De Gemeenschap. Jaargang 16(1940)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 425] [p. 425] DE GEMEENSCHAP MAANDBLAD ONDER REDACTIE VAN: MR. LOUIS DE BOURBON, ANTOON COOLEN, ANTON VAN DUINKERKEN, JAN ENGELMAN, MARNIX GIJSEN, JAN VERCAMMEN EN C. VOS Jan Engelman In Memoriam H. Marsman Wanneer dit noodweer neemt een end en alles is geleden, 't kanon verstomd, de haat verstild, de mond weer lispelt: ‘Vrede!’, zal ik een dag ter deure gaan, omdat twee snelle voeten zich reppen achter 't open raam en ik een stem hoor groeten die klinkt als bellen in het haam, zoo zingend en zoo open, en zoo weldadig als de bron die uit de rots komt loopen. Dan gaat de wandlaar rap voorbij, mijn glimlach zal versterven: ùw stap klinkt nimmer meer voor mij, ik moet uw stemklank derven. Geen lichten meer van 't felle oog, geen drift en geen gebaren, geen vloek, bezwering of betoog, geen lachen te bedaren van wie zoo laag in aanzien hield die aan de wereld kleven, maar woedend met den engel streed en heilig prees het leven. [pagina 426] [p. 426] Waar zijt gij heen? Is uw nieuw rijk van licht vervuld of duister? Hebt gij den Vreemdeling gezien, nam Hij de laatste kluister van 't hart dat altijd heeft gesmacht, onwillig bij Zijn stempel, maar 't groot Verlangen niet ontging, te knielen in den tempel als krijgsknecht, als een goed soldaat of bij de harpenaren - hebt gij gezien? hebt gij gezien? hoe schreed Hij op de baren? Ik sluit de deur al, in den tijd krijg ik noch taal noch teeken, geen glimlach en geen oogenglans, geen hand, geen zacht ontweken en toch zoo diep gegund genot van vriendschap zonder vragen. Wij waren samen, 'k ben alleen, en enkel te beklagen is wie het late vuur niet zag waarin hij werd geboren: het water nam zijn lichaam op, zijn liederen zijn te hooren. Vorige Volgende