De Gemeenschap. Jaargang 16(1940)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 212] [p. 212] Helene Nolthenius Wanneer ge in Holland waart gekruisigd ... Wanneer Ge in Holland waart gekruisigd, viel de regen over Golgotha. Gethsemani was troosteloos, een gure, nog dode moestuin - Gij gingt terug langs de hoeve en de stille schuren naar Uw discip'len bij de ingangsbrug. Zij sliepen, geen wist van Uw sterven; alleen de oude kettinghond sliep niet, maar - wonder op onze erven! - hij kwispelde, en hield zijn mond. Wanneer Ge in Holland waart gekruisigd, dan was de weg naar Golgotha een karrespoor, één geul van slik geworden. De boer die helpen moest was kwaad, hij schopte met zijn klompe en morde; de modder spatte op Uw gewaad. De mensen spraken niet, ze stonden en keken met hun starre blik naar 't kruis, de doornen en de wonden, en hoe Gij drie maal vielt in 't slik. Wanneer Ge in Holland waart gekruisigd, was er geen héúvel Golgotha, maar 'n vlakte eindeloos, de kruisen waren drie telegraafpalen gelijk, zoals die over 't land heen staren tot aan de einders bij de dijk. De tijd die U te leven restte was zó stil in de duisternis: men hoorde de branding in het Westen die anders niet te horen is. [pagina 213] [p. 213] Wanneer Ge in Holland waart gekruisigd was, toen Gij stierft op Golgotha, het voorhangsel des tempels niet gebroken, ook spleet de aarde niet vaneen, maar 'n voorjaarsstorm was opgestoken, de Waal sloeg door haar dijken heen Toen weende er niemand U ter ere, zij snelden aan het kruis voorbij om 't water van hun land te keren; en kèèrden 't - en toen geloofden zij. (Lambert Simon) Vorige Volgende