zou ik niet gebaat zijn, als ik niet gebaat was geweest met mijn verlossing.
Maar laat niemand meenen, dat, na het aannemen van het lichaam, geheel het wezen der Godheid daarin zijn begrenzing vond. Er is zoo'n groot verschil tusschen den aard van het vleesch en de glorie der Godheid! Om u verkeert Hij in zwakheid, maar Zijn wezen is macht; om u verkeert Hij in armoede, maar Zijn wezen is rijkdom. Ga niet af op hetgeen ge ziet, maar bedenk, dat gij erdoor verlost wordt. Dat Hij in doeken gewikkeld is, ziet ge; dat Hij in den hemel aanwezig is, ziet ge niet. Ge hoort het schreien van het Kind, ge hoort niet het loeien van den os die zijn Meester herkent. Want ‘de os herkende zijn Heer en de ezel de krib van zijn Meester’.
Of zijn het geringe bewijzen voor Zijn Godheid, dat engelen Hem dienen, wijzen Hem aanbidden, bloedgetuigen Hem belijden? Hij wordt geboren uit den moederschoot, maar schittert vanuit den hemel. Hij ligt in een aardsche herberg, maar straalt in den vollen glans van het hemelsche licht. Een gehuwde vrouw heeft Hem ter wereld gebracht, maar een maagd heeft Hem ontvangen; een gehuwde vrouw heeft Hem ontvangen, maar Zijn moeder was een maagd.
En ook wat Sint Mattheus ons leert is geen gering geheim. Sint Lucas heeft gemeend dat stilzwijgend te moeten voorbijgaan, omdat het al voldoende was verhaald, in de overtuiging, dat hij al rijk genoeg zou zijn, als hij de eenige was, die zich de kribbe des Heeren had toegeëigend. Dit Kind dan, dat gij, ongeloovige, vrij onbeteekenend vindt, werd door wijzen, die uit het Oosten kwamen, over een zoo verren afstand gezocht. En neervallend aanbaden ze het, gaven het den koningstitel en beleden zijn toekomstige verrijzenis door uit hun schatten goud, wierook en myrrhe te offeren. Wat beteekenen deze gaven, geschonken door een oprecht geloof? Het goud was voor Zijn Koningschap,