.
Ga naar voetnoot11-2
Al gaen zy verdoolt, ic leerze erwenden
Tot rechter kennesse, alser op ghegloost es.
Ga naar voetnoot13-4
15[regelnummer]
Waer light de reyze?
Mensche.
Och, onder donbekenden,
Lacen, duchtic heere, midts mijn propoost es
Om weten: welck staervende den meesten troost es,
Wantt zo gheprent te Ghendt de vraghe staet.
Ga naar voetnoot16-9
| |
[pagina 58]
| |
Schriftuerlic troost.
20[regelnummer]
Tuutgheven in tzuden, noort, west ende oost es.
Ga naar voetnoot20
Schriftuere van dien blijckt als den dagheraet.
Ga naar voetnoot21
Dus vriendt, toch neder hier nu u claghe laet,
Ghy zult u zelven gheheel zijn bedervende.
Ga naar voetnoot22-3
Mensche.
Maer die int uterste des doods vlaghe vaet,
25[regelnummer]
Hoe zaude zijn propoost troost zijn verwaervende?
Ga naar voetnoot24-5
Ic en cant begrypen.
Schriftuerlic troost.
Wij zijn al stervende
Van onzer gheboorten tot thende ons leven.
Ga naar voetnoot27-8
Dit was allen menschen Adam beaervende,
30[regelnummer]
Tghebodt afkaervende.
Ga naar voetnoot29-0
Mensche.
Och vriendt verheven,
Wilt my tverstandt daer breeder af gheven,
Zo en es mynen troost niet gheel verloren.
Ga naar voetnoot32-3
Figure.
☞ Hier tooghtmen een naeckt kindekin, hebbende een rolle: Quasi flos egreditur et conteritur et fugit velut umbra et nunquam in eodem statu permanet. Iob 14. Schriftuerlic troost.
Merckt dit kindekins vertoogh gheschreven,
Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Twelck als een blomme (wilter naer hooren)
Wtspruut, corts vergaet midts sdoods verstooren,
Ga naar voetnoot36
Vlied als een schaduwe, nemmermeer blijft
In eenen staet.
Mensche.
Sherte wilt oorboren
40[regelnummer]
Vrueght; hoe wel dat tbroosch vleesch den gheest
bekijft,
Nochtan mijn moedt beclijft.
Ga naar voetnoot39-1
| |
[pagina 59]
| |
Figure.
☞ Een Ionghelinc van 20. iaren met een rolle: Dum adhuc ordirer, succidit me. Esa. 38. Schriftuerlic troost.
Dus tleven duerdrijft.
Ga naar voetnoot42
Ziet dit ionghelijngh, schoon, frisch van leden,
Hoe fray van zeden, al de dood ontlijft!
Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
In mijn opgroyen heift hy my afghesneden,
En mijn daghen zijn sneldere duer gheleden
Dan zo een wevere zynen drom afsnijdt.
Dit schriftuere belijdt.
Ga naar voetnoot45-8
Mensche.
Nu valt beneden
Ga naar margenoot+
50[regelnummer]
Mijn iuecht bestreden, die onlancx tijt verblijdt.
Nu maerckic wel: tsmenschen leven es maer een strijdt
Ter waerelt wijdt.
Ga naar voetnoot49-2
Figure.
☞ Een man van 30. iaren met een rolle: Iunior fui etenim senui. Psal. 38. Schriftuerlic troost.
Anschaut noch zonder respijt
De derde eeuwe onder den mannen blommen.
Ga naar voetnoot53-4
55[regelnummer]
Daer staet: Ic was ionghere, maer ben ghecommen
Tot mynen daghen, midts sdoots ontcnoopere,
Ga naar voetnoot55-6
Tslevens afstroopere.
Ga naar voetnoot56-7
Mensche.
Nu can ic sommen
Dat mijn daghen sneldere dan een loopere
60[regelnummer]
Zijn ghepasseirt.
Ga naar voetnoot58-0
| |
[pagina 60]
| |
Figure.
☞ Een audt grijs man met een rolle: Breves dies hominis eius, qui praeteriri non poterunt. Iob. 14. Schriftuerlic troost.
Dits den vierden becoopere:
Ga naar voetnoot61
Daudtste eeuwe verwent, cranc in tverscheene,
Ga naar voetnoot62
Wiens daghen cort zijn al warenze gheene,
Ga naar voetnoot63
Zynen termijn werdt ooc niet passeerende,
Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Maer ter aerden keerende.
Mensche.
Eeuwich eerende
Blijfic u, vriendt, om dit werck avyzelick.
Ga naar voetnoot67
Hier dient op ghelett met herten wyzelick,
Waer op ick my troosten magh int hende meest
Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Och wistic toevlucht, dat ware pryzelick,
Of onder eens vlerken bleve onbevreest.
Ga naar voetnoot70-1
Schriftuerlic troost.
Ick weet u raedt.
Mensche.
Hoe zoete smaeckt den keest!
Payt my, zoo een moeder tkindt metten zoghe.
Ga naar voetnoot73-4
Schriftuerlic troost.
75[regelnummer]
Ghaerne zone, maer vertouft naer de prologhe.
Welck es uwen troost?
Ga naar voetnoot75-6
Mensche.
