| |
| |
| |
Mr. D. van Deurne
Franciscanessen in Nederland
Indien de vele zusters Franciscanessen tegenwoordig iemand dankbaar moeten zijn, dan voorzeker pater drs. Gerlach O.F.M. Cap., want hij gebruikt zijn mooi tijdschrift Franciscaansch Leven niet op de laatste plaats om de geschiedenis der Nederlandsche Franciscanessen te beschrijven. Behalve kleinere artikelen, gewijd aan de congregaties van Bennebroek, Denekamp enz., maakte hij van een aflevering reeds minstens vijfmaal een flink gedenkboek, waarin voorname congregaties gehuldigd werden, meestal naar aanleiding van het honderdjarig bestaan. Voorop ging de congregatie der Penitenten Recollectinen van Roosendaal (Charitas), die in 1934 haar eerste eeuwfeest vierde. Volgde het jaar daarop de congregatie van Heijthuisen, in 1938 verschenen twee mooie gedenkboeken: dat ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan der Penitenten Recollectinen te Bergen op Zoom (blz. 37-187) en dat bij het eerste eeuwfeest der Penitenten Recollectinen te Oudenbosch (182 blz.). Heeft pater Gerlach zijn hart verpand aan de indirecte volgelingen van moeder Johanna van Jezus en den Minderbroeder Petrus Marchant, die in het begin der zeventiende eeuw de congregatie der Penitenten Recollectinen stichtten, welke congregatie volgens mij teruggaat tot de middeleeuwsche Tertiarissen, die van Dongen moeten hem wel het dierbaarst zijn, want zij kregen zoo pas een gedenkboek van niet minder dan 380 bladzijden, rijker geïllustreerd dan de vorige geschriften.
Na een inleiding van Z.H. Exc. Mgr. P. Hopmans, geestelijk bestuurder der Dongensche congregatie, verhaalt pater Gerlach uitvoerig in zeventien hoofdstukken haar ontstaan, ontwikkeling, uitbreiding en lotgevallen.
| |
| |
Heeft men dit boek gelezen, dan erkent met gaarne, dat de bekwame schrijver het terecht ‘een bijdrage tot de geschiedenis van de emancipatie der Katholieken in Nederland’ noemt.
Reeds in de vijftiende eeuw werkten Grauwzusters, eveneens Tertiarissen, te Leuven. In 1696 konden zij zich onder de rechtsmacht stellen van pater Cornelius de Vroom, provinciaal der Nederduitsche Minderbroeders Recollecten, en namen zij - het spreekt voor den geschiedkundige van zelf - de hervorming van de Penitenten Recollectinen aan. Streng was de leefwijze, geheel overeenkomend met die van de Recollecten. Rustig beoefenden de zusters de boetvaardigheid en onderhielden zij het slot, totdat de Oostenrijkers ZuidNederland inpalmden. Heeft de keizer-koster Jozef 11 haar klooster bij uitzondering niet opgeheven, de Franschen, die de leuze van vrijheid, gelijkheid en broederschap iederen dag verloochenden, onteigenden het klooster eenvoudig en dreven de brave Zusters als een troep gevaarlijke misdadigsters de stad uit. Na hier en daar onderdak genoten en avontuurlijke zwerftochten door Brabant gemaakt te hebben, vestigden eenige Penitenten Recollectinen en Augustinessen (Witte Vrouwen), die insgelijks buiten de Leuvensche stadspoorten gezet waren, zich in 1801 te Dongen, waar de congregatie thans nog haar moederhuis heeft. De Capucijn Linus van S. Oedenrode en de beroemde Anthonius van Gils traden in die uiterst moeilijke dagen als de raadgevers van de arme Zusters op, bij wie de verdreven Augustinessen zich voor altijd hadden aangesloten en dus ook dochters van S. Franciscus werden. De Dongensche Franciscanessen en pater Gerlach schijnen 1801 als het stichtingsjaar dezer congregatie te beschouwen. Dit is toch met een korreltje zout te verstaan. De Penitenten Recollectinen stammen wel degelijk van de Zusters af, die ongeveer twee eeuwen vroeger in het dorp Limburg bij Luik de hervorming der Minder- | |
| |
broeders Recollecten hadden aangenomen. Bovendien was het
Leuvensche klooster niet uitgestorven, maar na vele wederwaardigheden naar Dongen verplaatst. Vandaar dat ik in De Gemeenschap van Januari 1940 er den heer Rogier op wijzen moest, dat niet alleen het klooster der Norbertinessen te Oosterhout, maar ook de oude Penitenten Recollectinen zich onder Napoleon konden handhaven. Wil men echter 1801 als het stichtingsjaar der Dongensche congregatie verdedigen, dan blijft toch vaststaan, dat de zoogenaamde Associatie Van Werkhoven en Co, in 1822 door pater Wolff S.J. te Amersfoort gesticht, volstrekt niet de eerste congregatie van vrouwelijke religieuzen in ons land kan genoemd worden.
