Toen besloot hij als offer aan de heilige rechten der gastvrijheid zijn zonen te dooden. Hij ging naar buiten en riep de beide knapen ...
En opnieuw bood hij zijn gast het gerecht aan, waarom deze had gevraagd. Maar hij bood het aan met een gezicht, dat hij hield afgewend, opdat de vreemdeling zijn tranen niet zou zien, want in het gerecht waren de harten van zijn beide gedoode kinderen.
De engel nu wist alles. Hij zette zich aan tafel, maar deed alsof hij nog even wilde wachten, en zei:
- Gij hebt twee zonen, niet waar, roep hen, opdat wij allen gezamenlijk eten.
Toen hoefde de roover het gelaat niet meer af te wenden om zijn tranen te kunnen verbergen. Hij barstte in snikken uit en bekende, dat hij, behalve de vijf geslachte geiten, geen dieren had, en dat hij het verlangen van zijn gast, een gerecht van zeven harten te eten, slechts had kunnen vervullen door den dood van zijn twee zonen.
De engel deed alsof hij zeer ontstelde. Met toornige stem zei hij:
- Breng mij bij de gedoode kinderen!
De roover bracht hem in een zijvertrek, daar lagen de ontzielde lichamen van de twee knapen. De engel naderde hen, strekte beide armen over de lichamen uit, het was alsof bij bad, toen maakte hij over de beide kinderen een kruisteeken. En tot de onmetelijke vreugde en verbazing van den vader stonden de knapen op, gezond en blozend, alsof zij opstonden uit een slaap, die hen had verkwikt. De engel ging de deur uit, de roover, met zijn twee zonen in de armen, rende hem na, maar toen zij buiten kwamen was de engel verdwenen. Voor hun oogen echter graasden weer hun vijf geiten. En toen zij weer naar binnen waren gegaan en bij de tafel kwamen, waar de bezoeker had aangezeten, zag de vader, dat het gerecht der zeven harten er niet meer was, de schotel was leeg.