De Gemeenschap. Jaargang 17(1941)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] Anton van der Vet Kranslegging De compagnieën stonden aangetreden. De kolonel las op, met onbewogen hand: ‘Zij leefden kort, maar stierven voor het Vaderland. Zij hebben, mannen, niet voor niets gestreden.’ Wij naderden de kleine, witte kruisen. Jonge soldaten droegen bloemenkransen aan. De kolonel ging naast de versche graven staan. Ver weg blonk avondrood tusschen de huizen. Mijn makkers liggen hier, zij zijn gevallen en ik bleef leven, ik zie nog het avondrood. Weer spreekt de kolonel. Wat weet hij van den Dood? Een schaduw blijft. En die vervolgt ons allen. Want wie zijn makkers om zich heeft zien sterven en niet beseft, waarom hij ander lot verdient wordt nimmer meer de oude, opgeruimde vriend. De Dood kleurt hem voorgoed met vale verven. Vorige Volgende