Vader, by ghedoghe
Mynen troost voor allen troost om loven staet;
Ga naar voetnoot77-8
Ic peynze wel dezen troost te boven gaet:
Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dats wijsheyt in tswaerelts practijckieren
Ga naar voetnoot80
Van allen mannieren.
| |
[pagina 61]
| |
Schriftuerlic troost.
Laett zulck verzieren,
Want Augustinus zeght een gheloovelick woordt:
Ga naar voetnoot82-3
Wy hebber veil ghezien ende ghehoordt,
85[regelnummer]
Die met haerlieder wijsheyt zijn gheclommen
Ga naar margenoot+
Ter hemelen, nu haer ziele verdommen,
Als Aristoteles in thelsche eestere,
Ga naar voetnoot84-7
Phylosophe, der phylosophyen meestere.
Oock Achytofel by hemzelven veil wiste,
90[regelnummer]
Maer ghijngh te qwiste, hoe schalck van liste,
Dat hy niet en miste van thelsche torment;
Verhingh hem zelven verblendt.
Ga naar voetnoot89-2
Mensche.
Ach lacen, ic kendt:
Die tswaerelts wijsheyt nu poghen te sprekene,
95[regelnummer]
Pleghen donnoozele te verstekene,
Voor zotten te rekene.
Ga naar voetnoot93-6
Schriftuerlic troost.
Te verbrekene
Godts ghebodt certeyn es gheen wijsheyt vonden,
Ga naar voetnoot97-8
Maer vulmaeckte wijsheyt es afstaen van zonden,
100[regelnummer]
Naer Bernardus oorconden, en die beweenen,
Hem zelven vercleenen.
Ga naar voetnoot99-1
Mensche.
Verstaet mijn meenen:
Of ic troost zochte ten hooghe mueghende,
Die zijn ter waerelt nu meest verhueghende.
105[regelnummer]
Vondick daer troost, tzaude my wel ghelucken.
Ga naar voetnoot103-5
| |
[pagina 62]
| |
Schriftuerlic troost.
Neen, die zegghen: laet ons de aermen bedrucken,
Ga naar voetnoot106-2
Weduwen, weezen en zullen wy sparen.
Ga naar voetnoot106-7
Ons vromichheyt es een wet (om wel verclaren)
Van onrechtverdichheyt. als stekende valcken
Ga naar voetnoot108-9
110[regelnummer]
Laett ons donnoozelen, zegghenze, verschalcken,
Want contrarye ende onprofitelick
Zijnze ons ghewercken.
Ga naar voetnoot109-2
Mensche.
Ach, dit es spitelick,
Ken zoucke gheen troost van zulcker ghevaerten.
Ga naar voetnoot113-4
115[regelnummer]
De waerelt es nu vul qwader beghaerten,
Tzy duer dooghen, tvleesch en ydel gloryen.
Ga naar voetnoot115-6
Den gheest teghen tvleesch stelt hem ter victoryen,
Ende tvleesch teghen den gheest met zijn practijcke.
Ga naar voetnoot117-8
Schriftuerlic troost.
Wee u lieden in syon die zijt rijcke
Ga naar margenoot+
120[regelnummer]
Ende u lieder hope stelt meest ghetroost
Inden bergh van Samaryen.
Ga naar voetnoot119-1
Mensche.
Noch mijn propoost
Naer taerdsche rijcdom niet te qwiste slaet,
Twelck de mensche voor zijn God inde liefde laet.
Ga naar voetnoot122-4
Schriftuerlic troost.
125[regelnummer]
De psalmiste raedt:
Eyst dat de rijcdommen u overvloyen,
Stelter therte niet op.
Ga naar voetnoot126-7
| |
[pagina 63]
| |
Mensche.
Al mijn vermoyen
Es verloren, waer toe mijn troost ghehecht dient.
Ga naar voetnoot128-9
130[regelnummer]
Weitt ghy een ander troost, ic bidts u, zeght,
vrient,
Want ic ben ongherust, therte duercnaeght my,
Tot troost beiaeght zy.
Ga naar voetnoot131-2
Schriftuerlic troost.
Baruch beclaeght vry
Al die haer ghetroosten op swaerelts lievers.
Ga naar voetnoot133-4
Mensche.
135[regelnummer]
Des waerelts troosters zijn lastighe grievers.
Ga naar voetnoot135
Naer haerlieder troost volghen duzent verzuchten.
Ga naar voetnoot136
Wie comt ons ghindere?
Schriftuerlic troost.
Ic wil u pluchten.
Laets vry niet duchten, druck werdt ghekeert.
Ga naar voetnoot138-9
☞ Hier comt Hope der ghenaden.
Hope der ghenaden.
Uwen troost zy vermeert!
Ga naar voetnoot142
Ghy lieden die inde waerelt druck hebben,
Weist ghetroost, namaels zult ghy gheluc hebben.
145[regelnummer]
Christus voor ons allen heift de waerelt verwonnen
Ga naar voetnoot143-5
Duer sbloeds wtronnen.
Ga naar voetnoot146
Mensche.
Waerom comt ghy?
| |
[pagina 64]
| |
Hope der ghenaden.
Om hier dueght te ionnen
Ga naar voetnoot148
Elcken die cleyn gheloovigh leven bevreest.
Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Hebt goeden moedt, ic bent, verlicht uwen gheest.
