De Gemeenschap. Jaargang 17(1941)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Anton van der Vet In memoriam Nu de regen weer slaat aan het raam en de wind gilt als 't metaal gilde hoor ik in den schemer je naam. Er schaaft een tak langs het raam. Is het je vinger, die trilde toen je voor 't eerst het gelaat van een mensen tegenover je zag? Je was pas acht weken soldaat, je lag naast mij onder den zerk. Wij waren één dag kameraad. De begraafplaats lag zwaar onder vuur. Je zei: Ik word gauw twintig jaar. Mijn moeder woont in Ridderkerk. Toen sloegen er kogels in 't steen. Eén siste laag over ons heen. Je zei: 't Wordt hier nogal zuur. O moeder - 't Was al voorbij, Hard bonsde je helm op een kei. Nog geeselt de regen mijn ruit en de takken beroeren het raam. En de wind, die de kieren door fluit gilt voortdurend, voortdurend je naam - Je bent met zoovelen gegaan en ik bleef alleen met mijn leed waar geen levende iets van weet, dat een Doode alleen kan verstaan. Vorige Volgende