De Gemeenschap. Jaargang 15(1939)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Math. Kemp De duistere drift ... en Hij had medelijden met de schare. Wat marterbont om het blanke lijfje ... In welke grot vindt men schooner wijfje? De berenjager doolt om haar heen ... ik wacht in de kloof met een scherpen steen. De koning der bergen bouwt gulden paleizen. Dra zal zijn gezant naar de kusten reizen ... Ik zag eens haar oogen en hoorde haar lach ... Voort, ruiters en schutters, bij nacht en dag! Hij redde mijn leven bij menigen aanval ... maar hij droomt van haar ... uit dien zaligen waan zal hij niet meer ontwaken ... men heeft hem bediend van Thracischen wijn ... mijn gast, mijn vriend! ‘Als Arthur en Roeland, zoo wil ik mijn meester’. Nu zeilt mijn galjoen op de witte zeester naar Mooren, Tartaren, naar oorlog en dood; om haar worden steppen en kloven rood. Is zij voor een zanger te hoog geboren? Toch hebben we ons lot aan elkander verloren. Ik zal haar verheffen in machtig lied dat kronen verduistrend door de eeuwen vliedt. Zij smaalde mij schamel aan torens en tinnen. Wij zullen voor haar nieuwe werelden winnen. Voor duizend het einde door giftpijl of speer? Dra leg ik een rijk voor haar voeten neer. [pagina 251] [p. 251] Op Spaanschen wijn wil ze spelevaren, dat volderskind!... Ach, die gulden haren, dat lachje, dat klinkt of een klokje luidt ... Al put ik de schatkist ten bodem uit ... Toen ik, onherkend door de voorstad liep, zong er een schorre stem: ‘wij verdorren van honger’. Dat wijt men aan mij, die de rijkste wil zijn, om de rijkste daarginder te noemen: mijn. Om haar wil ik vinden, beteugelen, binden de krachten van zeeën, vulkanen en winden; ik zal haar koopen, mijn bloed, mijn bloem, met schatten van goederen, geld en roem. Er blaat door de tijden een hooglied van sperma, en of ik naar magmakern, ijskap of ster ga, het teistert mijn ziel. Ik vermoed om wat Hij deernis óók met de schare had. (Charles Eijck) Vorige Volgende