Ga naar margenoot+
Ghy cleyn vervaert hoopkin, pooght niet te bevene,
U hemelsche vadere belieft te ghevene
U teeuwigh rijcke.
Ga naar voetnoot151-3
Schriftuerlic troost.
Wt teeuwighe levene
155[regelnummer]
Esse ghedaelt, schoon om niemants versmaden.
Ga naar voetnoot154-5
Mensche.
Wie zijt ghy dan?
Hope der ghenaden.
Hope der ‘Ghenaden.’
Die my verlaten, zullen beschaemt werden,
Die van my wech gaen, zullen gheblaemt terden
160[regelnummer]
Nedere ende inder aerden gheschreven:
Want zy verlaten den ader wtghedreven
Des waters van tleven.
Ga naar voetnoot158-2
Mensche.
Waer hebt ghy ghebleven?
My wilden verleeden onschamel voorhoofden,
165[regelnummer]
Touvende, smeeckende ende my beloofden:
Ga naar voetnoot164-5
Laets eten, drijncken, morghen zullen wy sterven,
Ga naar voetnoot166
Daer en es gheen hope tuwen verwerven;
| |
[pagina 65]
| |
U plaghe, riepenze, es onghenezelick.
Ga naar voetnoot168
Maer inden daghe mijnder noodt wezelick
170[regelnummer]
Zocht ic den Heere met handen wtghereckt
Des nachts teghen hem, tot tranen verweckt:
Ic en ben niet bedroghen.
Ga naar voetnoot169-2
Schriftuerlic troost.
Hope perfect
Comt den mensche van boven by gracye,
Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Den crancken sterckheyt in tribulacye,
Toeverlaet in storme, schaduwe voor hitte
Den staervende mensche.
Ga naar voetnoot175-7
Mensche.
Hoe versta ick ditte?
Den staervende mensche, zeght, wie es dye
180[regelnummer]
Dan troost verwaervende?
Ga naar voetnoot179-0
Schriftuerlic troost.
In theolegye
Sent Augustijn ons tverstandt es utende:
Ga naar voetnoot181-2
Niemant es stervende, de doodt onslutende;
Ga naar voetnoot183
Hy es levende, wie oyt ziele darf.
Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Leist noch: duer wien tlichhaem ghevoelen verwarf.
Ga naar voetnoot185
Want ghemeenelic wiens aseme cranck begheift,
Dien zeghtmen stervende, hoe wel hy noch leift;
Sghelijcx in onze tale men daghelicx relt:
Die mensche stervende heift dit bestelt.
Ga naar voetnoot186-9
Mensche.
190[regelnummer]
Dat woordekin ‘stervende’ es wel ghespelt,
Ga naar voetnoot190
Maer therte my qwelt recht om te wetene,
Wt zorghen oft my stonde te verghetene:
Ga naar voetnoot192
Op welcken troost ic my meest gherusten magh.
Want ten zal my dan niet zeer wel lusten, ach,
195[regelnummer]
Vele te biddene of te smeeckene.
Ga naar voetnoot194-5
| |
[pagina 66]
| |
Hope der ghenaden.
Als een mensche beghint ter doodt te weeckene,
Vervroomt hem met hopen, zeght de wyze man,
Ga naar voetnoot196-7
Want dan de vyant stelt hem afgryzen an.
Ga naar voetnoot198
Wacht, dat hy van zijn hope niet verflauwe claer.
Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
De wrougher des menschen brijnght voort zeer claer
Tzondigh ghebrec, zeggende: ghy zijt mesdadich.
Ga naar voetnoot200-1
Schriftuerlic troost.
Dan zult ghy peynzen: heere God ghenadigh,
Want op u betrauwet mijn aerme ziele,
Onder de schaduwe, ach of ic verniele,
205[regelnummer]
Uwer ghenadyghe waerken zal ic hopen.
Ga naar voetnoot202-5
Mensche.
In wat huus des toevluchts werdic ghecropen,
Ga naar voetnoot206
Als Gregorius woorden ter herten zijncken?
Met tranen, zeght hy, moghen wy wel ghedijncken,
Hoe gruwelic de viandt hem zal vercloucken
210[regelnummer]
Totten stervende mensche, om qwaedt verzoucken
Ga naar voetnoot209-0
In allen houcken.
Hope der ghenaden.
Leist over de boucken
Van taude, ooc van tnieuwe testament.
Nieuwers zult ghy lezen, gaet, keert en went,
Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Dat God oyt yemandt heift willen bedrieghen;
Die zelve de waerheyt es, magh niet lieghen.
Ga naar voetnoot216
Iosue den Israhelschen sprack ghemanniert:
Ghy zult weten dat niet een woordt es ghefaelgiert
Van tguendt dat u God in tgoede belooft heift.
Ga naar voetnoot217-9
| |
[pagina 67]
| |
Schriftuerlic troost.
220[regelnummer]
Vindtmen ooc zulc mensche, die zoo verdooft sneift,
Dat eenigh dijngh magh den heere te zwaer zijn?
Ga naar voetnoot220-1
Ga naar margenoot+
Hoort wat God duer Ezechiel zeght, dits claer fijn:
In wat huere de zondare verzuchten can
Voor zijn zonden, daer es gheen beduchten an,
225[regelnummer]
Zijn zonden zallic niet meer ghedachtigh wezen.
