De Gemeenschap. Jaargang 16(1940)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 621] [p. 621] Pierre van der Heyden Klaagzang van Sinte Anna ‘Droef zijn mijn dagen en mijn nachten, God, Nu de allerschoonste van mijn droomen Aan scherven viel, doordat een bitter lot Hem uit mijn handen heeft genomen. Ik heb geschreid, geroepen en gebeden Tot U, mijn God en hoog-verheven Heer: 'k Vernam van U geen antwoord hier beneden, Geen zachtste fluistering, geen enk'len keer. Of Gij mij al dien tijd vergeten hebt? Of zou 'k Uw woord en stem niet waardig zijn, Die God zijt, en volmaakt, en ongerept, En eeuwig schoon en zonder valschen schijn! Rond mij hoor ik duiven bij hun nesten Den roem verhalen van hun vruchtbaarheid, Zij melden het naar 't Oosten en naar 't Westen, Maar mij hebt Gij die vreugde niet bereid! Ginds loopt een moeder-schaap te blaten Tusschen wolkjes hemelblanke helderheid; 'k Voel mij weer eenzaam en verlaten, Want mij hebt Gij die vreugde niet bereid! Ver weg weet 'k stroomen snellen naar de zee, Dien klaren spiegel der oneindigheid; Zij draagt in diepen schoot haar rijkdom mee, Maar mij hebt Gij die vreugde niet bereid! [pagina 622] [p. 622] Heel de aarde zelfs is in bloei gegaan, Want Gij bepaalde zorgzaam hààr den tijd, Om uit slaap en dorheid op te staan, Maar mij hebt Gij die vreugde niet bereid! Ik weet niet, Heer, wat 'k tegen U misdeed, Dat Gij met Uwe goddelijke Hand Mijn ziel omkleed hebt met dit groote leed, Dat al mijn vreugde heeft verdreven, want: Droef zijn mijn dagen en mijn nachten, God, Nu de allerschoonste van mijn droomen Aan scherven viel, doordat dit bitter lot Hem uit mijn handen heeft genomen.’ (H. Levigne) Vorige Volgende