De Gemeenschap. Jaargang 14(1938)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 551] [p. 551] Edgar Twello Uiteindelijk rijp Ik weet niet, wáár, wanneer ik dood zal gaan, Noch hoe de Nachtelijke Dief mij roven Van bij mijn liefsten zal. De Dood zal staan Te lachen aan mijn oor, en daar de schoven, - Groene en rijpe - tellen die ik bond En telkens met mijn stemmingen omwonden Heb opgetast. O heimelijk Verbond Van Dood en Leven, wie kan U doorgronden? De doden waren levenden als wij - Mogen de liefsten dan mijn dood beschreien? O God, hebt met Uw doolaard medelij! Als vroeg of laat mijn leven gaat betijen, Legt zacht Uw heil'ge Handen op mijn hoofd, Mij innig-strelend als een volrijp Ooft. Vorige Volgende