Ga naar voetnoot222-5
Hope der ghenaden.
Vanden wyze man maghmen waerachtigh lezen:
Dat Woordt Godts es gloyende vanden viere
Ende es een schildt in alder manniere
Wier op betrauwen.
Ga naar voetnoot226-9
Mensche.
230[regelnummer]
Christus cocht ons diere
Met zynen bloede tonzer victorye.
Ga naar voetnoot230-1
Ons vleesch es hoy ende onze glorye
Es ghelijck een lustighe blomme des velts.
Thoy werdt verdrooght, de blomme met veil gheqwelts
235[regelnummer]
Valt af, maer des heeren troostelic woordt
Blijft, hopic, inder eeuwighheyt.
Ga naar voetnoot232-6
Hope der ghenaden.
Kindt van nu voort
Vernedert u onder de mueghende handt vast
Des heeren, ende werpt op hem u gheplantt last
240[regelnummer]
Der zurghvuldigheyt; hy zal zurghen voor u;
Hebt goede hope.
Ga naar voetnoot237-1
Schriftuerlic troost.
Onsluut u trezoor nu
Der herten, zo mueght ghy zijn verwervende
Welck smenschens meesten trost es stervende.
245[regelnummer]
Schrifture, figure zalt tughen bloot hoe.
Ga naar voetnoot242-5
| |
[pagina 68]
| |
Hope der ghenaden.
De rechtverdighe hoopt tot in zijn doodt toe,
Midts welc hy ghenaeckt ter zaligher havene.
Ga naar voetnoot246-7
Schriftuerlic troost.
O Mensche, pijnt Godts last te beslavene,
Want een cnape die niet smeesters wille doet,
250[regelnummer]
Wetentigh daer teghen in gheschille wroet,
Werdt zeer ghesleghen.
Ga naar voetnoot248-1
Hope der ghenaden.
Met eenen stille moedt
Zeght Iob: al waert dat God my doodde nu,
Noch zaudic op hem hopen; van gheen noode gru
255[regelnummer]
Eyst te hebbene. Paulus tonzen propooste
Ga naar voetnoot252-5
Zeght: wy hebben eenen Godt van goeden trooste,
Christum advocaet; dies commen wy nadere
Ga naar voetnoot256-7
Voor den hemelschen vadere.
Hope der ghenaden.
Noch cladere
Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Zeght Psalmista: mijn hope hebbic ghevest, och,
In u, o Heere.
Ga naar voetnoot259-1
Schriftuerlic troost.
Kindt, wy raden u best doch:
Haudt niet op van hopen totten bediende nacht,
Den dach van verdiensten die niet vremde acht;
Ga naar voetnoot263-4
265[regelnummer]
Wan ghy niet en hoopt zo langhe u leven es,
Al dat ghy ghehoopt hebt voor u een sneven es,
Den loon verdreven es.
Ga naar voetnoot265-7
| |
[pagina 69]
| |
Mensche.
Mynen gheest begheven es.
Laet my doch, o heer, wat mijn zwaerheyt claghen,
270[regelnummer]
Up dat mijn herte mach Godts claerheyt draghen,
Eer ic int donckere ter aerden belende,
Te niete wende.
Ga naar voetnoot268-2
Hope der ghenaden.
O aerme verblende,
Weit ghy niet dat Christus, uwen verlosser, leift
275[regelnummer]
En inden laetsten daghe, waeromme ghy beift,
Zal u vertroosten subijt vander aerden,
En zien uwen zalichmakere vul waerden,
Zo ghy nu zijt in ziele en in live?
Ga naar voetnoot273-8
Mensche.
Midts dat gheloove ic vast nu blive
280[regelnummer]
An de hope weir ghestelt in mynen schoot.
Ga naar voetnoot280
Hope der ghenaden.
Wy moeten al tsamen verryzen vander doot
En voor den stoel des Heeren ons vertooghen.
Elc zynen loon inde goddelicke ooghen
Verwerven zal, deen vruecht, dander tbedrucken.
Ga naar voetnoot281-4
285[regelnummer]
Daer werden verscheeden de stijnckende bucken
Van Gods schaepkins; dus hoopt up den pastuer goet
Die voor allen sturtte zijn dierbaer zuer bloet.
Ga naar voetnoot285-7
Volght nu zynen voys, ghy werdt niet truerende,
Maer troost ghebuerende.
Ga naar voetnoot288-9
| |
[pagina 70]
| |
Schriftuerlic troost.
290[regelnummer]
Hier in es puerende
Sent Augustijn doctuer; die hope verkiest,
Ga naar voetnoot290-1
Ga naar margenoot+
Wacht dat ghy den moet goed doch niet verliest,
Noch de hope van dueghden niet af en snouckt,
Maer om verhoort te zyne u zelven verclouckt;
295[regelnummer]
De fonteyne verzouckt der Godts ghenaden.
Ga naar voetnoot292-5
Hope der ghenaden.
Dinghesturtte gracyen elcken beraden,
Ga naar voetnoot296
Tgheloove, hope ende charitate.
Eerst tgheloove verlicht den mensche by mate
Om kennesse te hebbene van de zaken
300[regelnummer]
Die boven natueren gaen (wilt wel smaken),
Ga naar voetnoot298-0
Maer by hope in charitate vercrijght
De wille gratie ende tot dueghden nijght.
