leuke kapitein vandaag blijft, mag Sint Job weten ... Ook de kerels, die met hem staan te wachten, worden er helsch van. Zij durven niet hardop schelden, omdat dit misschien in de hut te hooren is, maar geven toch op hun duidelijkste manier te kennen, dat het erg lang duurt vandaag. Aanstonds vertrekt de boot weer als de ouwe nou nog even wegblijft, zegt er een, ze zijn daar al met lossen begonnen!
Nol kijkt op, tegelijk hoort hij den doffen bons van den eersten hap erts, die uit den grijper in den lichter stort, het brons-bruine stof vliegt op den wind voorbij. Er komt nog grootere spanning onder de wachtenden; Nol luistert toe naar een geheimzinnig gesprek, dat de twee dichtst bij hem staanden met elkaar voeren.
- Dadelijk komt de ouwe Pietje Bel terug, jongen, en dan zitten we geschoren!
- Neen, hij kan voorloopig nog niet terug zijn, dat bestaat niet, ik heb hem de boodschap van zijn schoonzoon gegeven, dat hij direct naar den overkant moest komen, omdat de Zweed nog wel een dik uur wegbleef!
- Maar met de ferry is hij zóó terug, als hij merkt dat er wat loos was ...
- Goed, maar die kapitein hier zal nou geen vijf minuten meer wachten!
Nol hoopt het ook, van harte zelfs. Zijn wensch wordt nu meteen vervuld: de hutdeur gaat open en de kapitein kijkt even naar de groep.
- O ja, eerst de orders voor de leveranciers, wie de eerste?
Nol schiet vooruit en geeft hem de kaart van zijn baas.
- Van Matteeuwse, zegt hij haastig, den scheepshandelaar. Hij is zijn zenuwen weer meester; buiten hoort hij het knersend geratel der grijpers aan de losbruggen, hij weet dat de kapitein nu haast heeft. Omdat hij denkt dat de ouwe twijfelt, zegt hij nog: We hebben u altijd geleverd; wat wil u vanavond nog aan boord hebben? Meer behoeft hij niet te zeggen, het is al goed: terwijl