Na de vestiging in Dongen openden de zusters onder leiding van mère Constance aanstonds een pensionaat, dat tot heden een degelijk-katholieke opvoeding gegeven heeft aan vele meisjes van aanzienlijke families, niet alleen uit Brabant, maar vooral ook uit de beide Hollanden. Stippen wij hierbij aan, dat zeer vele zusters sedert 1801 eveneens juist in deze provincies en in Zeeuwsch Vlaanderen het ouderlijk huis verlaten hadden, terwijl slechts weinige uit de overige provincies afkomstig waren. Met moederhuis, pensionaat en scholen voor arme kinderen te Dongen stelde de congregatie zich tevreden, totdat er nahetherstel der kerkelijke hiërarchie betere tijden voor het Katholicisme in Nederland gekomen waren. Maar toen ging het ook aardig snel. Had zij vóór dien tijd het aanzien gegeven aan de congregaties van Penitenten Recollectinen te Etten en Roosendaal, die thans ook gezien mogen worden, in 1856 opende zij haar eerste succursaal te Oosterhout. Sedert dien zijn er 24 gevolgd, zelfs op Sumatra en Borneo, terwijl slechts één klooster, dat te Delfshaven, is opgeheven. Bovendien bezit zij een bloeiende kweekschool te Dongen zelf. Alom wijden de Zusters zich aan het onderwijs, terwijl zij hier en daar ook weeskinderen
| |
| |
(Steenbergen) en zieken in wijkverpleging verzorgen. Wat mij bij het lezen van dit en de andere gedenkboeken meermalen getroffen heeft, is het feit, dat bij verreweg de meeste Franciscanessen, in tegenstelling met de Zusters der Tweede Orde, niet veel van de Franciscaansche mentaliteit of, om met pater Gemelli te spreken, van het Franciscanisme valt te bespeuren. De ‘Bijzondere Regelen’ besprekend, welke de geestelijke bestuurder in 1855 aan de verschillende congregaties van Penitenten Recollectinen gaf, schrijft pater Gerlach ronduit, dat ‘het franciscaansche cachet (thans) niet weinig zoek was geraakt’ (blz. 217). De constituties, voorgeschreven door den medestichter en Minderbroeder Petrus Marchant, waren voortaan wel ‘overbodig’. Ook andere feiten wijzen op een gebrek aan Franciscaanschen geest. Zoo is eerst sedert 1934 één klooster (Steenbergen) aan S. Franciscus en sedert 1930 één (Oosterhout) aan S. Antonius toegewijd, die ook de patroon der Dongensche kweekschool is. Andere Heiligen der drie Orden schijnen de Zusters niet te kennen. Nauwelijks was Broeder Koenraad door den vorigen paus heilig verklaard, of de Capucijnen kozen hem tot patroon van hun nieuw klooster te Eindhoven, maar de Dongensche Penitenten Recollectinen hebben nog geen huis onder bescherming van S. Elisabeth van Thüringen of S. Lodewijk van Frankrijk gesteld, nogwel de patronen der Derde Orde. Men vindt in pensionaat (en kweekschool) successievelijk vijf broederschappen, maar de Derde Orde van S. Franciscus, toch in een klooster van Franciscanessen de eerst aangewezen godsdienstige vereeniging voor de kweekelingen, vindt men er niet. De Dongensche Zusters onderhouden ook weinig of geen betrekkingen met hun