Ga naar voetnoot301-2
Deze drye vertroosten den mensche stervende.
Wient Godt belieft, die zijnt verwervende.
Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Maer nu teghenwoordigh alster nypen zal,
Ga naar voetnoot305
Moet hope den meesten troost begrypen al,
Zo schriftuere tuught met schoonen eloqwencyen.
Ga naar voetnoot306-7
Mensche.
Wat es hope?
| |
[pagina 71]
| |
Hope der ghenaden.
Den meester der sentencyen
Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Schrijft van my met zoeter verhalighheden:
Ga naar voetnoot310
Hope vander toecommende zalighheden
Es een zeker verbeydijnghe, sprutende
Wter gratien Godts, in beslutende
Voorgaende verdienten.
Ga naar voetnoot311-4
Schriftuerlic troost.
315[regelnummer]
Ic ben utende
Dat hope tverzekerde herte onderhaudt,
Want Paulus wt hope sprac wonder baudt:
Ic weet wien ic ghelooft hebbe blijckelic,
Ic ben verzekert.
Ga naar voetnoot315-9
Hope der ghenaden.
320[regelnummer]
Staerck onwijckelic
Hoopte Paulus; up tgoedt twelc hy verbeyde,
Al zijn lyden up leyde.
Ga naar voetnoot320-2
Schriftuerlic troost.
Verzekert zeyde:
My es bewaert de croone der gherechtighheyt.
Ga naar voetnoot323-4
Mensche.
325[regelnummer]
Och vrienden, spaert nu mijn groote slechtigheyt,
Eer ic dit wiste, men vandt gheen cranckere.
Ga naar voetnoot325-6
Ga naar margenoot+
| |
[pagina 72]
| |
Hope der ghenaden.
Blijft an de hope als een vast anckere,
Gaende int inderste van dat ons bedect es,
Twelc Godt perfect es.
Ga naar voetnoot327-9
Mensch.
330[regelnummer]
Therte my nu verwect es
Om te vraghene ulieden voor tverpaercken,
Of een mensche hopen magh up zijn ghewaercken?
Ic vraeght, goe claercken.
Ga naar voetnoot330-3
Schriftuerlic troost.
Men moet niet maercken
335[regelnummer]
Tsmenschens verdienten alleene ghezet,
Want zoo te hopene es hoovaerdigh vermet,
Maer met Godts gracye, hier up wel staerc hoort.
Ende voorgaende dueghden brijnghen tghewaerc voort,
Tsamen ghehecht tot hope ghetrauwelic.
Ga naar voetnoot334-9
Hope der ghenaden.
340[regelnummer]
Ezechias de conijngh badt niet fllig;auwelic,
Tranen sturtende als hy de bodtschap ontfijngh
Van Isaia om sterven, noyt bitter dijngh,
Maer zijn hope hijngh zeer vast anden Heere,
Biddende om gracye met allen zeere,
Ga naar voetnoot340-4
345[regelnummer]
Die hy verwarf; dus hier tonzen propooste
Blijct, dat hope hem in Gode ghetrooste
Midts zijn anroupen.
Ga naar voetnoot345-7
Mensche.
Hy waer wel de booste
Stervende mensche, die int artijckel dan
Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Up Godt niet hoopte.
| |
[pagina 73]
| |
Schriftuerlic troost.
Comt u perijckel an
Inde zee des waerelts, wilt niet af breken
Tancker van hope, of ghy moght zeer straf steken
Te gronde, meszeylt, eer ghy inde havene
Ga naar voetnoot352-4
355[regelnummer]
Qwaemt van glorye.
Hope der ghenaden.
Pooght clouc te beslavene,
Ghewilligh in duuterste tribulacye.
Ga naar voetnoot356-7
Rust up hope, den stoc Godts van gracye,
Leint an den pylaer des gheloofs ghestichte.
360[regelnummer]
Ghetroost u daer up, ghy zult niet lichte
Ga naar margenoot+
In waenhope vallen.
Ga naar voetnoot359-0
Schriftuerlic troost.
Al Davids ghewichte
Lagh up Godts gracye inhertich ghedropen;
Als my tghevecht rijst, sprac hy, noch zal ic hopen.
Ga naar voetnoot362-4
Mensche.
365[regelnummer]
Wat indert my tghevecht of tstraffelic nopen,
Als mijn troostighe hope vast therte ancleift?
Ga naar voetnoot365-6
Wie zal afnemen, twelc Godt my gheift?
Hy es onverwinnelic, wie zal hem verwinnen
Die hem met heift?
Hope der ghenaden.
370[regelnummer]
Kindt behaudt die zinnen.
Niemand u daeren magh, noch thelsche ghevaerte.
Een zake met David laet zijn u begherte:
Dat ghy wonen mueght met Gode ghehecht daer
In thuus van payze.
Ga naar voetnoot370-4
| |
[pagina 74]
| |
Schriftuerlic troost.
375[regelnummer]
In mijn ghevecht claer
Hopic, zeght Augustinus zo baudelic,
Dat God my beghiften zal menighvaudelic
Met zijn eeuwich leven.
Ga naar voetnoot375-8
Mensche.
