De Gemeenschap. Jaargang 16(1940)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 510] [p. 510] Helene Nolthenius De vrolijke vaart De zon had nog geen averij geleden, ze voer weer langs de hemelzee, en wolkls blije, blanke meeuwen, klapwiekten met haar mee. Ze bood de vreugde, in lichter land geladen, tot ruil voor 't leed dat zij verjoeg. Lichtschuim bespatte, aan lij en loevert, haar brave, brede boeg. 't Was zòveel licht, 't gleed door mijn open handen, 'k had niets waarin ik 't houden kon, geen ogen om te zien, geen woorden voor U meer, Eeuwige Zon ... Zomerstorm De wind was uit de zon geboren, een kolk van jong, uitbundig licht die in de avond werd bezworen, maar de aarde uit haar evenwicht gestoten had. Geen wou nog zwijgen, de beste wijsheid bleef een dans, en niemand hoefde op te stijgen langs sporten van zijn rozenkrans: Het was, of alll bovenkwamen, mee met de storm, elk als een kind dat niets meer hijgen wil dan: amen; wat het wou bidden zong de wind. Vorige Volgende