De Gemeenschap. Jaargang 17(1941)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 443] [p. 443] Gustaaf Falke Jesus op den Olympus Vertaald door Carel Hildesheim. Zij zaten, en lagen aan op hun brassers-sponden. Geheven beker werd Uitdagend rondgereikt. Zeus zetelde oppermachtig in der goden kring. Daar trad Hij binnen, Die de menschen Jesus noemden, Zij verstomden, en wendden verwonderd hun hoofden. En Zeus schrok op in zijn wolkenpaleis. Er straalde een lichtglans van den vreemdeling uit. Een vuur. En hij bevroedt, voor deze vlammen Stort zijn godenheerlijkheid ineen ... Verachtelijk glimlacht Venus naar den gast. Naar den bleeken mageren jongeling, dien zij haat. De god van jammer en ellende met zijn dulderstrekken. Terzijde staande en eenzaam bij de anderen. Niemand wil hem dienen. Slechts Bacchus, dronken, heft de schaal omhoog, stamelt Een welkom. Een spottend gelach klinkt hel op. De schaal zwaait heen en weer, morst wijn ter aarde, Doch Jesus zwijgt in sprekend zwijgen, Strekt in afwerend gebaar de handen uit. Hij zwijgt en buigt zich. Aan Zijn voeten ligt, Het teedere lichaam deemoedig tegen hem aangevleid, Vervuld van ootmoed, Psyche. Het wordt stil in de zaal. Zij ligt daar en kust het bloedig wondeteeken. Vorige Volgende