O my, vercaudelick
Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Zondare, ic wil inden Heere betrauwen
Ende mijn weghen straffen, van als berauwen,
Ga naar voetnoot381
Verzuchtende: ic hebbe mynen Godt verbolghen.
Ic en wanhope niet, troost zal my naervolghen,
Duer zijn bermhertigheyt en zijn wonder cranen.
Ga naar voetnoot384
Schriftuerlic troost.
385[regelnummer]
Waerom zaude Godt ons zo dicwils vermanen
Om up hem te rustene teeuwighen daghen,
Wildy ons plaghen? hoe zaudy ons verdraghen?
Maer neen, ontfermen es zijn proprieteyt,
Twelck ons wel greyt.
Ga naar voetnoot385-9
Hope der ghenaden.
390[regelnummer]
Hieremias heift ghezeyt:
Ga naar voetnoot390
Wie zijn hope up Godt stelt es ghebenedijdt,
Hy zal zynen troost wezen.
Schriftuerlic troost.
Een mensche verblijdt
Die hopelic lijdt; den gheest verheven gaet
395[regelnummer]
Teeuwigher zalicheyt, van hem verdreven laet
Ga naar margenoot+
Tvleeschs ingheven qwaet.
Ga naar voetnoot394-6
| |
[pagina 75]
| |
Hope der ghenaden.
Dit wel beschreven staet,
Dat hope in dezen tijdt, smaect dit ten keeste,
Es een vigilye van deeuwighe feeste.
400[regelnummer]
Zy en vast niet, maer een maeltijdt gheduerich
Haudtse met verzekertheyt.
Ga naar voetnoot398-1
Mensche.
Nemmermeer truerich
Magh my maken eenighs menschen qwellijnghe
Of qwade rellijnghe.
Ga naar voetnoot404
Schriftuerlic troost.
405[regelnummer]
Maerct qwaet upstellijnghe:
Hoemen Susanna valsch ghijngh ghewroughen
Ga naar voetnoot405-6
Ter doodt toe; maer laes, al haer ghenoughen
Was ten hemel waert met weenen en tranen,
Met wtgherecten aermen om Gods ontfaermen,
410[regelnummer]
Pacyentigh teghen de valsche razaryen.
Ga naar voetnoot407-0
Hope inwendich was al haer verblyen,
Voor iusticye te lyen. God liet gheschien,
Datse by dien den troost verwarf.
Ga naar voetnoot411-3
Hope der ghenaden.
Hope doet vlien
415[regelnummer]
Alle beschaemtheyt, den mensche anlegghende;
Ga naar voetnoot415
O Heere, in u (was David zegghende)
Hebbic ghehoopt, eeuwigh werdic niet beschaemt!
Ga naar voetnoot416-7
Mensche.
Natuerlicke vreeze den mensche betaemt.
Ga naar voetnoot418
| |
[pagina 76]
| |
Hope der ghenaden.
Maer die vreezende hoopt, dats Godts gave.
Schriftuerlic troost.
420[regelnummer]
Hope vertroost de pacyentighe slave.
Mensche.
Pacyencye prouft.
Hope der ghenaden.
Prouvijnghe brijnght hope.
Schriftuerlic troost.
Hope niet verdrouft.
Ga naar voetnoot421-3
Hope der ghenaden.
Godts zyde gheiftse nope,
425[regelnummer]
Ende haer woonste heiftse int hooghste ghestelt,
Ga naar voetnoot424-5
Mensche.
Wat es mijns inden hemele?
Schriftuerlic troost.
Blijft ongheqwelt:
Noyt ooghe zagh, noch oore en hoorde,
Noyt herte begreep in wijshede oorboorde,
430[regelnummer]
Wat Godt bereedt heift voor die hem beminnen.
Ga naar voetnoot428-0
Mensche
Zo tvoghelkin zijnght inde mute binnen,
Hopende te commene inde bosschage,
Schelijcx mijn ziele in tslichaems cavage
Hoopt te commene in haer blyvende stede.
435[regelnummer]
Wat ghaer ic up der aerden dan?
Ga naar voetnoot431-5
| |
[pagina 77]
| |
Hope der ghenaden.
Ydel vrede.
Al ydelheyt der ydelheyt es de waerelt
Te comparerene.
Ga naar voetnoot436-8
Mensche.
Och, hope ghepaerelt,
Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Leedt my tot Godt ende van swaerelts luste.
Schriftuerlic troost.
Hope es sdrucx vercoelijnghe.
Hope der ghenaden.
Aerbeyts ruste.
Ga naar voetnoot441-2
Droufheyt beghaertse te verminderen,
Maer niet vermeeren.
Schriftuerlic troost.
445[regelnummer]
Inde hope Godts, kinderen,
Verblyden wy (zeght Paulus) in charitate
Die niemandt veriont goet.
Ga naar voetnoot445-7
Hope der ghenaden.
Troost haudt in state
Ons, dat wy hopen noch te ghebruuckene
450[regelnummer]
De glorye Godts.
Ga naar voetnoot448-0
Mensche.
My te ontluuckene
Roert tqwaet, gheneghen mijnder broosscher iueghden,
Ieghen daffeccye en wille tot dueghden,
Maer mijn hope moghenze niet te neder slaen.