medebroeders in S. Franciscus. Hoe anders te verklaren, dat pater Gerlach, die ontzettend veel heeft nagevorscht en eer te veel dan te weinig bizonderheden geeft, nimmer een Franciscaan of Capucijn heeft opgemerkt onder de vele
| |
| |
aanwezige geestelijken bij kerkelijke en kloosterlijke feesten? Zelfs de jaarlijksche retraite wordt niet geleid door een lid der Eerste Orde (blz. 233, 245, 273 en 276), - een zonderling verschijnsel, dat men bij meer Franciscanessencongregaties ontmoet. Op nog meer feiten en feitjes kan ik wijzen, doch genoeg. Moge de Francisaansche geest in de bloeiende Dongensche congregatie spoedig gaan leven tot eigen heil! Wellicht zullen de Zusters zich metterdaad dochters van Assisi's Arme gaan voelen, nu zij in de Indische Missie der Capucijnen werken en pater Gerlach op zoo schitterende wijze haar geschiedenis geschreven heeft.
Wij leven in een tijd van buitengewoon groote gebeurtenissen en begeerenswaardige hervormingen. Zoo moet het Nederlandsche volk, dat te veel versnipperd is, weer een ware eenheid gaan worden. Geldt dat ook niet van de Franciscanessen? Hoeveel congregaties er wel in Nederland zijn, weet ik heusch niet. Ik kan den bekenden Pius-Almanak gaan napluizen, maar vrees, dat dit jaarboek toch niet volledig is. Dit weet ik echter wel: De verschillende congregaties van Penitenten Recollectinen stammen direct of indirect van de congregatie van Limburg af, onderhouden nagenoeg dezelfde Statuten en dagorde, verrichten dezelfde bezigheden. En neem ik alle congregaties van Franciscanessen samen, dan kan ik ze tot vier groepen terugbrengen: Missiezusters als de Franciscanessen Missionarissen van Maria, Zusters, die zich hoofdzakelijk aan ziekenverpleging wijden zooals de Heerlensche congregatie, Zusters, wier voornaamste taak het onderwijs is, en Zusters, die een beschouwend leven leiden (o.a. Haren bij Megen). Zouden de congregaties, die feitelijk bij elkaar behooren, niet veel meer bereiken tot eigen heil en tot welzijn van het katholiek volksdeel, indien zij zich aaneensloten? Een vraag, die ik wel stellen, maar niet oplossen mag, omdat ik de bevoegdheid mis.
Indien de Zusters de eischen van onzen tijd gaan
| |
| |
begrijpen, zullen zij ook als Nederlanders voor den dag komen en dus de zeer vele Fransche omgangswoorden als mère, soeur, vicaire voor altijd afschaffen, om nog te zwijgen van al die Fransche kloosternamen, die menigmaal op potsierlijke wijze verhaspeld zijn. In de naamlijsten vind ik o.a. een Victoire, een Théophile, een Thérèse naast een TeresitaeneenTeresa(ditiseen Spaansche naam), een Nicolasine, een Jeanette en meer dergelijke. Heiligen, wier doop- of kloosternamen waren Chantal, Majella, Padua, Xaveria, Ligorie, Josepho, Luca, hebben niet bestaan. Dan moeten Nederlandsche Franciscanessen ze ook niet dragen, maar de kerkelijke namen aannemen, waaraan heusch geen gebrek is.
Mogen de Franciscanessen van Dongen, Roosendaal, Bergen op Zoom enz. weer in alle opzichten Nederlandsche kloosterlingen worden! |
|