Ga naar voetnoot451-4
| |
[pagina 78]
| |
Hope der ghenaden.
455[regelnummer]
Al die tuwer rechter zyde neder staen,
Ga naar voetnoot455
Can hope verwinnen.
Schriftuerlic troost.
Maerkelic was ontdaen
Zacharye, dat voor den ijnghel des Heeren
Stondt Iesus, de groote priester, zo wy leeren
460[regelnummer]
Ende Sathan tzijnder rechter zyde
Om vyandtschap te doene.
Ga naar voetnoot457-1
Hope der ghenaden.
Ghy vechter blyde,
Clemt deze vijf trappen, ghy zult verhooght wezen,
Midts Godts gracye; nu hoortse vertooght lezen:
Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Eerst es ieghenwoordighe tribulacye,
Dander pacyencye in temtacye,
De derde prouvijnghe in stempeest storye,
De vierde hope en de vijfste glorye.
Ga naar voetnoot465-8
Haudt in memorye.
Mensche.
470[regelnummer]
Troostighe victorye
Ga naar voetnoot470
Verleene my Godt, wanneer ic staerven zal.
Maer Heere, belght niet, wy moghtent bederven al,
Duer tghetal te gane hier baerblijckelicxt.
Ga naar voetnoot472-3
Tooght hier figuereelicxt, autentijckelicxt:
Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Welcke de mensche staervende meesten troost es,
Zoot nu begloost es.
Ga naar voetnoot476
| |
[pagina 79]
| |
Schriftuerlic troost.
Dit mijn propoost es.
Zo Christus met tsware cruce gheladen ghijngh
Wter poorten, daer an zonder mesdaden hijngh,
Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Wiens zuver doodt ons besmette doodt verzoende,
In tsghelijcx niemandt zy andersins bemoende,
Of hy moet zijn cruce buten tcasteel draghen
Van tbroosch vleesch ende naer gheen appeel vraghen,
Maer zijn zonden crucen, tvleesch te doen stervene.
Ga naar voetnoot481-4
485[regelnummer]
Den meesten troost staet zulcken te verwaervene.
Comt alle (zeght Christus) die zijt waerckende
Ende verladen, ic bent al anmaerckende.
Ic zal u verzoeten van tlast en smerte.
Ga naar voetnoot486-8
Hope der ghenaden.
Al die deze hope hebben in therte,
490[regelnummer]
Hy zalight hem in Christus wien zalighheyt es,
Zeght sint Ians Epistele.
Ga naar voetnoot489-1
Mensche.
Ons dralighheyt es
Te langh, laet volghen de qwaerte, zoot toch betaemt.
Ga naar voetnoot492-3
Ga naar margenoot+
Figure.
Ga naar voetnootFigure:
☞ De moeder met haren 7. zonen ghevanghen werden voor Anthiochus gheleedt om te dodene. De eerste zone met een rolle: Quid queris et quid vis discere a nobis? Parati sumus mori magis quam patrias et Dei leges praevaricari. De 2. met een rolle: Tu quidem, scelestissime, in praesenti vita nos perdis. De 3: E coelo ista possideo, sed propter dei leges nunc haec ipsa despicio, quoniam ab ipso me ea recepturum spero. De 4: Potius est ab hominibus morti datos spem exspectare a deo, iterum ab ipso resuscitandos. De 5: Noli putare genus nostrum a deo esse derelictum. De 6: Nos propter nos metipsos hoc patimur peccantes in deum. De 7: Et hic mundus obiit, per omnia in domino confidens. De moeder: Mater bonorum memoria digna, quae praeeuntes septem filios sub unius diei conspiciens tempore, bono animo ferebat, propter spem quam in deo habebat. 2 Machabeorum 7. Schriftuerlic troost.
Tvertoogh werdt de moedere Machabea ghenaemt,
495[regelnummer]
Met haer kinderen, zeven knechten, verzaemt
Staende voor Antiochum arguwerende,
Van tgheloove haers auders niet afkerende;
Ga naar voetnoot495-7
Diesse de conijngh wreedich al ter dood brochte.
Maer elc zijn hope vast inden noodt cnochte
500[regelnummer]
An Gode, niemandt dochte om afgryzijnghe,
Dan ghetroost up Godt thaerlieder verryzijnghe,
Maecten veriolyzijnghe.
Ga naar voetnoot499-2
| |
[pagina 80]
| |
Hope der ghenaden.
Doet bewyzijnghe,
Up dat alle menschen hier verwerven zauden:
505[regelnummer]
Welc troost meest mochte in haer sterven hauden.
Ga naar voetnoot503-5
Mensche.
Deze Machabein dus wel derven wauden
Tverganghelic leven, hopende naer dit leven
Zonder begheven van Gode zijn verheven.
Ga naar voetnoot508
Al wast dat tlichame zulc fel lyden smaecte,
510[regelnummer]
Hoopten dat tzelve lichaem verblyden naecte.
Deze figure ons trechte bewyzen somt,
Dat in Godt sterven een troostich verryzen comt.
Ga naar voetnoot511-2
Dus Heere, zallic noch hopen, laet my weten,
By de doodt verbeten?
Ga naar voetnoot514
Schriftuerlic troost.
515[regelnummer]
Een herte versleten
Ende verootmoedight zal Godt niet versmaden.
Ga naar voetnoot515-6
Bekendt u zonden, beweent u mesdaden.
Noch zijt ghy een huercnape hier slavende,
Werckt in Godts wijngaert naerstigh totten avende;
520[regelnummer]
Die late ter huere comt werdt vulloont noch.
Ga naar voetnoot518-0
Maerct an de moordenare, hy wiert ghecroont, och,
Stervende met een rauwich herte ontloken.
Ga naar voetnoot521-2
Hope der ghenaden.
O hoopt vast upden heere; van hem staet ghesproken
Zegghende: ic en ghaere niet deeuwighe doodt
525[regelnummer]
Vanden zondighen mensche, maer met leetschap groot
Dat hy keere en leve.
Ga naar voetnoot524-6
| |
[pagina 81]
| |
Mensche.
Ons vry eyghen noodt
Eyst beschuldigh, dat wy in waenhope vallen,
Ga naar margenoot+
Zoo Caym en Iudas deden.
Ga naar voetnoot527-9
Schriftuerlic troost.
530[regelnummer]
Voor ons allen
Zeght Augustinus: dat zulc een mesdadigh bat,
Moordenare ende een groot beladigh vat,
Qwijtscheldijnghe zo late vercreegh stervende,
Texempel eyst; sghelijcx van Godt verwaervende
Ga naar voetnoot531-4
535[regelnummer]
Werdt elcken, ic en zeght stomme noch doove;
Ga naar voetnoot534-5
Want twelc hem ghebuerde duer zijn gheloove,
Dat comt ons duer hope ooc ten oorboore
Ga naar voetnoot537
Van grooten trooste.
Mensche.
Ic nu mijn tresoor hoore
Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Waer up ic stervende mijn meesten troost stelle.
Hope der ghenaden.
Met Godt te levene
Mensche.
Mijn propoost spelle.
Ga naar voetnoot542
Schriftuerlic troost.
Godts gracye zal waercken
Mensche.
Te mynen labuere,
Ga naar voetnoot544
Hope der ghenaden.
545[regelnummer]
Hope verstaercken
| |
[pagina 82]
| |
Mensche.
In mijn staervendende huere;
Ga naar voetnoot546
Schriftuerlic troost.
Godt en mensche reene
Hope der ghenaden.
Roupet al tzijnder feeste,
Mensche.
In hem hopic alleene.
Schriftuerlic troost.
550[regelnummer]
Smaect dit ten keeste.
Ga naar voetnoot550
Voor troost de meeste in tstaervens beluucxsele
Ga naar voetnoot551
Werdt hope vast, om tGoddelic ghebruucxsele
Aenschijn in aenschijn claer toorboorne,
Ga naar voetnoot552-3
Waer in verblyden alle Godts vercoorne.
555[regelnummer]
Keert u, verloorne, tuwen behoedere
Iesum Christum, ons been, vleesch en broedere;
Ga naar voetnoot556
Hy es ons troost, hem onze refuge lezen,
Ga naar voetnoot557
Als Godt en mensche zal hy ons iuge wezen,
Levende, doode; naer de bewyzenesse
Ga naar voetnoot558-9
560[regelnummer]
Hy es ons leven, doodt en verryzenesse.
Ga naar voetnoot559-0
Tonzer verblydenesse Christus ghewrocht heift,
Met zijnder doodt twee doden ons afghecocht heift.
Ga naar voetnoot561-2
Vreest niet om staerven, die hier prezent terden,
Ter zaligheyt moeste een instrument werden
Ga naar voetnoot563-4
565[regelnummer]
Om te commene in deeuwighe glorye.
Dats de natuerlicke doodt, prent in memorye;
Christus doodt in u doodt; dan zo van zonden doot
Ga naar voetnoot566-7
Mueght verryzen met hem duer zijn wonden root,
Midts gave ghevonden groot.
Ga naar voetnoot569
| |
[pagina 83]
| |
Mensche.
570[regelnummer]
Toorconden bloot
Toeght my den meesten troost te vercryghene
In Christo Iesu, midts hem toe te nyghene,
Ga naar voetnoot570-2
Om te verwaervene zijn eeuwyghe rijcke.
Ga naar voetnoot573
Hope der ghenaden.
God maecte den mensche vander aerden slijcke,
575[regelnummer]
Ende onzer ghelijcke bin swaerelts dijcke
An nam wt liefden ons menschelicke forme,
Van Maria reyn wierdt staervelic worme.
Ga naar voetnoot574-7
Elck waerpe tanckere (van zijn staervende storme)
Van hope in Christum midts u beslaven al;
580[regelnummer]
Elck zijn meesten troost in hem behaven zal.
Ga naar voetnoot579-0
Schriftuerlic troost.
Leert staerven,
Mensche.
Voor tstaerven,
Hope der ghenaden.
Eermen begraven zal.
Schriftuerlic troost.
Hope stijft,
Mensche.
585[regelnummer]
Als therte beschrijft
| |
[pagina 84]
| |
Hope der ghenaden.
Godts helyghe greffijnghe.
Ga naar voetnoot584-6
Hope der ghenaden.
Zijns beseffijghe.
Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Laett danc zijn hier ‘Altoos doende’ van
Leffijnghe.
Ga naar voetnoot590
Finis.
|
|